ECLI:NL:RBARN:2012:BY6944

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/4560
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schotpoort Milieu Service B.V. en Schotpoort Traffic Center B.V. tegen het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland over vergunningplicht en lasten onder dwangsom

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem op 19 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen Schotpoort Milieu Service B.V. en Schotpoort Traffic Center B.V. enerzijds en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland anderzijds. De zaak betreft de vraag of de activiteiten van Schotpoort Milieu Service B.V. op het gebied van op- en overslag en transport van afvalstoffen vergunningplichtig zijn onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De voorzieningenrechter oordeelt dat de activiteiten van Schotpoort Milieu Service B.V. onder de vergunningplicht vallen, omdat deze activiteiten in omvang te groot zijn om met een melding op grond van het Activiteitenbesluit te kunnen volstaan. Dit betekent dat Schotpoort Milieu Service B.V. een inrichting drijft zonder de benodigde omgevingsvergunning.

Daarnaast is er een geschil over de vraag of Schotpoort Traffic Center B.V. als één inrichting met Schotpoort Milieu Service B.V. moet worden beschouwd. De voorzieningenrechter concludeert dat dit niet het geval is, omdat de bindingen tussen beide bedrijven niet van dien aard zijn dat gesproken kan worden van één inrichting. Hierdoor is er geen sprake van overtredingen van de Wabo door Schotpoort Traffic Center B.V.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek van Schotpoort Milieu Service B.V. om de aan haar opgelegde lasten onder dwangsom te schorsen af, maar schorst wel het besluit van 19 oktober 2012 ten aanzien van Schotpoort Traffic Center B.V. en bepaalt dat deze schorsing voortduurt tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van Schotpoort Traffic Center B.V. tot een bedrag van € 874 en dient verweerder het griffierecht van € 310 te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummers AWB 12/4560 en 12/5734
uitspraak van de voorzieningenrechter ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 19 december 2012 in het geding tussen
Schotpoort Milieu Service B.V.,
Schotpoort Traffic Center B.V.,
verzoekers,
gevestigd te Eerbeek, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. Heinen,
en
het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, verweerder,
alsmede
[belanghebbende 1], vertegenwoordigd door mr. H.P.J.G. Berkers,
[belanghebbende 2],
[belanghebbende 3],
partijen ex artikel 8:26 van de Awb,
wonende te Eerbeek.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2012 heeft verweerder Schotpoort Milieu Service B.V. twee lasten onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 8 juni 2012 heeft verweerder het besluit van 6 juni 2012 gewijzigd.
Bij besluit van 24 juli 2012 heeft verweerder het besluit van 8 juni 2012 gewijzigd waarbij de dwangsom voor het beëindigen van nachtelijke vervoersbewegingen met diverse afvalstoffen aan een maximum van € 7.000 is gebonden.
Bij besluit van 29 augustus 2012 heeft verweerder het besluit van 8 juni 2012 herzien, in die zin dat op onderdelen de motivering is aangevuld.
Bij besluit van 25 oktober 2012 heeft verweerder het besluit van 6 juni 2012 ingetrokken en het besluit van 29 augustus 2012 aangevuld met een rechtsmiddelenclausule. Omdat in het besluit van 25 oktober 2012 de tekst van bedoelde rechtsmiddelenclausule is weggevallen, is bij brief van 30 oktober 2012 een exemplaar van het besluit van 25 oktober 2012 opgenomen met daarin alsnog de tekst van die rechtsmiddelenclausule.
Tegen de besluiten van 6 en 8 juni 2012 heeft E. Bonekamp van Bonekamp advies namens verzoekers op 17 juli 2012 bezwaar gemaakt. Op 6 september 2012 heeft mr. Heinen namens verzoekers bezwaar gemaakt tegen het wijzigingsbesluit van 29 augustus 2012.
Op 6 september 2012 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (procedurenummer 12/4560).
Verweerder heeft bij besluit van 19 oktober 2012 Schotpoort Traffic Center B.V. drie lasten onder dwangsom opgelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers op 7 november 2012 bezwaar gemaakt.
Op 13 november 2012 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (procedurenummer 12/5734).
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 12 december 2012. Namens verzoekers is aldaar verschenen F. Fransen, directeur van beide B.V.’s, bijgestaan door mr. P.C.M. Heinen, advocaat te Arnhem en A.M. Gebbeke, geluidsdeskundige bij Arcadis. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M. Holterman, T. Bot, F. Boumans (akoestisch specialist) en J.F. Schuts (toezichthouder), allen werkzaam bij de provincie Gelderland. Van de partijen ex artikel 8:26 Awb zijn verschenen [belanghebbende 1] en [belanghebbende 1], bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers en [belanghebbende 2]. [belanghebbende 2] is tevens opgetreden als gemachtigde van [belanghebbende 3].
