ECLI:NL:RBASS:2009:BJ1809

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
73718 / HA RK 09-52
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek wegens onvoldoende onderbouwing en gebrek aan objectieve gronden

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 7 juli 2009 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, die zich niet kon vinden in de behandeling van zijn strafzaak door de kantonrechter. Verzoeker had in zijn wrakingsverzoek aangevoerd dat hij twijfels had over de onafhankelijkheid van de rechtbank en dat hij geen vertrouwen had in de rechterlijke behandeling van zijn zaak. Hij stelde dat de Officier van Justitie een onjuiste benadering hanteerde en dat zijn zaak in stukjes werd geknipt om tot een sluitende conclusie te komen. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 23 juni 2009 heeft verzoeker zijn standpunten verder toegelicht, maar de wrakingskamer oordeelde dat zijn argumenten niet voldoende onderbouwd waren en niet specifiek gericht waren op de persoon van de rechter.

De gewraakte rechter, die betrokken was bij de strafzaak, heeft in een e-mail aangegeven niet in de wraking te berusten en geen behoefte te hebben aan een hoorzitting, tenzij dit noodzakelijk zou zijn voor een juiste beoordeling. Het Openbaar Ministerie heeft tijdens de zitting aangegeven geen gronden te zien om het wrakingsverzoek te honoreren. De wrakingskamer heeft vervolgens de feiten en omstandigheden die door verzoeker zijn aangevoerd, beoordeeld aan de hand van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter konden rechtvaardigen. De stellingen van verzoeker waren niet voldoende onderbouwd en er was geen objectieve grond voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 73718 / HA RK 09-52
Beschikking van de meervoudige kamer op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 e.v. van het Wetboek van Strafvordering van 7 juli 2009
in de zaak van
[VERZOEKER],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
verschenen in persoon,
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van wraking d.d. 10 juni 2009, waaruit blijkt dat verzoeker de kantonrechter die de strafzaak van verzoeker behandelt, [de rechter], wenst te wraken;
- de schriftelijke reactie d.d. 12 juni 2009 van verzoeker;
- het e-mailbericht van [de rechter] d.d. 12 juni 2009;
- de mondelinge behandeling van de wrakingskamer d.d. 23 juni 2009.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
2. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft in aanvulling/afwijking op hetgeen in het proces-verbaal staat vermeld - en waarvan verzoeker de inhoud geheel onjuist vindt - in zijn brief vermeld, dat het in stukjes knippen van een zaak om een sluitende zaak te hebben, geaccepteerd wordt inclusief de omgekeerde bewijslast benadering van de Officier van Justitie. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker nog meegedeeld dat hij zich afvraagt of deze rechtbank onafhankelijk is en dat hij daar geen vertrouwen in heeft. Voorts heeft hij verklaard dat hij ter gelegenheid van de strafzitting heeft gevraagd de Officier van Justitie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat haar verhaal was gebaseerd op leugens en bedrog.
3. Het standpunt van [de rechter]
[de rechter] heeft bij e-mail d.d. 12 juni 2009 meegedeeld dat zij niet berust in de wraking, niet gehoord wil worden, tenzij dit nodig is voor een juiste beoordeling, en het niet nodig acht te reageren op het wrakingsverzoek.
4. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De Officier van Justitie heeft ter zitting aangegeven geen gronden te zien om het verzoek tot wraking te honoreren.
5. De beoordeling
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
5.2. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder r.o. 2 weergegeven leveren niet een uitzonderlijke omstandigheid op die zodanige vrees ten aanzien van deze rechter kan rechtvaardigen. Evenmin geven zij grond te vrezen dat het de gewraakte rechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van verzoekende partij de schijn van partijdigheid gewekt.
5.3. De wrakingskamer leidt uit de stukken en hetgeen ter zitting door verzoeker is gesteld af dat hij geen vertrouwen heeft in deze rechtbank en evenmin in het Openbaar Ministerie. De stellingen van verzoeker zijn echter volstrekt onvoldoende onderbouwd en zijn niet op de persoon van de rechter gericht. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan hieruit geenszins enige partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter worden afgeleid.
6. Slotsom
Op grond van het vorenstaande zal de wrakingskamer van de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
1. Wijst het verzoek tot wraking af.
2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
3. Beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoeker, de rechter [de rechter] en het Openbaar Ministerie.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van der Meer, mr. H. Wolthuis en mr. J.L. Boxum, bijgestaan door mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2009 en door mr. A. van der Meer en de griffier ondertekend.