ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9147

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
24 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03 / 839 GEMWT 03 / 840 GEMWT
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot handhaving Bouwstoffenbesluit door niet-belanghebbende

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 24 november 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging van ondernemingen van betonmortelfabrikanten in Nederland (VOBN) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De VOBN, eiseres sub 1, had op 6 en 15 mei 2002 verzoeken ingediend tot handhaving van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming met betrekking tot de nieuwbouw van een betoncentrale en een garage. De rechtbank oordeelde dat de VOBN geen rechtstreeks en persoonlijk belang had bij de handhaving van het Bouwstoffenbesluit, omdat haar statutaire doelstelling niet gericht was op milieubescherming. Hierdoor werd de VOBN niet aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de verzoeken van de VOBN geen aanvragen waren in de zin van de Awb, en dat de afwijzing van deze verzoeken door de gemeente Tilburg geen besluit was in de zin van de Awb. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van de bezwaren van de eisers. De rechtbank verklaarde het beroep van de eisers gegrond, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens werd de gemeente Tilburg veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in de zaak van
de Vereniging van ondernemingen van betonmortelfabrikanten in Nederland (VOBN) te Driebergen, eiseres sub 1,
Basal West B.V. te Tilburg, en Betonmortelfabriek Tilburg Bemoti B.V. te Tilburg, eisers sub 2,
gemachtigde mr. H.J. Breeman,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.
1. Het procesverloop
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 28 februari 2003 (bestreden besluit), waarbij hun bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 5 november 2003, waarbij aanwezig waren ing. M.P. van der Poel namens VOBN, bijgestaan door mr. V.T.T. Andriessen, en namens verweerder mr. O.P. de Gier.
2. De beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij brief van 6 mei 2002 heeft de gemachtigde van eisers namens - uitsluitend - VOBN verzocht om handhaving van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (Bouwstoffenbesluit) ten aanzien van de nieuw-bouw van een betoncentrale aan de Heliosstraat 4 te Udenhout in opdracht van Beter Beton B.V. en Vadestru B.V. (procedurenummer 03 / 840 GEMWT).
Bij brief van 15 mei 2002 heeft de gemachtigde van eisers namens - uitsluitend - VOBN verzocht om handhaving van het Bouwstoffenbesluit ten aanzien van de nieuwbouw van een garage aan de Kraaivenstraat te Tilburg in opdracht van Autobedrijf Van der Boom (procedurenummer 03 / 839 GEMWT).
Bij brieven van 11 juli 2002 heeft verweerder beide verzoeken afgewezen, omdat het Bouwstoffenbesluit naar zijn oordeel niet van toepassing is op het toegepaste betonmortel. Eisers hebben daartegen bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.2 Eisers hebben voor wat betreft het belang van VOBN aangevoerd dat VOBN door haar verzoeken om handhaving van het Bouwstoffenbesluit handelt conform haar statutaire doelstelling, te weten het zorgen voor het optimaliseren van de geboden kwaliteit van de bouwstoffen door de betonmortelindustrie in Nederland en dat zij er op deze manier voor waakt dat de milieu-hygiëne in Nederland van hoge kwaliteit blijft. De VOBN en het Bouwstoffenbesluit streven volgens eisers op basis daarvan hetzelfde doel na. Daarnaast is het stimuleren van een goede gang van zaken in de betonmortelindustrie een doelstelling van de VOBN, waardoor zij een groot belang heeft bij een goede gang van zaken in de betonmortel-industrie in Nederland. Basal en Bemoti, leden van de VOBN, hebben volgens eisers een concurrentiebelang in deze zaak en menen op basis daarvan ontvankelijk te zijn in hun bezwaar.
2.3 Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Alvorens beroep in te stellen, dient de belanghebbende bezwaar te maken tegen dat besluit (artikel 7:1, eerste lid, van de Awb).
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen (artikel 1:2, derde lid, van de Awb).
Onder aanvraag wordt op grond van artikel 1:3, derde lid, van de Awb verstaan: een ver-zoek van een belanghebbende een besluit te nemen.