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Procedurenummer 12/4560.
Uit het procesverloop volgt reeds dat verweerder ten aanzien van de aan Schotpoort Milieu Service B.V. opgelegde last verschillende (beoogde) besluiten heeft genomen. Alles bij elkaar genomen is, nu het besluit van 6 juni 2012 is ingetrokken en, anders dan verweerder suggereert het besluit van 8 juni 2012 niet alleen een herhaling van het besluit van 6 juni 2012 met een rechtsmiddelclausule is, maar door nieuwe datering ook een verandering van de begunstigingtermijn inhoudt, in die zin dat deze nader aanvangt op 8 juni 2012, het besluit van 8 juni 2012 de basis. Bij besluit van 24 juli 2012 is dat besluit aangepast door een maximum aan dwangsommen vast te stellen en bij besluit van 29 augustus 2012 is de motivering veranderd.
Dat leidt ertoe dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter thans de situatie rechtens is dat verweerder bij besluit van 8 juni 2012, zoals nader aangevuld bij besluiten van 24 juli 2012 en 29 augustus 2012, Schotpoort Milieu Service B.V. de volgende twee lasten onder dwangsom heeft opgelegd.
1. Schotpoort Milieu Service B.V. dient binnen een week na inwerkingtreding van het besluit de vervoersbewegingen voor de aan- en afvoer van huishoudelijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen in de nachtperiode (23.00 uur tot 7.00 uur) te staken en gestaakt te houden. Verweerder heeft hieraan een dwangsom verbonden van € 1.000 per overtreding, met een maximum van € 7.000.
2. Schotpoort Milieu Service B.V. dient binnen drie maanden na inwerkingtreding van dit besluit alle activiteiten die te maken hebben met de acceptatie, opslag en transport van huishoudelijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen te staken en gestaakt te houden en alle op het buitenterrein opgeslagen afvalstoffen als hiervoor genoemd, af te voeren naar een erkende verwerker. Verweerder heeft hieraan een dwangsom verbonden van € 100.000 ineens.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht, dat de overtredingen waarop last 1 ziet onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering, op het geheel waarvan last 2 ziet. Last 1 is opgelegd met als doel om hier met een kortere begunstigingstermijn tegen op te kunnen treden. Thans, nu de begunstigingstermijn van last 2 is verstreken, dienen de activiteiten waarop last 1 ziet als integraal onderdeel te worden beschouwd van de activiteiten waarop last 2 ziet. Nu ten aanzien van last 1 geen overtreding is geconstateerd, komt hier thans geen afzonderlijke betekenis meer aan toe en leidt deze niet en kan deze ook niet meer leiden tot het verbeuren van afzonderlijke dwangsommen.
Verweerder heeft de last opgelegd ten aanzien van overtredingen van een aantal wettelijke bepalingen, te weten artikel 2.1, eerste lid, onder c, e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich ten tijde van het bestreden besluit van 8 juni 2012 op goede gronden op het standpunt gesteld, dat de activiteiten van Schotpoort Milieu Service B.V. op het gebied van op- en overslag en het transport van afvalstoffen en in combinatie met containerverhuur, dienen te worden gekwalificeerd als vergunningplichtig. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is uit de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk geworden, dat de activiteiten van Schotpoort Milieu Service B.V onder categorie 28.4 en 28.5 van Bijlage I, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vallen en aldus vergunningplichtig zijn. Dat in het verleden met de gemeente contact is geweest en verzoekers nimmer op een vergunningplicht is gewezen, doet aan de vergunningplicht als zodanig niet af. Het betoog van verzoekers dat de desbetreffende activiteiten in omvang verminderd zijn waardoor thans met een melding op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) kan worden volstaan, slaagt voorts niet. Bepalend is immers de situatie ten tijde van het opleggen van de last en zoals ter zitting van de zijde van verzoekers ook is bevestigd, waren de activiteiten destijds te omvangrijk om met een melding te kunnen volstaan.
Dat betekent dat Schotpoort Milieu Service B.V. een inrichting drijft zonder de daartoe benodigde omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo. Reeds daarom mocht verweerder handhavend optreden.
