ECLI:NL:RBASS:2000:AA8432

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
27 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/717 en 724 GEMWT P02 G02
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren tegen kapvergunning voor bomenkap

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank Assen op 27 september 2000 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster, een vereniging gevestigd te Mantinge, en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Midden-Drenthe. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 15 juni 2000, waarbij vergunning was verleend voor het kappen van 1 linde en 22 eiken aan de Orvelterstraat te Westerbork. De gemeente had verzoeksters bezwaren tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot beroep bij de rechtbank.

De president van de rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelde dat verzoekster ten onrechte niet als belanghebbende was aangemerkt in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De president stelde vast dat verzoekster, gezien haar statuten, wel degelijk een belang had bij de bescherming van de natuur en het milieu, en dat zij recht had om bezwaar te maken tegen de kapvergunning.

De president heeft echter geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de kapvergunning niet gebruikt mag worden na de vernietiging van het besluit op bezwaar. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder opnieuw moet beslissen op de bezwaren van verzoekster, waarbij de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften opnieuw zal worden geraadpleegd. De uitspraak is gedaan door mr. J.S. van der Kolk, fungerend president, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. W.P. Claus, griffier.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Assen
Kenmerken: 00 / 717 en 00 / 724 GEMWT P02 G02
P R O C E S - V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak van de president van de Arrondissementsrechtbank te Assen op het
verzoek om een voorlopige voorziening alsmede in de hoofdzaak in de geschillen tussen
[verzoekster], gevestigd te
Mantinge (Westerbork), verzoekster,
en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Midden-Drenthe, verweer-
der.
I. Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2000 heeft verweerder verzoeksters bezwaren tegen verweerders
besluit van 15 juni 2000, waarbij vergunning is verleend voor het kappen van 1 linde en 22 eiken
aan de Orvelterstraat te Westerbork, niet-ontvankelijk verklaard.
Namens verzoekster is bij brief van 22 september jl. tegen dit besluit beroep bij de rechtbank
ingesteld.
Tevens is namens verzoekster aan de president van de rechtbank verzocht om toepassing te
geven aan het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verweerder heeft bij brief van 22 september jl. de gedingstukken overgelegd. Bij op 25 september
jl. verzonden brief heeft verweerder een verweerschrift ingezonden.
Verzoekster en verweerder hebben afschriften van de gedingstukken ontvangen.
Het verzoek is behandeld ter zitting op 27 september 2000, alwaar namens verzoekster -daartoe
ambtshalve opgeroepen- [leden]zijn verschenen. Van hen heeft de heer [lid] het verzoek nader toegelicht.
Voor verweerder zijn verschenen -daartoe eveneens ambtshalve opgeroepen- de heren
[gemachtigden], ambtenaar in dienst van de gemeente
Midden-Drenthe. Van hen heeft [gemachtigde] het standpunt van verweerder nader uiteen
gezet.
II. Beslissing
Aan het slot van de behandeling heeft de president:
- Ten aanzien -
Kenmerken: 00 / 717 en 00 / 724 GEMWT P02 G02
Ten aanzien van het beroep:
I. het beroep gegrond verklaard;
II.het bestreden besluit vernietigd;
III.bepaald dat verweerder opnieuw en thans inhoudelijk op de bezwaren van verzoekster dient
te beslissen;
IV.bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht ad Ÿ 450,- aan haar dient te
vergoeden;
V. de gemeente Midden-Drenthe aangewezen als de rechtspersoon die het onder IV genoemde
bedrag dient te betalen.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belanghebbende, hoger beroep
instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage. Het hoger
beroep dient ingesteld te worden door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019 te 2500 EA 's-Gravenhage binnen
zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening:
VI.het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
III. Motivering
Algemeen
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is
ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of
administratief beroep is ingesteld, de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in
de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de
betrokken belangen, dat vereist.
In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is voorts bepaald dat, indien het verzoek om een voorlopige
voorziening wordt gedaan wanneer beroep bij de rechtbank is ingesteld en de president van
oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling
van de zaak, deze onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak. Deze situatie doet zich hier
voor.
Feiten
Verweerder is doende langs de Orvelterstraat (de doorgaande weg vanuit Westerbork naar
