ECLI:NL:RBASS:2011:BV0352

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
27 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
89644 - HA RK 11-206
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure betreffende pachtkamer

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 27 december 2011 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P. Stehouwer. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de voorzitter en de deskundige leden van de pachtkamer van de rechtbank. Verzoeker stelde dat de pachtkamer niet onpartijdig was, onder andere vanwege de vragen die de voorzitter had gesteld tijdens een eerdere zitting en de beslissing om de wederpartij een termijn te geven voor het indienen van een conclusie van antwoord. Verzoeker vreesde dat de hoofdzaak niet onafhankelijk en onpartijdig behandeld zou worden.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling en de mogelijkheid voor de wederpartij om een conclusie van antwoord in te dienen geen blijk gaven van partijdigheid. Ook de nevenfuncties van de voorzitter en de deskundige leden gaven geen aanleiding om aan hun onpartijdigheid te twijfelen. De wrakingskamer benadrukte dat een lid van de pachtkamer wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid en dat het verzoek tot wraking derhalve niet kon worden toegewezen.

De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het proces in de hoofdzaak kan worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn geïnformeerd over de uitkomst.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK ASSEN
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 89644/HA RK 11-206
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek tot wraking van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
in de procedure aanhangig bij de pachtkamer van de sector civiel/ kanton van deze rechtbank, tussen [verzoeker] en [wederpartij] in de procedure met zaak-/rolnummer 321052/CV EXPL 11-4702).
Procesverloop
Bij brief van 27 oktober 2011 heeft mr. P. Stehouwer, namens verzoeker verzocht om wraking van [voorzitter], kantonrechtervoorzitter en [lid A] en [lid B], deskundige leden van de pachtkamer van deze rechtbank.
[voorzitter] heeft bij brief van 29 oktober 2011 mede namens de deskundige leden schriftelijk gereageerd op vorenvermeld verzoek. In die reactie heeft hij laten weten dat hij niet berust in de wraking. Dezelfde brief is op 16 november 2011 ontvangen, ondertekend door de heer [lid B]. Bij brief van 7 november 2011 heeft [lid A] verklaard niet in de wraking te berusten.
Bij brief van 29 november 2011 heeft [gemachtigde] namens mevrouw [wederpartij] gereageerd op het verzoek om wraking. In die reactie heeft voornoemde [gemachtigde] medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer op 13 december 2011.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. P. Stehouwer, voornoemd. Voorts is [voorzitter] ter zitting verschenen. Zij hebben ieder hun standpunt nader toegelicht.
Vervolgens heeft de wrakingskamer de behandeling ter zitting gesloten.
De beoordeling
De wrakingskamer stelt voorop dat ingevolge de wet een lid van de pachtkamer kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van dat lid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer heeft dus te onderzoeken of zich ten aanzien van de voorzitter en/of de leden zulke feiten of omstandigheden voordoen. Voor de beoordeling geldt dat een lid van de pachtkamer uit hoofde van zijn benoeming wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het betreffende lid jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek is namens verzoeker het volgende aangevoerd:
Het ontbreekt de pachtkamer aan de noodzakelijke onpartijdigheid. Verzoeker vreest dat de hoofdzaak jegens hem daardoor niet onafhankelijk en onpartijdig zal worden behandeld. Dat de pachtkamer vooringenomen en partijdig is, blijkt uit de (niet ter zake doende) vragen die de (voorzitter van de) pachtkamer tijdens de verstekbehandeling op 12 juli 2011 in het kader van de voorlopige voorzieningenprocedure heeft gesteld over de ruilverkavelingszaak en uit de door hem gemaakte opmerkingen en mededelingen. Het criterium dat de pachtkamer in de verstekzaak had behoren te hanteren was of de vordering haar onrechtmatig of ongegrond voorkwam. In de dagvaarding waren de feiten en omstandigheden immers goed op een rij gezet en onderbouwd aan de hand van schriftelijke bescheiden. Voorts was de vordering beslist geen declaratoir. De pachtkamer had de vordering dan ook aanstonds bij verstek kunnen toewijzen.
De indruk dat de noodzakelijke onpartijdigheid bij de pachtkamer ontbreekt wordt versterkt door de beslissing van de pachtkamer in de bodemprocedure op 12 oktober 2011, om aan [wederpartij] alsnog een termijn te gunnen om van antwoord te concluderen, nadat eerder bij rolbericht aan partijen was medegedeeld dat geen verder uitstel zou worden verleend en nadat door verzoeker was aangegeven dat niet zou worden bewilligd in uitstel.