Aan de beoordeling van de rechtmatigheid van de last ten aanzien van overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, en i, van de Wabo, komt de voorzieningenrechter niet toe. Ook al zou de last daarop niet kunnen worden gestoeld, doet dat niet af aan de mogelijkheid dat verweerder terecht ten aanzien van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo mocht handhaven, zodat voor het schorsen van de last op grond daarvan geen aanleiding bestaat.
Van bijzondere omstandigheden om van handhavend optreden af te zien is de voorzieningenrechter niet gebleken. Van een concreet zicht op legalisering is alleen al geen sprake omdat er geen ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning milieu voorligt. Voor zover verzoekers betogen dat het opleggen van de last onder dwangsom ernstige financiële gevolgen heeft voor hun bedrijf overweegt de voorzieningenrechter dat dit niet met concrete gegevens is onderbouwd.
Verweerder heeft zijn beoordelingsvrijheid om af te zien van het opleggen van een bestuurlijke maatregel ingevuld met de Beleidsregels gedogen in milieuzaken en grondwaterzaken Gelderland 2007. Op 1 juni 2012 is het provinciale “Handhavingsbeleid 2012” in werking getreden. Niet gebleken is dat verweerder op grond van dit beleid had moeten afzien van handhaven en aldus gedogen.
Het voorgaande laat onverlet dat met betrekking tot de hoogte van de dwangsom behoorlijk is afgeweken van deze beleidsregels. Gelet op de mate van afwijking, is de voorzieningenrechter er nog niet van overtuigt dat het besluit in zoverre genoegzaam is gemotiveerd. Dit kan evenwel in bezwaar worden hersteld, en is in zoverre evenmin aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Ten aanzien van de aan Schotpoort Milieu Service B.V opgelegde last ziet de voorzieningenrechter aldus geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter acht in deze zaak dan ook geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Procedurenummer 12/5734.
Verweerder heeft bij besluit van 19 oktober 2012 Schotpoort Traffic Center B.V. drie lasten onder dwangsom opgelegd.
1. Schotpoort Traffic Center B.V. dient binnen een week na inwerkingtreding van het besluit alle vervoersbewegingen binnen de inrichting in de nachtperiode (23.00 uur tot 7.00 uur) te staken en gestaakt te houden. Verweerder heeft hieraan een dwangsom verbonden van € 1.000 per overtreding met een maximum van € 7.000.
2. Schotpoort Traffic Center B.V. dient binnen twee maanden na inwerkingtreding van het besluit alle ververvoersbewegingen binnen de inrichting in de dag- en avondperiode (7.00 uur tot 23.00 uur) te staken en gestaakt te houden. Verweerder heeft hieraan een dwangsom verbonden van € 1.000 per overtreding met een maximum van € 7.000.
3. Schotpoort Traffic Center B.V. dient binnen twee maanden na inwerkingtreding van het besluit de activiteiten in het kantoor en in het warehouse die als onderdeel van de inrichting omgevingsvergunningsplichtig zijn dan wel leiden tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, te staken en gestaakt te houden. Verweerder heeft hieraan een dwangsom verbonden van € 2.500 per werkdag dat de last niet is uitgevoerd, met een maximum van € 12.500.
Nadat verweerder aan Schotpoort Milieu Service B.V bij besluit van 6 juni 2012 een last onder dwangsom heeft opgelegd, is hij tot het oordeel gekomen dat deze één inrichting vormt met Schotpoort Traffic Center B.V.. Daarop heeft hij laatstgenoemde bij besluit van 19 oktober 2012 eveneens een last onder dwangsom opgelegd.
Uit artikel 1.1., vierde lid, van de Wet milieubeheer volgt dat als één inrichting worden beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.
Verweerder heeft zijn conclusie dat sprake is van één inrichting, als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer met name gebaseerd op een rapport van toezichthouder J.F. Schuts van 14 augustus 2012, waarin de bevindingen zijn opgeschreven van nader onderzoek naar de bindingen tussen Schotpoort Milieu Service B.V. en Schotpoort Traffic Center B.V..
Ten aanzien van technische bindingen wordt daarin geconstateerd dat er een praktische scheiding bestaat tussen de bedrijven in het kantoorgebouw en dat gezamenlijk gebruik wordt gemaakt van kantine, toiletten en bespreekruimtes. Er is één aansluiting voor gas, water en licht, maar de kosten worden administratief globaal verdeeld tussen beide bedrijven.
