ECLI:NL:RBASS:2007:BA7931

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
1 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
62405
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in strafzaak tegen verzoeker wegens vermeende vooringenomenheid rechter

In deze zaak heeft verzoeker op 1 juni 2007 een wrakingsverzoek ingediend tegen de voorzitter van de meervoudige kamer die zijn strafzaak behandelt. Verzoeker stelt dat de voorzitter betrokken is geweest bij een eerdere strafzaak tegen hem en daardoor niet onbevooroordeeld kan oordelen. Tijdens de zitting van de wrakingskamer heeft de raadsman van verzoeker betoogd dat de voorzitter de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt door eerdere beslissingen in de zaak van verzoeker. De voorzitter heeft echter aangegeven niet in te stemmen met de wraking en heeft geen behoefte om in deze procedure te worden gehoord.

De Officier van Justitie heeft tijdens de zitting verklaard dat het een unieke zaak betreft en dat er geen aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de voorzitter. De wrakingskamer heeft vervolgens de feiten en omstandigheden die door verzoeker zijn aangevoerd beoordeeld. Volgens de rechtbank moet worden aangenomen dat een rechter onpartijdig is, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeert dat de door verzoeker aangevoerde feiten niet voldoende zijn om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig is.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 juni 2007.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: 62405 / HA RK 07-57
Beschikking van de meervoudige kamer op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 e.v. van het Wetboek van Strafvordering van 1 juni 2007
in de zaak van
[VERZOEKER],
Verblijvende in P.I. [naam en vestigingsplaats],
verzoeker,
raadsman mr. S. Karkache te Rotterdam.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van wraking d.d. 1 juni 2007, waaruit blijkt dat verzoeker de voorzitter van de meervoudige kamer die de strafzaak van verzoeker behandelt, [de rechter], wenst te wraken;
- de mondelinge behandeling van de wrakingskamer d.d. 1 juni 2007.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft ter zitting van de meervoudige strafkamer d.d. 1 juni 2007 aangevoerd dat [de rechter] als voorzitter betrokken is geweest bij de vorige strafzaak tegen zijn cliënt en deel heeft uitgemaakt van de rechtbank die toen de gevoerde verweren terzijde heeft geschoven. [de rechter] kan niet onbevooroordeeld over de nu in behandeling zijnde zaak oordelen. Ter zitting van de wrakingskamer d.d. 1 juni 2007 heeft de raadsman van verzoeker voorts aangevoerd dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 12 augustus 2003 blijkt dat verzoeker de gelegenheid moest worden gegeven [de minderjarige] te verenigen met zijn moeder. Daarmee heeft de voorzitter de schijn gecreëerd vooringenomen te zijn. Het gaat hier om dezelfde zaak, het betreft alleen een andere periode. De voorzitter zal de ingeslagen weg vervolgen als verzoeker weigerachtig blijft.
2. Het standpunt van [de rechter]
[de rechter] heeft bij brief d.d. 1 juni 2007 verklaard dat hij niet berust in de wraking, en dat hij er geen prijs op stelt in deze procedure te worden gehoord, dan wel daaromtrent schriftelijk te reageren.
3. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De Officier van Justitie heeft ter zitting aangevoerd dat het een unieke zaak met een uniek parketnummer betreft. De voorzitter heeft in geen enkel opzicht de indruk gewekt vooringenomen te zijn. Het door verzoeker gebruikte citaat komt uit het proces-verbaal van zitting in een andere zaak.
Toewijzing van het wrakingsverzoek zou als beleidsmatige consequentie hebben dat een rechter bij recidivisten nooit een volgende zaak zou kunnen behandelen.
4. De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.2. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder r.o. 1 weergegeven leveren niet een uitzonderlijke omstandigheid op die zodanige vrees ten aanzien van deze rechter kan rechtvaardigen. Evenmin geven zij grond te vrezen dat het de gewraakte rechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van verzoekende partij de schijn van partijdigheid gewekt.
4.3. Aan de orde is een nieuwe aangifte die heeft geleid tot een nieuwe strafzaak. Weliswaar bevat het dossier een extract van het oude dossier, maar het gaat hier om de behandeling door deze rechter in deze zaak. De rechtbank is van oordeel dat het door verzoeker gestelde geen aanleiding geeft om te veronderstellen dat er sprake is van feiten en/of omstandigheden zodanig dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5. Slotsom
Op grond van het vorenstaande zal de wrakingskamer van de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
1. Wijst het verzoek tot wraking af.
2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
3. Beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoeker, [de rechter] en het Openbaar Ministerie.
Deze beschikking is gegeven door J.S. van der Kolk, mr. E. Läkamp en mr. K. Wentholt, bijgestaan door mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2007.?