ECLI:NL:RBASS:2012:BX3040

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
23 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
90881 / HA RK 12-4
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in een civiele procedure betreffende onteigening en geldelijke regelingen

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door drs. C. Atema van Stichting Bok-die-leit, op 11 januari 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van de meervoudige kamer van de Rechtbank Assen. Dit verzoek volgde op een brief van het Waterschap Hunze en Aa's van 22 december 2009, waarin een suggestie werd gedaan voor de terugverkoop van onteigende gronden. Verzoeker stelt dat de rechtbank hierdoor partijdig is en dat de rechters zich niet op enige wijze met de partijen mogen bemoeien, zoals vastgelegd in artikel 12 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie. De leden van de meervoudige kamer hebben echter aangevoerd dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend, aangezien de feiten en omstandigheden al bekend waren op het moment van de brief in 2009. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 en 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en geconcludeerd dat het verzoek niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet. Tevens is bepaald dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen. Deze beslissing is genomen om verdere vertraging in de procedure te voorkomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
zaaknummer / rekestnummer: 90881 / HA RK 12-4
Beschikking van de meervoudige kamer op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 23 februari 2012
in de zaak van
[VERZOEKER],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: drs. C. Atema (Stichting Bok-die-leit) te Sint Annaparochie,
1. De procedure
1.1. Verzoeker heeft bij brief d.d. 11 januari 2012 de wraking verzocht van de leden van de meervoudige kamer van de rechtbank die het bezwaar behandelt van verzoeker tegen de lijst der geldelijke regelingen in de herinrichting Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën. Het betreft mr. J. van der Vinne, mr. H. Wolthuis en mr. M.E. van Rossum.
1.2. De leden van de meervoudige kamer hebben bij brief d.d. 8 februari 2012 inhoudelijk gereageerd, laten weten geen aanleiding te zien in de wraking te berusten en geen behoefte te hebben mondeling te worden gehoord.
1.3. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld te reageren op de brief van de meervoudige kamer. Dit heeft hij gedaan bij brief d.d. 14 februari 2012.
2. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker stelt - samengevat - dat de rechtbank aanstuurt op een uiteindelijke oplossing van het geschil die in het voordeel van tegenpartij(-en) en derhalve in het nadeel van verzoeker zal moeten uitvallen. Hij stelt daartoe dat uit de brief van het Waterschap Hunze en Aa's d.d. 22 december 2009 aan zijn gemachtigde blijkt dat de rechtbank de suggestie tot terugverkoop van reeds onteigende gronden onder voorwaarde tot instemming met het vestigen van een beperkt goedenrechtelijk recht van erfdienstbaarheid heeft gedaan en dat die suggestie door het Waterschap is overgenomen. De leden van de meervoudige kamer hebben daarmee art. 12 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, dat rechterlijke ambtenaren verbiedt zich op enige wijze in te laten met partijen c.s. over enige voor hen aanhangige geschillen, geschonden. Verzoeker verzoekt daarom de rechters van genoemde meervoudige kamer van de zaak te ontheffen en andere rechters aan te stellen/aan te wijzen die zijn vertrouwen, bevestigd door hun handelswijze, kunnen wegdragen.
3. Het standpunt van de leden van de meervoudige kamer
3.1. De leden van de meervoudige kamer voeren aan dat het verzoek reeds afgewezen dient te worden, nu de reden tot wraking is gelegen in een brief van het Waterschap aan de heer Atema van 22 december 2009. Het verzoek dateert van 10 januari 2012, zodat het verzoek niet is gedaan "zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden".
3.2. De leden van de meervoudige kamer voeren verder aan dat de heer Atema ter zitting van 7 november 2007 te kennen heeft gegeven dat verzoeker van de onteigening afwilde en dat het Waterschap het maar op een ander manier moet regelen. Ook zijn buren hechtten aan het behoud van hun grond. Dat tijdens (een van de) mondelinge behandelingen is nagegaan of het Waterschap daaraan zou willen meewerken, ligt dan ook in de rede en getuigt niet van partijdigheid. Het was een suggestie aan de reclamanten en het Waterschap om het onderling eens te worden, welke suggestie geheel in overeenstemming was met hetgeen verzoeker toen wenste, namelijk behoud van zijn grond.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van art. 36 Rv. kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden (art. 37 Rv.).
4.2. De wrakingskamer is van oordeel dat de feiten en omstandigheden, die aanleiding vormen voor het verzoek tot wraking (zoals hiervoor onder r.o. 2 genoemd), reeds na ontvangst van de brief d.d. 22 december 2009 bekend zijn geworden. Het verzoek tot wraking is dan ook niet gedaan zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden. In zijn reactie stelt de gemachtigde van verzoeker weliswaar dat het verzoek zo snel mogelijk is ingediend nadat hem bekend was geworden wat de betreffende feiten en omstandigheden, zoals die zijn beschreven in de brief van 22 december 2009 in het licht van art. 12 Wet RO inhielden en welke juridische en wettelijke betekenis daaraan moet worden toegekend. De wrakingskamer is echter van oordeel, dat mede gelet op het feit dat verzoeker ten tijde van de brief dezelfde gemachtigde had en de brief aan die gemachtigde was gericht, een termijn van ruim twee jaar daarvoor te lang is. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend, zodat verzoeker niet-ontvankelijk is.
4.3. Naar het oordeel van de rechtbank kan een behandeling ter zitting van het wrakingsverzoek achterwege blijven, nu een zitting is bedoeld voor een debat over de gegrondheid van het verzoek. Het wrakingsverzoek blijft hier al steken in de fase van de ontvankelijkheidsvraag, zodat een debat over de gegrondheid van het verzoek niet aan de orde komt (vgl. concl. AG in NJ 1999, 271). Hierbij wordt in aanmerking genomen dat verzoeker in de gelegenheid is gesteld zich schriftelijk uit te laten over de ontvankelijkheid.
4.4. Verzoeker heeft gemeld - voor het geval geoordeeld wordt dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend - onder verwijzing naar een uitspraak van het Hof Arnhem (9 juli 2008, LJN BD9747) - dat hem een voortgang in de vorm van een klacht over partijdigheid van de meervoudige kamer de aangewezen weg lijkt.
Gelet op het bepaalde in art. 7 tweede lid onder b van de klachtenregeling van de rechtbank Assen, inhoudende dat klachten over gedragingen die langer dan een jaar voor indiening van de klacht hebben plaatsgevonden niet in behandeling hoeven te worden genomen, ziet de wrakingskamer geen aanleiding het wrakingsverzoek als klacht door te geleiden naar het gerechtsbestuur.
4.5. De zaak met zaaknr. 65131 is in het stadium dat vonnis kan worden gewezen. Nu er in deze zaak reeds twee wrakingsverzoeken van verzoeker zijn behandeld, zal de wrakingskamer - om verdere vertraging in de procedure te voorkomen - bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen (art. 39 lid 4 Rv.).
5. De beslissing
De rechtbank
1. Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.
3.Bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking van de rechters niet in behandeling wordt genomen.
4. Beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoeker, Dienst Landelijk Gebied, Waterschap Hunze en Aa's, en de rechters mrs. J. van der Vinne, mr. H. Wolthuis en mr. M.E. van Rossum.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Duinkerken, mr. J.L. Boxum en mr. W.P. Claus, bijgestaan door mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff, griffier, uitgesproken op 23 februari 2012 en ondertekend door mr. Duinkerken en de griffier voornoemd.