Orvelte en Zweeloo) een fietspad aan te leggen.
Daarbij is het aanvankelijk de bedoeling geweest om het fietspad (bezien vanaf de wegkant) aan
de achterzijde van de aldaar aanwezige bomen te situeren.
- In verband -
Kenmerken: 00 / 717 en 00 / 724 GEMWT P02 G02
In verband met het niet (volledig) kunnen verwerven van de benodigde grond heeft verweerder
besloten het fietspad voor een deel over gemeentegrond te laten lopen.
Ter realisering daarvan heeft verweerder bij besluit van 15 juni 2000 aan de gemeente Midden-
Drenthe vergunning verleend voor het kappen van 1 linde en 22 eiken.
Tegen dit besluit is namens verzoekster bij op 20 juli 2000 ontvangen brief bezwaar gemaakt. Dit
bezwaar is tijdens een hoorzitting d.d. 5 september jl. mondeling toegelicht.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder verzoeksters bezwaren niet-ontvankelijk
verklaard.
Daartoe heeft verweerder overwogen dat verzoekster niet als een belanghebbende in de zin van
artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt.
Standpunten van partijen
Verzoekster doet aanvoeren dat in het bestreden besluit voorbij wordt gegaan aan haar doelstel-
ling, waarbij daadwerkelijk wordt meegewerkt aan de bescherming van de natuur, het landschap
en het milieu, daarbij verwijzende naar artikel 3, onder c en f en artikel 4, onder d van de
statuten.
Verweerder neigt, achteraf geconfronteerd met de statuten, ernaar te concluderen dat verzoekster
wel belanghebbende zou kunnen zijn.
Met betrekking tot de verleende kapvergunning hecht verweerder er aan, gelet op het maatschap-
pelijk belang, de verkeersveiligheid en het financiële belang dat de aanleg van het fietspad op
korte termijn is voltooid en dat de daarvoor benodigde kapvergunning in stand blijft.
Verweerder verzoekt daarbij de president de toetsing niet alleen te beperken tot de ontvankelijk-
heidsvraag, maar ook een inhoudelijk oordeel te geven over de verleende kapvergunning. Dit,
met het oog op het feit dat de aanleg voor 1 december a.s. moet zijn voltooid ter verkrijging van
EVRO/ISP-subsidie.
Beoordeling
De president dient in deze te beoordelen of verweerder terecht het bezwaar van verzoekster
tegen de bij besluit van 15 juni 2000 verleende kapvergunning niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Daartoe wordt het volgend overwogen.
Verweerder heeft, daarbij het advies van de Commissie van advies voor de bezwaar- en
beroepschriften volgend geoordeeld dat, verzoekster niet kan worden aangemerkt als een
belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
De president deelt dat oordeel niet. Zulks op grond van het volgende.
Onder belanghebbende wordt ingevolge artikel 1:2 Awb verstaan degene wiens belang recht-
streeks bij een besluit is betrokken. In het derde lid is bepaald dat ten aanzien van rechtsperso-
nen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij
krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder beharti-
gen.
- Blijkens de -
Kenmerken: 00 / 717 en 00 / 724 GEMWT P02 G02
Blijkens de statuten stelt verzoekster zich -onder meer- ten doel om daadwerkelijk mee te werken
aan de bescherming van de natuur, het landschap en het milieu (artikel 3, onder f). Zij tracht dit
doel -blijkens de statuten- onder meer te verwezenlijken door: 'alle andere wettige middelen en
meer speciaal het aantekenen casu quo indienen van bezwaar en beroep in woord en/of geschrift
zowel op administratiefrechtelijk als op strafrechtelijk gebied, tegen (rechts)handelingen in strijd
met datgene wat de vereniging casu quo [verzoekster] nastreeft'.
Gelet op het vorenstaande is de president van oordeel dat verweerder verzoekster ten onrechte
niet als een belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb heeft aangemerkt. Met name
het feit dat verzoekster in haar statuten het voeren van procedures ter verwezenlijking van haar
doelstelling heeft opgenomen acht de president in dit opzicht redengevend.
Het bestreden besluit dient dan ook, onder gegrondverklaring van het beroep, vernietigd te
worden.
Aan verweerders verzoek om thans tevens een oordeel te geven over de bezwaren van
verzoeker kan niet worden voldaan. Uit het stelsel van de Awb vloeit voort dat eerst verweerder
zich een oordeel vormt naar aanleiding van de bezwaren, in een volledige heroverweging van het
primaire besluit, na advisering door de betreffende bezwarencommissie. Verweerder zal zich dan
ook alsnog over de bezwaren van verzoekster moeten buigen, waartoe (wederom) het oordeel
van de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften zal moeten worden gevraagd.
Hoewel het beroep voor gegrondverklaring in aanmerking komt, ziet de president geen aanleiding
tot het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien verweerder bij een vernietiging van het
besluit op bezwaar geen gebruik mag maken van de kapvergunning, gelet op de in de kapver-
gunning opgenomen voorwaarde.
Aldus gegeven door mr. J.S. van der Kolk, fungerend president en uitgesproken in het
openbaar op
door mr. J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van mr. W.P. Claus, griffier.
mr. W.P. Claus mr. J.S. van der Kolk
Afschrift verzonden op:
typ: mh