ECLI:NL:RBASS:2008:BH4280

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
18 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
70112 / HA RK 08-194
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure tussen Ecotec Industrial B.V. en De Moed

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 18 december 2008 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ecotec Industrial B.V. tegen de rechter die de hoofdzaak behandelde. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter niet onpartijdig zou zijn, omdat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die de schijn van partijdigheid zouden oproepen. De gemachtigde van Ecotec, de heer Schellingerhout, voerde aan dat de rechter in een eerder vonnis de bewijsopdracht ten nadele van Ecotec had gewijzigd zonder hen de kans te geven hierop te reageren. De rechter, die niet aanwezig was op de zitting, had schriftelijk gereageerd en aangegeven niet in de wraking te berusten.

De rechtbank oordeelde dat de bezwaren van Ecotec, die in totaal zeven punten omvatten, niet voldoende waren om tot wraking te leiden. De rechtbank benadrukte dat kritiek op een vonnis in een hoger beroep aan de orde kan komen, maar niet in een wrakingsprocedure. De wrakingskamer stelde vast dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De door Ecotec aangevoerde feiten en omstandigheden werden niet als zodanig beschouwd.

De rechtbank concludeerde dat de bezwaren van Ecotec, zowel afzonderlijk als in onderling verband, niet konden leiden tot de conclusie dat er sprake was van partijdigheid. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters E. Läkamp, J.L. Boxum en M.E. van Rossum, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 70112 / HA RK 08-194
Beschikking van de meervoudige kamer op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 18 december 2008.
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECOTEC INDUSTRIAL B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMBEMA B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
verzoekster,
gemachtigde J.W. Schellingerhout
hierna gezamenlijk te noemen: Ecotec
DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 4 november 2008, strekkende tot wraking van [de rechter], rechter in deze rechtbank;
- de schriftelijke reactie van [de rechter] d.d. 6 november 2008, waarin zij meedeelt niet in de wraking te berusten en niet gehoord wenst te worden;
- de brief van mr. J.H. Hemmes namens De Moed d.d. 12 november 2008;
- de mondelinge behandeling d.d. 4 december 2008.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Het standpunt van Ecotec
1.1. De heer Schellingerhout stelt namens Ecotec dat zich tijdens de behandeling van de zaak tussen Ecotec en De Moed nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die een objectieve grond opleveren om opnieuw te vrezen dat de rechter, [de rechter], niet, althans niet voldoende, onpartijdig is, althans de schijn van partijdigheid niet weet te vermijden. Hij voert daartoe – samengevat - aan (in de punten 1 t/m 7 van het verzoek) dat de rechter uit eigen beweging in het vonnis d.d. 14 oktober 2008 de oorspronkelijke bewijsopdracht heeft gewijzigd ten nadele van Ecotec, en De Moed geslaagd acht in deze bewijsopdracht. Er was geen aanleiding de bewijsopdracht te wijzigen.
Indien dit wel zo was geweest, had [de rechter] Ecotec eerst in de gelegenheid moeten stellen daar haar visie op te geven alvorens bewijsvoering toe te laten.
1.2. De heer Schellingerhout voert voorts aan (punt 8 e.v.) dat de handelwijze van [de rechter] niet op zichzelf staat. In een eerdere wrakingsprocedure gaf zij blijk van minachting van de procespartij Ecotec door niet te verschijnen op de openbare zitting. Daarnaast verscheen de raadsman van de wederpartij in toga, nam plaats aan de tafel waar de rechter had moeten zitten, waarmee hij suggereerde op te treden als raadsman van de rechter, en hield vervolgens een gloedvol pleidooi ten voordele van de rechter. De warme band tussen de heer Hemmes en [de rechter] was Ecotec al eerder opgevallen en wordt bevestigd door het vonnis van 14 oktober 2008.
2. Het standpunt van [de rechter]
2.1. [de rechter] stelt dat hetgeen door de heer Schellingerhout wordt aangevoerd in de punten 1 t/m 7 kritiek op het vonnis d.d. 14 oktober 2008 betreft, die mogelijk in hoger beroep op zijn plaats is, maar niet tot een wraking kan leiden.
2.2. Daarnaast voert zij aan, dat de gang van zaken tijdens de vorige wrakingsprocedure niet door haar is bepaald en dat zij niet in strijd met enige regels heeft gehandeld door niet te verschijnen ter zitting. [de rechter] stelt mr. Hemmes niet privé te kennen. Mr. Hemmes is lang geleden korte tijd rechter-plaatsvervanger geweest bij deze rechtbank. In deze periode is er collegiaal contact geweest. Afgezien daarvan heeft [de rechter] mr. Hemmes meegemaakt als advocaat in civiele procedures, waarmee zij was belast. Verder heeft [de rechter] mr. Hemmes gesproken bij algemene samenkomsten, waar zowel leden van de rechterlijke macht als leden van de balie aanwezig zijn.