Het beeld dat het de pachtkamer aan de noodzakelijke partijdigheid ontbreekt wordt verder nog versterkt door het feit dat de voorzitter van de pachtkamer een tweetal nevenfuncties heeft, te weten voorzitter van de vereniging It Fryske Gea en De Twaalf Landschappen, waaronder de vereniging Het Drents Landschap. Deze laatstgenoemde vereniging heeft evenals [wederpartij] veel grond in bezit. Dat de voorzitter vooringenomen en partijdig is en er een link is met Het Drents Landschap blijkt uit de suggestieve vragen die de voorzitter heeft gesteld over de landinrichtingszaak. Ook de deskundige leden ontbreekt het aan onpartijdigheid en onafhankelijkheid. [lid A] is niet onpartijdig omdat hij melkveehouder is te [woonplaats], waar [wederpartij] veel grond bezit, hij bestuurslid is geweest van de landbouworganisatie [naam], hij op de kandidatenlijst van een waterschap heeft gestaan en hij betrokken is bij een dorpshuis. [lid B] is niet onpartijdig omdat hij uit
Zuid-Drenthe komt en hij naar alle waarschijnlijkheid bestuursfuncties in de landbouw heeft of heeft gehad.
De wrakingskamer is van oordeel dat hetgeen namens verzoeker ten aanzien van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de leden van de pachtkamer is aangevoerd, niet tot hun wraking kan leiden.
De stelling van verzoeker dat uit de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening blijkt dat de (voorzitter van de ) pachtkamer niet onafhankelijk en onpartijdig is, wordt door de wrakingskamer niet gevolgd.
Het is immers de taak van de pachtkamer om de zaak inhoudelijk te behandelen op de wijze die hem geraden voorkomt en het nodige aan de orde te stellen. Daarbij heeft de pachtkamer het recht om (kritische) vragen te stellen in de mate waarin hij dat van belang acht. Partijen hebben er ook belang bij te weten hoe de pachtkamer tegen de zaak aankijkt. De wrakingskamer is niet gebleken dat de (voorzitter van de) pachtkamer bij het stellen van vragen met betrekking tot de ruilverkavelingszaak en opmerkingen met betrekking tot het mogelijk declaratoire karakter van een uitspraak en de mededeling dat het vanwege vakantieplannen enige weken kon duren vooraleer vonnis zou worden gewezen, enige grens heeft overschreden waardoor aan de onpartijdigheid van de pachtkamer zou kunnen worden afgedaan. Ook anderszins is dit de wrakingskamer niet gebleken. De wrakingskamer merkt daarbij op dat verzoeker ook geen concrete opmerkingen en vragen van de pachtkamer heeft aangegeven die tot een andere conclusie zouden kunnen leiden.
Ook de omstandigheid dat de pachtkamer [wederpartij] in de gelegenheid heeft gesteld om alsnog een conclusie van antwoord in te dienen, geeft naar het oordeel van de wrakingskamer geen blijk van enige partijdigheid. De beslissing om een procespartij alsnog een termijn te gunnen, is een processuele beslissing, die de pachtkamer kan nemen. Volgens de pachtkamer is bij deze beslissing de mogelijkheid van een appelprocedure en of de belangen van verzoeker worden geschaad, meegewogen. Van enige partijdigheid blijkt hieruit in ieder geval niet, zodat ook dit niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek kan leiden.
De wrakingskamer is voorts van oordeel dat ook uit de positie en de nevenfunctie(s) die de voorzitter en de deskundige leden van de pachtkamer hebben of hebben gehad, niet kan worden afgeleid dat zij vooringenomen of partijdig zijn. Van enig verband tussen het voorzitterschap van de voorzitter van de pachtkamer van It Fryske Gea met de onderliggende pachtzaak en de daarmee verbandhoudende ruilverkavelingszaak is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken. Voor wat betreft het voorzitterschap van de voorzitter van de 12 Landschappen, waaronder het Drents Landschap, overweegt de wrakingskamer dat dit voorzitterschap in een te ver verwijderd verband staat met de bodem- en ruilverkavelingszaak om partijdigheid aannemelijk te achten. De enkel gestelde omstandigheid dat [lid A] partijdig is omdat hij melkveehouder is in een gebied waar [wederpartij] veel grond bezit, levert geen aanwijzing op dat aan de onpartijdigheid moet worden getwijfeld. Ditzelfde geldt voor de niet onderbouwde stelling van verzoeker dat [lid B] niet onpartijdig is.
De wrakingskamer komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat er geen grond is voor het aannemen van objectiveerbare partijdigheid of een objectiveerbare schijn van partijdigheid bij de in persoon gewraakte voorzitter van de pachtkamer en de deskundige leden. Nu de wrakingskamer ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de leden van de pachtkamer schade zou kunnen lijden, moet de conclusie zijn dat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen.
Beslissing
De wrakingskamer:
1. Wijst het verzoek tot wraking af.
2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak kan worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het schriftelijke wrakingsverzoek.
3. Beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker, de (voorzitter en leden van) pachtkamer en de gemachtigde van [wederpartij].
Deze beslissing is gegeven door de mrs. E. Läkamp (voorzitter), J.L. Boxum en K. Wentholt, bijgestaan door mr. M.B.A. Mensink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2011.