Het buitenterrein wordt voor het merendeel gebruikt door Schotpoort Milieu Service B.V. . Schotpoort Traffic Center B.V. gebruikt het terrein als toegang naar het warehouse en incidenteel om een voertuig te parkeren ( de meeste voertuigen worden gestald bij de chauffeurs).
Ten aanzien van de organisatorische bindingen wordt geconstateerd dat beide bedrijven gezamenlijk één algemeen directeur hebben, doch boekhouding, contracten en loonadministratie gescheiden zijn, dat beide bedrijven over een eigen ISO-certificaat beschikken en dat de klantenbestanden voor een groot deel verschillend zijn.
Ten aanzien van de functionele bindingen wordt geconstateerd, dat het gebruik van het wagenpark voor het grootste deel gescheiden is, dat er in toenemende mate personeel wordt uitgewisseld en dat de weegbrug alleen wordt gebruikt door Schotpoort Milieu B.V..
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter komt uit de hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden, gelet op de definitie uit artikel 1.1, vierde lid, van de Wet Milieubeheer, onvoldoende naar voren dat de bindingen op technisch, organisatorisch en functioneel vlak van dien aard zijn dat gesproken dient te worden van één inrichting. Daarbij acht de voorzieningenrechter voorts het ook in bedoeld controlerapport aangehaalde onderscheid in activiteiten van belang. Schotpoort Milieu Service B.V. is actief in de op- en overslag en het transport van afvalstoffen en in containerverhuur en Schotpoort Traffic Center B.V. voert koeriersdiensten uit en exploiteert een warehouse. De aard van de onderhavige activiteiten suggereert geen bepaalde binding.
Schotpoort Traffic Center B.V. vormt aldus naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet één inrichting met Schotpoort Milieu B.V.. Voorts is gesteld noch gebleken dat Schotpoort Traffic Center B.V. afzonderlijk een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e en i, van de Wabo dient te hebben en niet met een melding op grond van het Activiteitenbesluit zou kunnen volstaan. In zoverre is ten aanzien van Schotpoort Traffic Center B.V van een overtreding van de artikelen 2.1, eerste lid, onder e en i, van de Wabo geen sprake.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat er evenmin sprake is van een overtreding door Schotpoort Traffic Center B.V. van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Vaststaat dat voor het kantoorgebouw en het warehouse een bouwvergunning is verleend. Daarmee dient het beoogde gebruik, ook als dat afwijkt van het bestemmingsplan, evenzeer te zijn gelegaliseerd. Uit de bouwaanvraag is niet gebleken dat het aldaar beoogde gebruik afwijkt van het thans daadwerkelijke gebruik. In zoverre handelt Schotpoort Traffic Center B.V niet in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Voorts blijkt uit de stukken dat het gebruik door Schotpoort Traffic Center B.V van het buitenterrein niet zeer intensief is en niet is door verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat dit gebruik strijdig is met het bestemmingsplan.
Nu Schotpoort Traffic Center B.V. op basis van de hiervoor gegeven overwegingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter ten onrechte een last is opgelegd omdat zij in strijd met artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo handelde, bestaat aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende dat het besluit van 19 oktober 2012 zal worden geschorst.
Ter voorlichting van partijen merkt de voorzieningenrechter op dat, niettegenstaande dat de begunstigingstermijn uit het besluit van 19 oktober 2012 eindigt op 19 december 2012, geen dwangsom is verbeurd. Deze schorsing gaat immers in op de datum waarop uitspraak wordt gedaan, 19 december 2012, zodat op deze dag geen dwangsom is verbeurd.
De voorzieningenrechter acht, nu het verzoek in deze zaak voor toewijzing in aanmerking komt, termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. De kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden begroot op in totaal € 874 (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor de aanwezigheid ter zitting).
Beslist wordt als volgt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter
I. wijst het verzoek in de zaak met het nummer 12/4560, om de aan Schotpoort Milieu Service B.V. opgelegde lasten onder dwangsom te schorsen, af;
II. wijst het verzoek in de zaak met het nummer 12/5734, om de aan Schotpoort Traffic Center B.V. opgelegde lasten onder dwangsom te schorsen, toe;
III. schorst het besluit van 19 oktober 2012;
IV. bepaalt dat deze schorsing voortduurt tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar;
V. veroordeelt verweerder in de proceskosten van Schotpoort Traffic Center B.V. ten bedrage van € 874;
VI. bepaalt dat verweerder aan Schotpoort Traffic Center B.V. het door haar betaalde griffierecht ad € 310 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.J. Litjens, griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Verzonden op: