ECLI:NL:RBARN:2012:BY5585

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
234756
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van arrest inzake verdeling nalatenschap en onterving

In deze zaak, die op 2 november 2012 door de Rechtbank Arnhem is behandeld, staat de tenuitvoerlegging van een arrest van het gerechtshof Arnhem van 12 mei 2009 centraal. Dit arrest betreft de verdeling van de nalatenschap van de erflater, waarbij de erven eiser hebben verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging. De voorzieningenrechter oordeelt dat het arrest in kracht van gewijsde is gegaan en dat er geen grond is voor schorsing, aangezien de erven eiser niet hebben aangetoond dat het arrest berust op een feitelijke of juridische misslag. De voorzieningenrechter verwijst naar eerdere vonnissen van 21 december 2011 en 25 april 2012, waarin is geoordeeld dat gedaagde sub 1 niet onterfd is door de verkoop van de woning zonder instemming van de erven eiser. De vorderingen van de erven eiser worden afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is bij hun verzoeken. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de erven eiser, die als in het ongelijk gestelde partij worden aangemerkt.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 234756 / KG ZA 12-530
Vonnis in kort geding van 2 november 2012
in de zaak van
[eiser]
eiser,
advocaat mr. W.D. Huizinga te Arnhem,
tegen
[gedaagde sub 1]
gedaagde,
advocaat mr. R.H. van de Beeten te Zevenaar;
[gedaagde]
gedaagde,
verschenen in persoon,
[gedaagde]
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eisers/de erven]t, [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater], mr. [gedaagde sub 2] en
mr. [gedaagde sub 3] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de wijziging van eis
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eisers/de e[erfgename]
- de pleitnota van mr. [gedaagde sub 3].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij testament van 24 april 1970 heeft [.] [erflater] (hierna: [erflater]) zijn inwonende huishoudster, mevrouw [erfg[erfgename] (hierna: [erfgename]), en zijn pleegzoon,
[gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] voornoemd, tot zijn gezamenlijke erfgenamen benoemd, ieder voor de helft.
2.2. Tot de nalatenschap van [erflater] behoort de woning aan de [adres] 10 te [woonplaats] (hierna: de woning). In zijn testament heeft [erflater] aan [erfgename]
en [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] op straffe van onterving de last opgelegd om de woning slechts met beider toestemming te verkopen.
2.3. [erfgename] is na het overlijden van [erflater] in de woning blijven wonen en is kamers in de woning gaan verhuren. [erfgename] is overleden op 17 mei 2008. Haar zoon, [erfgenaam van erfgename] is haar enige erfgenaam.
2.4. Tussen [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] en [erfgename] (later ‘[eisers/de erven]t’) zijn diverse procedures gevoerd over de verdeling van de nalatenschap van [erflater]. Bij arrest van 12 mei 2009 (zaaknummers 104.001.042 en 104.001.393) heeft het gerechtshof Arnhem het vonnis
van deze rechtbank van 9 maart 2005 bekrachtigd voor zover zij daarin in conventie
onder 1 voor recht heeft verklaard:
‘dat doen toescheiden van de in de nalatenschap vallende onroerende zaak aan (…) [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] niet wordt getroffen door onterving als bedoeld in de last in het testament, ook niet indien in de akte van toescheiding deze last niet wordt opgelegd aan (…) [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater]’.
Het hof Arnhem heeft voorts beslist:
‘veroordeelt beide partijen hun medewerking te verlenen aan het doen opstellen van een akte tot scheiding en deling van de nalatenschap van (…) [erflater] met als grondslag de notariële akte, verleden ten overstaan van notaris Y.O. Donders op 14 mei 1981, maar met inachtneming van hetgeen is overwogen in dit arrest en het bestreden vonnis van 9 maart 2005, voor zover dit in dit arrest is bekrachtigd;
veroordeelt partijen hun medewerking te verlenen aan de overdracht van de volledige eigendom van de onroerende zaak aan de [adres] 10 te [woonplaats] aan [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] (…)’.
Verder heeft het hof in stand gelaten de beslissing die er op neer komt dat [erfgename] aan
[gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] een vergoeding voor woongenot moet betalen als ook de benoeming van
mr. [gedaagde sub 3] als onzijdig persoon aan de zijde van [eisers/de erven]t.
2.5. De Hoge Raad heeft bij arrest van 25 maart 2011 het cassatieberoep tegen
(onder meer) het arrest van 12 mei 2009 verworpen.
2.6. Op 1 juni 2011 heeft [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] zonder instemming van [eisers/de erven]t een overeenkomst ondertekend tot verkoop van de woning.
2.7. [eisers] hebben vervolgens [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] betrokken in een bodemprocedure voor deze rechtbank (zaak- /rolnummer: 218545 / HA ZA 11-1139).
