ECLI:NL:RBBRE:2005:AT3314
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit inzake arbeidsongeschiktheidsuitkering door onvoldoende medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 6 april 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een electromonteur/projectleider, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemers-verzekeringen (UWV) over de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO). Eiser had in februari 2003 zijn werkzaamheden gestaakt vanwege vermoeidheidsklachten gerelateerd aan hartproblemen. Het UWV had hem per 2 februari 2004 een uitkering toegekend, maar na bezwaar van eiser werd dit besluit door het UWV ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij door psychische klachten en noodzakelijke revalidatie geen duurzaam benutbare mogelijkheden had.
De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen onvoldoende onderzoek hadden gedaan naar de psychische belastbaarheid van eiser. De cardioloog Smedema had in zijn verklaring aangegeven dat eiser, hoewel hij fysiek in staat was tot matige arbeid, psychisch niet in staat leek om deze arbeid te verrichten. De bezwaarverzekeringsarts had deze conclusie genegeerd, wat de rechtbank als onvoldoende onderbouwd beschouwde. De rechtbank benadrukte dat het enkele feit dat de cardioloog geen psychiatrisch deskundige was, niet voldoende was om nader onderzoek achterwege te laten.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en droeg hen op om opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De rechtbank concludeerde dat het UWV de belangen van eiser onvoldoende had onderzocht en dat het besluit niet op een deugdelijke motivering berustte. Eiser had recht op een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, waarbij ook de psychische aspecten in acht genomen moesten worden.