ECLI:NL:RBARN:2012:BY9664

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
235270
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot verklaring van prijsgeven van aanspraken jegens hypotheeknemer

In deze zaak, die op 11 december 2012 door de Rechtbank Arnhem is behandeld, vorderde eiser dat gedaagde zou worden veroordeeld om te verklaren dat hij iedere aanspraak jegens hypotheeknemer uit hoofde van borgstelling of geldlening prijsgeeft. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtsgrond bestond voor deze vordering. De rechtbank verwees naar een gelijktijdig behandelde zaak waarin de hypotheeknemer al was veroordeeld tot medewerking aan het royement van de hypotheek. Hierdoor had eiser geen belang meer bij het gevorderde verzoek aan gedaagde om over te gaan tot doorhaling van de hypotheek. De vorderingen van eiser werden dan ook afgewezen.

De procedure omvatte een wijziging van eis en een mondelinge behandeling, waarbij de rechter de feiten en de rechtsmacht beoordeelde. De rechtbank stelde vast dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had op basis van de EEX-Verordening, aangezien gedaagde in Nederland woonde. De rechtbank oordeelde dat het Nederlands recht van toepassing was op de rechtsverhouding tussen partijen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen aanwezig was, maar dat de gevorderde verklaring niet kon worden opgelegd aan gedaagde. De rechtbank oordeelde dat eiser niet gerechtigd was om in de rechtsverhouding tussen gedaagde en de hypotheeknemer te treden, tenzij er sprake zou zijn van onrechtmatige benadeling van eiser. Aangezien de hypotheeknemer al was veroordeeld om medewerking te verlenen aan het royement van de hypotheek, had eiser geen belang meer bij zijn vordering. De rechtbank wees de vorderingen af en veroordeelde eiser in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.083,00 werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 235270 / KG ZA 12-557
Vonnis in kort geding van 11 december 2012
in de zaak van
[eiser]
eiser,
advocaat mr. R.H. van de Beeten te Zevenaar,
tegen
[gedaagde]
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de wijziging van eis
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde]
- de aanhouding ten behoeve van een gelijktijdige behandeling met de zaak van [eiser] – de erven [betrokkenen], [betrokkene 1], [betrokkene 2], notaris [notaris] en het kadaster (zaaknummer / rolnummer 236269 / 12-610)
- de voortzetting van de mondelinge behandeling op 5 december 2012, waarbij de zaak gelijktijdig, maar niet gevoegd is behandeld met voornoemde zaak, en
- de conclusie van antwoord van [gedaagde].
1.2. Vanwege de spoedeisendheid van de zaak is op 11 december 2012 vonnis gewezen. Hierna zullen de overwegingen van dat vonnis worden gegeven.
2. De feiten
2.1. Met betrekking tot de tussen partijen vaststaande feiten wordt verwezen naar het vonnis in de zaak [eiser] tegen de erven [betrokkenen], [betrokkene 1], [betrokkene 2], notaris [notaris] en het Kadaster (zaaknummer / rolnummer 236269 / 12-610), waarvan een kopie is aangehecht.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – na een wijziging van eis – dat de voorzieningenrechter [gedaagde] veroordeelt om op straffe van verbeurte van een dwangsom binnen een uur na betekening van dit vonnis schriftelijk jegens mevrouw [....] [betrokkene 2] en de heer [...] [betrokkene 3], wonende [adres] te verklaren prijs te geven iedere aanspraak jegens hen uit hoofde van enige borgstelling of geldlening met het verzoek aan hen, respectievelijk hun advocaat mr. R.F. Beijne te Amsterdam, ten spoedigste medewerking te verlenen aan royement van het hypotheekrecht dat is gevestigd op 5 november 2012 in het register onroerende zaken hyp3 onder nummer 64439/95, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten, inclusief nasalaris en betekeningskosten.
