ECLI:NL:RBASS:2012:BW8893

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
15 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
92814/ HA RK 12-59
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft verzoeker op 15 mei 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter in een lopende procedure met nummer 343190 / MB VERZ 12-45. Verzoeker stelt dat de kantonrechter partijdig is, omdat hij een vordering tegen justitie niet in de procedure betrekt, wat verzoeker als discriminatie ervaart. Hij wijst erop dat de kantonrechter niet bevoegd is om over bedragen boven de € 25.000,00 te oordelen, en dat het Openbaar Ministerie (OM) de rechtsgang beïnvloedt door het niet inhoudelijk behandelen van bezwaren als de boete niet binnen 14 dagen wordt betaald. De kantonrechter heeft in een brief laten weten niet in de wraking te berusten en geen behoefte te hebben om gehoord te worden. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 30 mei 2012.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De wrakingskamer oordeelt dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen uitzonderlijke situatie opleveren die de vrees voor onpartijdigheid van de kantonrechter rechtvaardigt. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het tegendeel. De beslissing van de kantonrechter om de vordering van verzoeker tegen justitie niet te betrekken in de procedure wordt als een processuele beslissing beschouwd, waaruit geen partijdigheid blijkt. Ook de verplichting voor verzoeker om de boete voorafgaand aan de behandeling van zijn beroep te betalen, doet niets af aan de onpartijdigheid van de kantonrechter. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van onpartijdigheid en wijst het wrakingsverzoek af.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 92814 / HA RK 12-59
Beschikking van de meervoudige kamer op het verzoek tot wraking ingevolge art. 8:15 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht van 15 juni 2012
in de zaak van
[VERZOEKER],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
verschenen in persoon.
1. De procedure
Verzoeker heeft bij ter zitting d.d. 15 mei 2012 de wraking verzocht van
[de rechter], kantonrechter, in de zaak met nummer 343190 \ MB VERZ 12-45. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. De rechter heeft bij brief d.d. 15 mei 2012 laten weten niet in de wraking te berusten en geen behoefte te hebben te worden gehoord. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 mei 2012.
2. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker legt aan zijn verzoek - samengevat - ten grondslag dat de kantonrechter de vordering die hij heeft op justitie niet in deze procedure betrekt, waardoor hij zich gediscrimineerd voelt. Omdat het bedrag hoger is dan € 25.000,00 is de kantonrechter niet bevoegd daarover te oordelen. Dat moet de arrondissementsrechtbank doen.
Verzoeker heeft daar ter zitting nog aan toegevoegd dat het OM de rechtsgang beïnvloedt doordat het bezwaar niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen als je niet binnen 14 dagen de boete betaalt. Hierdoor is er geen sprake van onpartijdigheid van de kantonrechter.
3. Het standpunt van de kantonrechter
De kantonrechter heeft in haar brief meegedeeld dat zij niet berust in de wraking, omdat de door verzoeker aangevoerde gronden haar daartoe geen aanleiding geven.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van art. 8:15 Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.2. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder r.o. 2 weergegeven leveren naar het oordeel van de wrakingskamer niet een uitzonderlijke omstandigheid op die grond geeft te vrezen dat het de kantonrechter van wie de wraking wordt verzocht aan onpartijdigheid ontbreekt. Evenmin is ten aanzien van verzoeker de schijn van partijdigheid gewekt. De beslissing om de vordering van verzoeker tegen justitie niet te betrekken in de kantonzaak is een processuele beslissing waaruit naar het oordeel van de wrakingskamer geen partijdigheid of de schijn van partijdigheid blijkt. Er is bovendien geen wettelijke grondslag die kan bewerkstelligen dat in het kader van de behandeling van een zaak op grond van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (Wahv) eveneens een civielrechtelijke vordering wordt betrokken.
4.3. Dat verzoeker voorafgaande aan de behandeling van zijn beroep de boete diende te betalen, hetwelk is gebaseerd op art. 11 Wahv, doet aan de onpartijdigheid van de kantonrechter, die dat beroep behandelt, niet af.
4.4. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt de wrakingkamer tot de conclusie dat niet is gebleken van het ontbreken van onpartijdigheid van de kantonrechter. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
1. Wijst het verzoek tot wraking af.
2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
3. Beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoeker, de rechter [de rechter] en de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Läkamp, mr. H.H.A. Fransen en mr. J.L. Boxum, bijgestaan door mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2012 en door mr. Läkamp en de griffier ondertekend.