ECLI:NL:RBARN:2012:BY5984
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verwijdering van een ongeoorloofde serre door de huurder
In deze zaak vorderde de Stichting Pensioenfonds Wonen (SPW) de ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde partij, die een serre had geplaatst zonder toestemming van de verhuurder, ACM Vastgoed. De huurovereenkomst was sinds 1 juli 2007 van kracht en de gedaagde partij had de serre op 28 oktober 2011 geplaatst, ondanks een schriftelijke sommatie van ACM om deze te verwijderen. SPW stelde dat de gedaagde partij zich niet als een goed huurder had gedragen, zoals vereist onder artikel 7:213 BW, en dat de serre een ongeoorloofde toevoeging aan het gehuurde was, in strijd met de algemene bepalingen van de huurovereenkomst.
De kantonrechter beoordeelde of de gedaagde partij overlast had veroorzaakt en of dit voldoende was om de huurovereenkomst te ontbinden. De gedaagde partij betwistte de overlast en voerde aan dat de serre demontabel was en geen significante overlast veroorzaakte. De rechter oordeelde dat de gedaagde partij in verzuim was door de serre zonder toestemming te plaatsen, wat een tekortkoming opleverde. Echter, de rechter concludeerde dat de tekortkoming van de gedaagde partij van te geringe betekenis was om tot ontbinding van de huurovereenkomst over te gaan, gezien de omstandigheden van de zaak.
Desondanks werd de vordering tot verwijdering van de serre toegewezen, met een dwangsom van € 200 per dag voor iedere dag dat de gedaagde partij in gebreke bleef. De rechter wees ook de vordering tot machtiging tot binnentreden af, omdat er geen wettelijke grondslag voor was. Beide partijen werden in de proceskosten in het ongelijk gesteld, wat betekende dat zij ieder hun eigen kosten moesten dragen. Het vonnis werd uitgesproken op 7 december 2012.