2.4 De aanvrager van een besluit wordt ingevolge de Awb per definitie als belanghebbende aan-ge-merkt. In dit kader ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de brieven van de gemachtigde van VOBN van 6 mei 2002 respectievelijk 15 mei 2002 kunnen worden aangemerkt als aanvraag in de zin van de Awb.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat VOBN geen rechtstreeks en persoonlijk belang heeft omdat haar statutaire doelstelling een ander is dan het doel dat het Bouwstoffenbesluit beoogt te beschermen.
Het Bouwstoffenbesluit bevat nadere regelgeving ter uitvoering van de Wet bodembescherming, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Woningwet, deze laatste met het oog op het Bouwbesluit. Het Bouwstoffenbesluit heeft gezien de aanhef en de advisering tot doel de milieu-hygiënische randvoorwaarden te stellen aan het verwerken van bouwstoffen vanuit het oogpunt van bodem- en oppervlaktewaterbescherming. Bodem en oppervlaktewater kunnen aldus worden beschermd tegen verontreiniging door het contact van verontreinigende materialen uit die bouwstoffen met de bodem en het oppervlaktewater.
Uit artikel 3 van de statuten van VOBN blijkt dat zij ten doel heeft "het behartigen van de belangen van de leden en het stimuleren van een goede gang van zaken in de betonmortel-industrie in Nederland, waarbij het optimaliseren van de geboden kwaliteit voorop staat". Daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de VOBN de bescherming van het milieu nastreeft. Milieubescherming is hooguit een neveneffect van de verwezenlijking van de statutaire doelstelling van VOBN.
De VOBN heeft in dit geval derhalve geen rechtstreeks en persoonlijk belang bij handhaving van het Bouwstoffenbesluit. Dit betekent dat VOBN in het kader van de Awb niet als belanghebbende worden aangemerkt. Daaruit volgt dat de brieven van de VOBN van 6 mei 2002 respectievelijk 15 mei 2002 niet kunnen worden beschouwd als aanvraag in de zin van de Awb en dat de afwijzing daarvan niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. Tegen de brieven van verweerder van 11 juli 2002 kon derhalve op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb juncto artikel 7:1, eerste lid, van de Awb geen bezwaar en beroep worden ingesteld.
Het beroep van eisers op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 9 juli 2003 en 17 september 2003 wordt verworpen, omdat de betreffende beroepen niet alleen door VOBN zijn ingediend maar tevens door "andere" appellanten (de rechtbank kan uit de uitspraak zelf niet opmaken wie dat zijn), welke anderen kennelijk recht-streeks belanghebbenden waren, zodat niet uit te sluiten is dat in die uitspraken om proceseconomische redenen aan de ontvankelijkheid van VOBN geen aandacht is besteed. Aan het feit dat de uitspraken niet blijk geven van de bedoelde ambtshalve toetsing kan naar het oordeel van de rechtbank niet die betekenis worden gegeven die VOBN daaraan kennelijk gehecht wil zien.
Eisers sub 2, Basal B.V. en Bemoti B.V. zijn evenzeer niet-ontvankelijk in bezwaar omdat de brief van 11 juli 2002 waarbij de gevraagde handhaving is geweigerd geen besluit in de zin van de Awb is, zoals hierboven is overwogen.
2.5 Uit het voorgaande volgt dat verweerder de bezwaren van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, zij het op een onjuiste grond. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit dient te worden vernietigd, maar daarbij zal de rechtbank bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven.
2.6 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eisers te worden vergoed.
Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eisers, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld en gematigd op het hieronder opgenomen bedrag, gebaseerd op één procespunt, gezien de uitkomst van het geding.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het betreffende gedeelte van het bestreden besluit, maar bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
gelast dat de gemeente Tilburg aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 232,-- vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 322,--, te betalen door de gemeente Tilburg;
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Lagas, rechter, en in aanwezigheid van N.A. D'Hoore, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 november 2003.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.