ECLI:NL:RBASS:2007:BB8338

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
20 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830031-07
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en voorwaardelijke gevangenisstraf voor geestelijk gehandicapte verdachte in seksuele zaak

Op 20 november 2007 deed de Rechtbank Assen uitspraak in een strafzaak tegen een geestelijk gehandicapte verdachte, die samen met een medeverdachte werd beschuldigd van het seksueel dwingen van een eveneens geestelijk gehandicapte vrouw. De rechtbank oordeelde dat de verdachte van het primair tenlastegelegde moest worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat hij en zijn medeverdachte het slachtoffer hadden gedwongen tot seksuele handelingen. De verklaringen van de betrokkenen waren inconsistent en er was geen eenduidig bewijs van geweld of bedreiging. De rechtbank erkende de impact van de gebeurtenis op het slachtoffer, maar concludeerde dat de geestelijke toestand van de verdachte en zijn medeverdachte het moeilijk maakte om de feiten vast te stellen.

De rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde wel bewezen, namelijk het medeplegen van seksuele handelingen met een persoon die niet in staat was om haar wil te bepalen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling voor de verdachte, zodat hij leert welk gedrag acceptabel is en herhaling kan worden voorkomen. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade als bewezen achtte. De civiele vordering voor het overige werd niet ontvankelijk verklaard, omdat deze niet eenvoudig van aard was en bij de burgerlijke rechter moest worden aangebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1973,
wonende [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 06 november 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.F. Dirkzwager, advocaat te Meppel.
De officier van justitie mr. M.A.A. van Capelle acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht, ook als dat behandeling bij Hoeve Boschoord inhoudt;
* toewijzing vordering van de benadeelde partij.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 15 november 2006, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte en/of zijn mededader
- een of meer van zijn/hun vinger(s) en/of zijn/hun penis in de vagina van die
[naam slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn/hun tong in de mond van die [naam slachtoffer] gedaan/geduwd en/of
- de vagina van die [naam slachtoffer] betast en/of gelikt en/of
- de borst(en) van die [naam slachtoffer] betast en/of
- die [naam slachtoffer] zijn/hun penis in de mond geduwd/laten nemen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of zijn mededader
- die [naam slachtoffer] hebben/heeft vastgepakt en/of meegetrokken in een bosschage, in elk geval naar een rustige plek en/of
- die [naam slachtoffer] op de grond hebben/heeft gelegd en/of die [naam slachtoffer], terwijl die op de grond lag, hebben/heeft vastgehouden en/of
- het haar van die [naam slachtoffer] vastgepakt/vastgehouden en/of
- dwingend tegen die [naam slachtoffer] hebben/heeft gesproken en/of
- gebruik hebben/heeft gemaakt van het fysieke overwicht van verdachte en/of zijn mededader en/of (aldus) voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 15 november 2006, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met [naam slachtoffer], van wie hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die [naam slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte en/of zijn mededader
- een of meer van zijn/hun vinger(s) en/of zijn/hun penis in de vagina van die
[naam slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn/hun tong in de mond van die [naam slachtoffer] gedaan/geduwd en/of
- de vagina van die [naam slachtoffer] betast en/of gelikt en/of
- de borst(en) van die [naam slachtoffer] betast en/of
- die [naam slachtoffer] zijn/hun penis in de mond geduwd/laten nemen;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat "verdachte en/of zijn mededader(s)" lezen alsof daar staat "verdachte en/of zijn medeverdachte(n)". De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld. Een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde immers voor onschuldig te worden gehouden.
VRIJSPRAAK
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat verdachte en zijn medeverdachte [naam slachtoffer] gedwongen hebben door geweld, bedreiging met geweld of andere feitelijkheden. Met betrekking tot de gang van zaken bij de feitelijke toedracht zijn er verklaringen van verdachte, zijn medeverdachte en van het slachtoffer voorhanden. Deze verklaringen verschillen van elkaar. Ook zijn de verklaringen ten aanzien van de gang van zaken niet consistent. Gezien de verstandelijke handicap van zowel verdachte en zijn medeverdachte als van het slachtoffer is voor de rechtbank niet zonder meer vast te stellen wat er gebeurd is voorafgaande aan de seksuele handelingen. Het zou heel goed kunnen dat verdachte en zijn medeverdachte door middel van geweld, bedreiging met geweld of door andere feitelijkheden [naam slachtoffer] hebben gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, maar op basis van de voorhanden zijnde verklaringen is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om dat te bewijzen. De rechtbank kan dan ook niet anders dan verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 november 2006, te Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, met [naam slachtoffer], van wie hij, verdachte, en zijn medeverdachte wisten dat die [naam slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens leed dat die [naam slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte en/of zijn medeverdachte
- zijn vinger en zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht en
- zijn tong in de mond van die [naam slachtoffer] gedaan/geduwd en
- de vagina van die [naam slachtoffer] betast en gelikt en
- de borsten van die [naam slachtoffer] betast en
- die [naam slachtoffer] zijn penis in de mond geduwd/laten nemen;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van met iemand van wie hij weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens lijdt dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld bij artikel 243 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 22 mei 2007, opgemaakt door V. Rama, psychiater in opleiding, en H.C.P. Venema, psychiater.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven - :
"Verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens. Het ontbreekt verdachte steeds aan een interne controle waardoor hij grenzeloos kan operen indien hij geen externe sturing krijgt. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Verdachte is als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen."
De rechtbank verenigt zich mede gelet op de persoon van de verdachte zoals de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 25 januari 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank realiseert zich dat de gebeurtenis grote indruk heeft gemaakt op het slachtoffer en dat haar gedrag nadien laat zien dat ze de gevolgen er nog van ondervindt. Anderzijds is sprake van twee eveneens geestelijk gehandicapte daders. De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat verdachte behandeld dient te worden, in die zin dat verdachte moet leren welk gedrag wel en welk gedrag niet wordt geaccepteerd. Bij de behandeling dient voorop te staan dat herhaling voorkomen moet worden. De rechtbank zal daarom een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij de proeftijd op de termijn van 3 jaren wordt gesteld.
BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en een gedeelte van de materiële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook in zoverre gegrond en tot na te noemen bedrag voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. De rechtbank beperkt de toe te wijzen kilometervergoeding tot € 0,19 per kilometer, het maximale fiscaal onbelaste tarief. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de materiële schade slechts toewijzen voor zover het betreft de kilometers verreden door de bewindvoerder van de benadeelde partij ten behoeve van het doen van aangifte en het verschijnen ter terechtzitting. Op basis van het bovenstaande zal de rechtbank een bedrag van € 76,-- toewijzen.
Ten aanzien van de overige materiële schade acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering aangezien die schade niet aan te merken valt als rechtstreeks door het strafbare feit geleden schade van de benadeelde partij. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade acht de rechtbank het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot een bedrag van € 2000,-- voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag bij wijze van voorschot voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering als zijnde niet eenvoudig van aard, voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING VAN DE RECHTBANK
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij Hoeve Boschoord of een soortgelijke instelling, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van € 2076,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. J.S. van der Kolk en mr. M.C. Fuhler, rechters in tegenwoordigheid van mr. S.M. von Bartheld, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 20 november 2007.