ECLI:NL:RBASS:2010:BO8546

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
82971 - HA RK 10-143
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in omgangsregeling en bevoegdheid

In deze beschikking van de Rechtbank Assen, gedateerd 10 december 2010, is het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker, die in persoon verscheen, voerde aan dat de rechter tijdens de zitting niet aan hem was voorgesteld en dat dit hem het gevoel gaf van partijdigheid ten opzichte van de moeder en het LJ&R. Hij stelde dat de aanvraag tot wijziging van de omgangsregeling niet ontvankelijk was, omdat deze niet correct was ondertekend. De rechter, die de zaak behandelde, gaf aan dat hij voldoende geïnformeerd was over de preliminaire verweren van verzoeker en dat hij de inhoudelijke behandeling van de zaak wilde voortzetten. De stukken die verzoeker wilde overleggen, werden alsnog in ontvangst genomen.

De wrakingskamer oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter konden rechtvaardigen. De beoordeling van de onpartijdigheid van de rechter is gebaseerd op het vermoeden dat een rechter onpartijdig is, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het tegendeel. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden gaven geen aanleiding om te vrezen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank besloot het wrakingsverzoek af te wijzen en het proces in de hoofdzaak voort te zetten in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
zaaknummer / rekestnummer: 82971 / HA RK 10-143
Beschikking van de meervoudige kamer op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 10 december 2010
in de zaak van
[VERZOEKER],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
verschenen in persoon,
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 1 november 2010;
- de schriftelijke reactie van [de rechter] van 8 november 2010.
- de mondelinge behandeling van de wrakingskamer d.d. 26 november 2010.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
2. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker stelt - samengevat - dat de houding van de rechter op de zitting, die zich ter zitting niet aan hem heeft voorgesteld, hem het gevoel gaf van een bepaalde vooringenomenheid, of partijdigheid richting de moeder en het LJ&R. Verzoeker heeft een uitdrukkelijk beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling. De aanvraag is niet ondertekend door een persoon waarvan de naam bekend, laat staan bevoegd is, en ondertekend met i.o. De rechter wilde een door verzoeker over te leggen beschikking van het Hof Arnhem aanvankelijk niet in ontvangst nemen omdat verzoeker geen advocaat had. Het punt van de niet-ontvankelijkheid is onvoldoende behandeld.
3. Het standpunt van [de rechter]
[de rechter] stelt – samengevat- dat hij zich voldoende ingelicht achtte met betrekking tot de preliminaire verweren van [verzoeker] en over wilde gaan tot de inhoudelijke behandeling – de omgangsregeling- van de zaak. De stukken die [verzoeker] wilde overleggen zijn alsnog in ontvangst genomen en voor de andere partij gekopieerd. Volgens [de rechter] zegt zijn handelswijze niets over zijn gedachten op het punt van de bevoegdheid.
Daar heeft hij niets over gezegd. [de rechter] stelt ten slotte nog dat er geen feiten of omstandigheden aan de orde zijn waardoor de rechtelijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4. De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.2. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder r.o. 2 weergegeven leveren niet een uitzonderlijke omstandigheid op die zodanige vrees ten aanzien van deze rechter kan rechtvaardigen. Evenmin geven zij grond te vrezen dat het de gewraakte rechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van verzoekende partij de schijn van partijdigheid gewekt.
4.3. De stukken waarop verzoeker zich wilde beroepen zijn ter zitting in ontvangst genomen en zullen bij de beoordeling van het verzoek in aanmerking worden genomen. De omstandigheid dat een brief niet op de juiste wijze/door de juiste persoon is ondertekend – wat daar ook van zij- is geen grond voor wraking van de rechter. Met betrekking tot hetgeen verzoeker stelt over de persoon van de rechter stelt de wrakingskamer vast dat de rechter die de zaak van verzoeker behandeld heeft [de rechter] is. Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht blijkt wel dat er ter zitting enige discussie over de ontvankelijkheid/bevoegdheid heeft plaatsgevonden en dat de rechter kenbaar maakte zich voldoende ingelicht te achten en tot de inhoudelijke behandeling wilde overgaan. Dit maakt echter nog niet dat de rechter partijdig zou zijn.
5. Slotsom
5.1. Op grond van het vorenstaande zal de wrakingskamer van de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.
De rechtbank
1. Wijst het verzoek tot wraking af.
2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
3. Beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoeker, de rechter [de rechter], en aan LJ&R, Bureau Jeugdzorg en mevrouw [moeder van de minderjarige].
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. Läkamp, H. Wolthuis en J.L. Boxum, bijgestaan door mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2010 en door mr. Läkamp en de griffier ondertekend.