ECLI:NL:RBASS:2008:BD6279

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
1 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
67579 / HA RK 08-113
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek door de Rechtbank Assen in de zaak van Ecotec Industrial B.V. en Ambema B.V.

In deze beschikking van 1 juli 2008 heeft de Rechtbank Assen het wrakingsverzoek van de besloten vennootschappen Ecotec Industrial B.V. en Ambema B.V. afgewezen. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van de gang van zaken tijdens een contra-enquête op 18 april 2008, waarbij Ecotec twijfels had geuit over de onpartijdigheid van de rechter. De gemachtigde van Ecotec, de heer J.W. Schellingerhout, voerde aan dat de rechter partijdig was door opmerkingen te maken over de handelwijze van de advocaat van Ecotec, die niet aanwezig was, en door te stellen dat Ecotec de procedure had getraineerd. Daarnaast werd er geklaagd over het niet opnieuw oproepen van een getuige die eerder was gehoord aan de zijde van de wederpartij.

De rechter heeft in haar verweer aangegeven dat haar opmerkingen niet blijk geven van partijdigheid en dat zij haar taak als rechter serieus neemt door te waken tegen vertraging in de procedure. De rechtbank oordeelde dat de door Ecotec aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 67579 / HA RK 08-113
Beschikking van de meervoudige kamer op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 1 juli 2008
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECOTEC INDUSTRIAL B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMBEMA B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
verzoeksters,
gemachtigde J.W. Schellingerhout
hierna gezamenlijk te noemen: Ecotec
DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 7 mei 2008, ingekomen bij de rechtbank op 13 mei 2008, strekkende tot wraking van [de rechter];
- de brief van [de rechter] d.d. 22 mei 2008, waarin zij meedeelt niet in de wraking te berusten en niet gehoord wenst te worden;
- de schriftelijke reactie van [de rechter] d.d. 27 mei 2008;
- de mondelinge behandeling d.d. 17 juni 2008.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Het standpunt van Ecotec
De heer Schellingerhout stelt namens Ecotec dat met name de gang van zaken tijdens het getuigenverhoor in contra-enquête d.d. 18 april 2008 voldoende grond oplevert om aan de zijde van Ecotec gerechtvaardigde twijfel te doen rijzen over de onpartijdigheid van de rechter en tenminste de schijn van partijdigheid wekt. Hij voert daartoe het volgende aan:
1. De rechter achtte de handelwijze van de advocaat van Ecotec – die niet aanwezig was en waarvan geen bericht van afwezigheid was ontvangen – onbeleefd. Ecotec stelt dat de aanwezigheid van de raadsman niet verplicht was en het afmelden dan niet in de rede ligt.
2. Voorts heeft de rechter tijdens de zitting meegedeeld dat Ecotec de zaak bewust zou hebben getraineerd en dat zij deze opmerking enkele malen heeft herhaald. Ecotec betwist de zaak te hebben getraineerd en verwijt de rechter het meten met twee maten.
3. Daarnaast weigerde zij een opgeroepen, maar niet verschenen getuige, die reeds bij de enquête aan de zijde van [wederpartij in de hoofdzaak] was gehoord, opnieuw op te laten roepen. Ecotec stelt er belang bij te hebben de betreffende getuige ook in contra-enquête te doen horen, nu die getuige informatie kent die voor Ecotec van belang kan zijn.
4. Ecotec verwijt de rechter een gebrek aan neutraliteit. De herhaalde één-tweetjes met de raadsman van [wederpartij in de hoofdzaak] schaden het vertrouwen in de rechter aan de zijde van Ecotec ernstig, de houding van de rechter is naar het oordeel van Ecotec onwaardig en de rechter doet geen moeite de schijn van onbevooroordeeldheid en neutraliteit te wekken.
5. en 6. Tenslotte heeft de rechter het Ecotec niet toegestaan te concluderen na enquête. De rechter had echter al aangegeven dat nog stukken bij de conclusie na enquête konden worden ingediend zoals ook blijkt uit een eerdere uitspraak d.d. 24 juli 2007.
Naast genoemde feiten en omstandigheden hebben zich in deze procedure nog andere feiten en omstandigheden voorgedaan, die in samenhang met genoemde omstandigheden ter zitting van 18 april 2008 eveneens de schijn van partijdigheid oproepen dan wel leiden tot de conclusie dat daardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het betreft hier bijkomende feiten en omstandigheden die het hiervoor genoemde ondersteunen en versterken en blijkens de toelichting door dhr. Schellingerhout als achtergrond moeten worden beschouwd. Het komt er – kort gezegd- op neer, dat de rechter oordelend in de tussen partijen gemaakte afspraken treedt en partijen ongelijk behandelt.
2. Het standpunt van [de rechter]