3. Het standpunt van De Moed
De Moed beschouwt hetgeen in het kader van het wrakingsverzoek is aangegeven als een beroep tegen het in de procedure tussen partijen gewezen vonnis, waarvoor een wrakingsprocedure zich niet leent. Met betrekking tot de door Ecotec gesuggereerde “band” tussen [de rechter] en mr. Hemmes verwijst mr. Hemmes naar hetgeen [de rechter] in haar brief d.d. 6 november 2008 onder punt 3 heeft aangegeven.
4. De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.2. De door Ecotec aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder r.o. 1. weergegeven leveren naar het oordeel van de rechtbank niet een uitzonderlijke omstandigheid op die in casu zodanige vrees met betrekking tot vooringenomenheid van de rechter objectief bezien kan rechtvaardigen. Evenmin geven zij grond te vrezen dat het de rechter wier wraking wordt verzocht aan onpartijdigheid ontbreekt noch is de schijn van partijdigheid voor verzoekende partij gewekt.
4.3. De wrakingskamer is van oordeel dat de door Ecotec in de punten 1 t/m 7 genoemde bezwaren in een hoger beroepprocedure aan de orde zouden moeten komen, nu deze zijn gericht tegen de uitkomsten en de daaraan ten grondslag liggende redenering in de tussen partijen gedane uitspraken. De weging van het bewijs en de uitleg van de bewijsopdracht is aan de rechter voorbehouden en kan slechts in hoger beroep worden getoetst. Dit is mogelijk anders indien de bewoordingen waarin het vonnis is gesteld een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een van beide partijen een vooringenomenheid koestert. Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer in het onderhavige geval evenwel geen sprake. De aangevoerde punten 1 t/m 7 kunnen derhalve niet tot wraking leiden.
4.4. Ten aanzien van de punten 8 e.v. overweegt de wrakingskamer het volgende. Het feit dat mr. Hemmes in het verleden rechter-plaatsvervanger in deze rechtbank is geweest en net als vele anderen algemene bijeenkomsten, waar zowel leden van de rechterlijke macht als leden van de balie aanwezig zijn, bezoekt, levert geen aanwijzing op dat [de rechter] jegens Ecotec niet onpartijdig is of dat de schijn van partijdigheid is gewekt.
4.5. Ecotec heeft ter zitting nog aangevoerd dat [de rechter] door zowel bij de behandeling van het vorige wrakingsverzoek als het onderhavige verzoek niet ter zitting te verschijnen en een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek te geven, in strijd handelt met de aanbevelingen van het wrakingsprotocol. De wrakingskamer overweegt dat het wrakingsprotocol voorziet in de mogelijkheid van een schriftelijke reactie van de rechter. Anders dan Ecotec ingang wil doen vinden, rechtvaardigt het feit dat [de rechter] niet bij de behandeling aanwezig is geweest niet de conclusie dat zij jegens een der partijen een vooringenomenheid koestert. Ook het feit dat mr. Hemmes bij de vorige behandeling wel aanwezig was en in toga het woord voerde, kan niet tot dat oordeel leiden.
4.6. Voorts heeft Ecotec aangevoerd dat een schriftelijke reactie van de wederpartij in de hoofdprocedure buiten de orde in een wrakingsincident is, zodat de brief van mr. Hemmes niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en niet in de procedure mag worden betrokken. Nog daargelaten de vraag of de schriftelijke reactie van mr. Hemmes formeel al dan niet tot het procesdossier behoort, is de wrakingkamer van oordeel dat er gezien de aard van de inhoudelijke reactie geen reden is om aan te nemen dat de belangen van Ecotec zijn geschaad. Dit te meer nu Ecotec van deze reactie een afschrift heeft ontvangen en daarop heeft kunnen reageren. De stelling dat de griffier de wederpartij heeft uitgenodigd om ter zitting te worden gehoord is onjuist. De griffier heeft bij brief d.d. 14 november 2008 meegedeeld dat de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is bepaald op 4 december 2008.
4.7. Uit het bovenstaande volgt dat de bezwaren van Ecotec noch afzonderlijk noch in onderling verband kunnen leiden tot de conclusie dat er sprake is van partijdigheid.
5. Slotsom
Het door Ecotec gestelde kan niet leiden tot de verzochte wraking. De wrakingskamer van de rechtbank zal het wrakingsverzoek afwijzen.
De beslissing
De rechtbank
1. Wijst het verzoek tot wraking af.
2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
3. Bepaalt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan Ecotec, de rechter [de rechter] en mr. J.H. Hemmes.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Läkamp, mr. J.L. Boxum en mr. M.E. van Rossum, bijgestaan door mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2008 en door mr. E. Läkamp en de griffier ondertekend.?