3.2. [eiser] legt kort gezegd aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig handelt jegens [eiser]. [gedaagde] heeft zijn positie als advocaat van de even [betrokkenen]/[betrokkene 1] benut om zijn eigen belang te dienen, bestaande uit het veilig stellen van betaling van de door hem verrichtte en nog te verrichten werkzaamheden. Daarnaast is het vestigen van het hypotheekrecht ten behoeve van [betrokkene 2] een schijnhandeling met als doel de uitvoering van het arrest van 12 mei 2009 te blokkeren en daarmee dus het passeren van de akte van verdeling te verhinderen. Verder is de constructie ondeugdelijk, althans heeft deze een zwakke status, gelet op het bepaalde in artikel 3:177, eerste lid BW.
3.3. [gedaagde] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
de rechtsmacht
4.1. [eiser], eiser, woont in het Verenigd Koninkrijk. Zijn vordering tegen in Nederland wonende (domicilie kiezende) gedaagde draagt een internationaal karakter. De Nederlandse rechter komt krachtens artikel 2, eerste lid van de Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Verordening) rechtsmacht toe, nu gedaagde woonplaats (gekozen) heeft in Nederland.
het toepasselijk recht
4.2. Tussen partijen is niet in discussie dat op hun rechtsverhouding, de vorderingen en de beoordeling daarvan Nederlands recht toepasselijk is.
het spoedeisend belang
4.3. Met de aard van het gevorderde en het daaraan ten grondslag gelegde acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen gegeven.
de inhoudelijke beoordeling
4.4. In dit kort geding wordt gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld jegens [betrokkene 2] en [betrokkene 3] te verklaren iedere aanspraak jegens hen uit hoofde van enige borgstelling of geldlening prijs te geven en hen te verzoeken medewerking te verlenen aan royement van het hypotheekrecht dat is gevestigd op 5 november 2012.
4.5. De voorzieningen rechter ziet niet in op welke rechtsgrond aan [gedaagde] het gebod kan worden opgelegd te verklaren dat hij iedere aanspraak jegens [betrokkene 2] en [betrokkene 3] uit hoofde van borgstelling of geldlening prijsgeeft. [eiser] is niet gerechtigd te treden in de rechtsverhouding die tussen [gedaagde] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3], in welke rechtsverhouding hij immers geen partij is. Hierover wordt anders geoordeeld, indien en voor zover aanspraken van [gedaagde] jegens [betrokkene 2] en [betrokkene 3] tot een onrechtmatige benadeling van [eiser] zouden leiden.
4.6. Over de onrechtmatige benadeling – het vestigen van een hypotheek op de woning [adres] ter zake van de borgstelling van [betrokkene 2] jegens [gedaagde] voor de nakoming van de verplichtingen die de ervan [betrokkenen]/[betrokkene 1] aan [gedaagde] hebben – is reeds beslist in de procedure, die [eiser] tegen de erven [betrokkenen], [betrokkene 1], [betrokkene 2], [de notaris] en het Kadaster (zaaknummer / rolnummer 236269 / 12-610) heeft aangespannen. De beslissing in die procedure is aan dit vonnis gehecht; de gronden en motivering van die beslissing dienen in deze procedure als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In die procedure is de medewerking van [betrokkene 2] aan het royeren van het hypotheekrecht op de woning bevolen. Omdat de hypotheeknemer [betrokkene 2] reeds veroordeeld is haar medewerking aan het doorhalen van de litigieuze hypotheek te verlenen, heeft [eiser] niet langer belang bij het gevorderde verzoek van [gedaagde] aan [betrokkene 2] en [betrokkene 3] om over te gaan tot doorhaling van deze hypotheek.
4.7. Omdat de gevraagde voorzieningen worden afgewezen, zal [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 267,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.083,00
4.8. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.083,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van acht dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J.C van Emden-Geenen en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2012. De overwegingen waarop dit vonnis stoelt zijn afzonderlijk vastgelegd door mr. M.L.J.C van Emden-Geenen en in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. R.J.B. Boonekamp op 17 december 2012.
coll. : BV