ECLI:NL:RBASS:2001:AD4781

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
24 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
19/820013-00
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van hulp bij zelfmoord met pentobarbital

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 24 oktober 2001 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk helpen van een patiënt bij diens zelfmoord door het verstrekken van pentobarbital. De tenlastelegging betrof de periode van 21 januari 2000 tot en met 30 januari 2000, waarin de verdachte de patiënt een dodelijke hoeveelheid van het middel zou hebben overhandigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de patiënt, die had aangegeven een einde aan zijn leven te willen maken, daadwerkelijk het middel heeft verschaft. Echter, de rechtbank heeft ook geconstateerd dat er een significante tijdsperiode van meer dan een week zat tussen het verstrekken van het middel en het overlijden van de patiënt. Dit heeft geleid tot vragen over de causaliteit tussen het verstrekken van het middel en de dood van de patiënt.

De rechtbank heeft zich gebaseerd op toxicologische rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut, die de concentraties van pentobarbital in het bloed en de maaginhoud van de patiënt hebben vastgesteld. De onderzoekers concludeerden dat de concentraties pentobarbital in het bloed niet voldoende waren om met zekerheid te stellen dat het middel de dood van de patiënt heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen andere doodsoorzaak is aangetoond, maar dat de combinatie van de leeftijd en de gezondheidstoestand van de patiënt ook een rol heeft kunnen spelen in het intreden van de dood.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft zij de verdachte vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. De beslissing van de rechtbank is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken in de rechtszaal.

Uitspraak

Parketnummer: 19/820013-00
Uitspraak d.d. : 24 oktober 2001
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren [geboortegegevens verdachte],
wonende te [woonadres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaats gehad op woensdag, 10 oktober 2001.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Anker, advocaat te Leeuwarden.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2000 tot en met 30 januari 2000, te Dalerveen, althans in de gemeente Coevorden, opzettelijk [naam patiënt] behulpzaam is geweest bij en/of hem de middelen heeft verschaft tot diens zelfmoord zoals door [naam patiënt] gepleegd in die periode, immers heeft verdachte (nadat [naam patiënt] hem had aangegeven dat hij een einde aan zijn leven wilde maken) een drank, inhoudende onder meer 9 gram, in ieder geval een dodelijke hoeveelheid, penthobarbital aan die [naam patiënt]overhandigd;
De rechtbank leest het woord "penthobarbital" in de zevende regel van de tenlastelegging alsof daar staat: "pentobarbital". De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank overweegt dat de officier van justitie door de wijze van redigeren de causaliteit tussen het verschaffen van het tot het plegen van zelfmoord geschikte middel en de tenlastegelegde zelfmoord tot uitdrukking heeft willen brengen.
Artikel 294 Sr. immers spreekt van "de zelfmoord", hetgeen naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan worden uitgelegd dan dat, indien na het verschaffen van het middel de zelfmoord is gevolgd, de dood is ingetreden als gevolg van het toepassen van dat middel.
VRIJSPRAAK
Aan verdachte is - kort gezegd - tenlastegelegd dat hij aan [naam patiënt] - verder te noemen: de patiënt - opzettelijk een middel - pentobarbital - tot diens zelfmoord heeft verschaft zoals door de patiënt gepleegd.
Bij de stukken bevindt zich een tweetal toxicologische rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Rijswijk van 6 juni 2000 en 16 januari 2001, opgemaakt door drs. B.E. Smink, apotheker (rapporten 6 juni 2000 en 16 januari 2001) en dr. R. Visser, patholoog (rapport 16 januari 2001).
In het rapport van 16 januari 2001 wordt overwogen dat de gebruikte methode, zoals vermeld in het rapport d.d. 6 juni 2000, de methode is die speciaal is ontwikkeld voor de concentratiebepaling van de barbituraten, waaronder pentobarbital, en enkele in het werkvoorschrift met name genoemde anti-epileptica en omzettingsprodukten daarvan in bloed, serum, plasma en/of urine. Dit is methode A. Het resultaat van dit onderzoek was 2,8 milligram pentobarbital per liter bloed.
Een tweede onderzoeksmethode, methode B, speciaal ontwikkeld voor de bepaling van de identiteit van zeer veel verschillende stoffen, heeft als resultaat 8,8 milligram pentobarbital per liter bloed.
Om te komen tot de meest nauwkeurige bepaling van de concentratie pentobarbital in het bloed van de patiënt is vervolgens gekozen voor methode C, die speciaal is ontwikkeld voor de bepaling van barbituraten, waarbij extra aandacht is besteed aan het chromatografisch systeem.
Het resultaat van deze onderzoeksmethode is 1,6 milligram pentobarbital per liter bloed en 5 gram pentobarbital per liter maaginhoud.
De rechtbank heeft zich gebaseerd op de onderzoeksresultaten verkregen via methode C, als zijnde het meest nauwkeurig. De rechtbank neemt hiermee de conclusie van drs. Smink in het aanvullend rapport van 16 januari 2001 over dat de concentraties pentobarbital in het bloed en de maaginhoud, bepaald met methode C, betrouwbaarder zijn dan de concentraties bepaald met methode A of B.
De onderzoekers concluderen in voormeld rapport dat een concentratie pentobarbital in het bloed hoger dan ongeveer 11 milligram per liter coma kan veroorzaken. Een concentratie hoger dan ongeveer 32 milligram per liter is potentieel letaal. In het algemeen is bij een bloedconcentratie van 1,6 milligram pentobarbital een toestand van slaap te verwachten.
De onderzoekers concluderen voorts dat op grond van de resultaten van het toxicologische onderzoek geen inschatting kan worden gemaakt in welke mate de lagere werkzame concentratie pentobarbital in het bloed van de patiënt op zich het overlijden bespoedigd heeft. Het is mogelijk dat de combinatie van de gevorderde leeftijd van de patiënt (81 jaar), diens conditie (w.o. functie van hart, centrale zenuwstelsel en longen) en de bij sectie aangetroffen hart- en longafwijkingen (aderverkalking van de kransslagaderen van het hart en emfyseem) het intreden van de dood heeft veroorzaakt. In dit verband overweegt de rechtbank dat tussen het verstrekken van het middel aan de patiënt en diens dood ruim een week is verstreken.
De onderzoekers kunnen derhalve niet aangeven in hoeverre de werking van pentobarbital ten aanzien van de oorzaak van het intreden van de dood van de patiënt van betekenis is geweest. Daaraan doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat van een andere doodsoorzaak niet is gebleken.
Op grond van al het voorgaande acht de rechtbank de tenlastegelegde passage "zoals door [naam patiënt] gepleegd in die periode" - zijnde de bijkomende voorwaarde van strafbaarheid - niet wettig en overtuigend bewezen.
De conclusie kan geen andere zijn dan dat vrijspraak dient te volgen van hetgeen de verdachte is tenlastegelegd.
DE BESLISSING VAN DE RECHTBANK LUIDT:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd en spreekt verdachte mitsdien daarvan vrij;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mrs. H. de Wit en M.P.C.J. van Bavel, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op woensdag, 24 oktober 2001, zijnde mr. De Wit buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.