punt 7 t/m 14 van het verzoek
[de rechter] begrijpt de stellingen van Ecotec aldus, dat zij uit het feit dat zij op een aantal punten in het ongelijk is gesteld afleidt dat de rechter partijdig is. Dit is volgens haar onvoldoende onderbouwd. De wrakingsprocedure is niet bedoeld om kritiek op genomen beslissingen voor te leggen. Dit kan gebeuren in het reeds aangekondigde hoger beroep.
punt 1 t/m 6 (de contra-enquête)
1. [de rechter] betwist dat haar opmerking blijk geeft van partijdigheid.
2. [de rechter] stelt dat het haar taak is om te waken tegen vertraging en om partijen erop te wijzen dat zij dit doet.
3. [de rechter] geeft aan dat de redenen voor haar beslissing in het proces-verbaal van de zitting zijn weergegeven en niet in vooringenomenheid harerzijds liggen. De heer Schellingerhout had bij gelegenheid van de enquête [getuige] kunnen ondervragen en heeft zonder goede reden daarvan afgezien.
4.[de rechter] stelt dat zij verplicht is de wederpartij naar zijn mening te vragen en daar geen één-tweetjes in te zien.
5. en 6. [de rechter] heeft aangegeven voornemens te zijn, als zij met de zaak belast blijft, alsnog gelegenheid te geven tot het nemen van een conclusie na enquête door beide partijen.
3. Het standpunt van [wederpartij in de hoofdzaak]
[wederpartij in de hoofdzaak] refereert zich aan het standpunt van de rechter. [wederpartij in de hoofdzaak] wijt veel onjuistheden in het wrakingsverzoek aan ondeskundigheid van de gemachtigde van Ecotec op het gebied van voeren van procedures als de onderhavige.
Met het bepalen van de getuigenverhoren is rekening gehouden met de verhinderdata van partijen. De enquête is bepaald op 20 november 2007, waarbij Ecotec niet is verschenen. De enquête had derhalve eerder kunnen plaatsvinden. Voor de contra-enquête heeft Ecotec de volledige periode januari tot medio april 2008 opgegeven als verhinderdata. Ecotec heeft zonder nadere motivering in contra-enquête [getuige] opnieuw als getuige opgeroepen. [wederpartij in de hoofdzaak] is conform de regels van hoor en wederhoor in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken over het opnieuw doen horen van [getuige].
4. De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.2. De door Ecotec aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder r.o. 1. weergegeven leveren naar het oordeel van de rechtbank niet een uitzonderlijke omstandigheid op die in casu zodanige vrees met betrekking tot vooringenomenheid van de rechter kan rechtvaardigen. Evenmin geven zij grond te vrezen dat het de rechter wier wraking wordt verzocht aan onpartijdigheid ontbreekt noch is de schijn van partijdigheid voor verzoekende partij gewekt.
4.3. De wrakingskamer merkt allereerst op dat zij het aannemelijk acht dat door het feit dat Ecotec niet (meer) wordt bijgestaan door een advocaat, de gang van zaken (ter zitting) niet steeds als logisch is ervaren door Ecotec.
4.4. Uit de reactie van [de rechter] blijkt dat zij Ecotec deels tegemoet komt door alsnog gelegenheid te willen geven tot het nemen van een conclusie na enquête door beide partijen - hetgeen overigens een inhoudelijke beslissing is, waarover eventueel in hoger beroep kan worden geoordeeld - zodat op dit punt niet nader wordt ingegaan. Uit het feit dat [de rechter] haar ongenoegen heeft geuit over de duur van de procedure, kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat de schijn van partijdigheid is gewekt. Het waken tegen onredelijke vertraging is immers blijkens artikel 20 Rv. expliciet aan de rechter opgedragen. De beslissing om een getuige niet nogmaals op te roepen, is een inhoudelijke beslissing, waaruit naar het oordeel van de wrakingskamer geen partijdigheid spreekt. De stelling van Ecotec, dat er sprake is van één-tweetjes, is naar het oordeel van de wrakingskamer geenszins aannemelijk gemaakt. De wrakingskamer is van oordeel, dat in de door Ecotec genoemde gevallen sprake is van hoor en wederhoor.
4.5. Uit het bovenstaande blijkt dat de bezwaren van Ecotec niet afzonderlijk of in onderling verband kunnen leiden tot de conclusie dat er sprake is van partijdigheid.
5. Slotsom
Het door Ecotec gestelde kan niet leiden tot de verzochte wraking. De wrakingskamer van de rechtbank zal het wrakingsverzoek afwijzen.
De beslissing
De rechtbank
1. Wijst het verzoek tot wraking af.
2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
3. Bepaalt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan Ecotec, de rechter [de rechter] en mr. J.H. Hemmes.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. van der Kolk, mr. H. Wolthuis en mr. E. Läkamp, bijgestaan door mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2008 en door mr. J.S. van der Kolk en de griffier ondertekend.