In die procedure is bij eindvonnis van 25 april 2012 in conventie onder meer de vordering afgewezen van [eisers/de erven]t om voor recht te verklaren dat [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] als gevolg van de door hem gesloten koopovereenkomst in strijd heeft gehandeld met de voornoemde last in het testament van [erflater] bij gevolg [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] als mede-erfgenaam van [erflater] is onterfd. In reconventie zijn onder meer afgewezen de vorderingen van
[gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] tot betaling dan wel inbreng van een bedrag wegens genoten vruchten c.q. rente, en wegens een boedeltekort. In reconventie is wel de vordering toegewezen tot afdracht dan wel inbreng in de boedel van huurpenningen, zij het voor een veel lager bedrag dan door [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] was gevorderd.
2.8. Zowel [eisers/de erven]t als [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] zijn in hoger beroep gekomen van het voornoemde vonnis van 25 april 2012, als ook van het tussenvonnis van 21 december 2012 in die zaak. In deze (en andere) appelprocedures wordt gelijktijdig een comparitie van partijen gehouden op 29 oktober 2012.
2.9. [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] is voornemens op korte termijn, zo nodig met behulp van
mr. [gedaagde sub 3] als onzijdig persoon aan de zijde van [eisers/de erven]t, overdracht van de woning aan hem te bewerkstelligen, zulks aan de hand van de door mr. Wijnmaalen, notaris te Arnhem, opgemaakte verdelingsakte, en vervolgens uitvoering te geven aan de voornoemde koopovereenkomst.
2.10. [eisers] en [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] hebben ieder ten behoeve van hun eigen raadsman, tot zekerheid van diens kosten voor bijstand in procedures over de nalatenschap van [erflater], hypotheek gevestigd op hun onverdeelde aandeel in de eigendom van de woning.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen na wijziging van eis – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad met veroordeling van [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en de wettelijke rente,
primair
a. de tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof Arnhem onder rolnummers 104.001.042 en 104.001.393 tussen [eisers/de erven]t en [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] op 12 mei 2009 gewezen te schorsen, totdat in de thans bij het gerechtshof Arnhem onder rolnummers 200.109.911 en 200.107.392 aanhangige procedures tussen [eisers/de erven]t en [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] onherroepelijk zal zijn beslist;
subsidiair
b. [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] en mr. [gedaagde sub 3] op straffe van een dwangsom te verbieden hun medewerking te verlenen aan een ter uitvoering van het tussen [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] en [eisers/de erven]t onder zaaknummers 104.001.042 en 104.001.393 gewezen arrest van 12 mei 2009, zulks voor zover geen genoegzame zekerheid is gesteld door in depotgeving aan de boedelnotaris van een met de voorgenomen verkoop te realiseren koopsom, of andere genoegzame zekerheidsstelling voor als gevolg van een in rechte onrechtmatig te oordelen tenuitvoerlegging optredende schade;
c. te bepalen dat de boedelnotaris mr. Wijnmaalen zich onthoudt van het verlijden van de door hem geconcipieerde akte van scheiding en deling van de nalatenschap van [erflater] , zolang in rechte niet onherroepelijk is beslist omtrent de onterving van [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater], althans omtrent de aanspraken van de erfgenamen van [erflater] met betrekking tot diens nalatenschap.
3.2. [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] en mr. [gedaagde sub 3] voeren verweer. Mr. Wijnmaalen refereert zich aan het oordeel van de notaris. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Uitgangspunt is dat het arrest van 12 mei 2009 over de verdeling van de nalatenschap van [erflater], in kracht van gewijsde is gegaan. Er kan dus uitvoering worden gegeven aan dit arrest nu [eisers/de erven]t niet gesteld hebben dat het berust op een feitelijke of juridische misslag en ook niet dat de tenuitvoerlegging ervan een noodtoestand bij hen doet ontstaan. Daaraan doet niet af dat [eisers/de erven]t vrezen dat zij geen verhaalsmogelijkheden zullen hebben als zij gelijk krijgen in het hoger beroep tegen de voornoemde vonnissen van 21 december 2011 en 25 april 2012 en de woning voordien, na eerst aan hem geleverd te zijn, door [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] wordt doorgeleverd aan de koper ervan.
4.2. Verder heeft te gelden dat de voorzieningenrechter zich moet richten naar de genoemde vonnissen van 21 december 2011 en 25 april 2012. Daarin is geoordeeld dat
[gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] niet wegens strijd met de testamentaire last is onterfd door verkoop van de woning zonder instemming van [eisers/de erven]t, in welk verband de vorderingen van [eisers/de erven]t in die procedure (zaak- /rolnummer: 218545 / HA ZA 11-1139) zijn afgewezen. Op het aanhangige hoger beroep daartegen kan niet worden vooruitgelopen.
4.3. Gegeven het voorgaande is er dus geen grond voor schorsing van de tenuitvoer-legging van het arrest van 12 mei 2009 en ook niet voor een verbod om, zolang in verband met het lopende hoger beroep geen zekerheid is gesteld ten behoeve van [eisers/de erven]t, mee te werken aan de verdelingsakte die als productie 7 is overgelegd door [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater], waarvan voorshands moet worden aangenomen dat die in overeenstemming is met het arrest van 12 mei 2009 nu geen van partijen concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd voor het tegendeel.
4.4. Overigens heeft notaris Wijnmaalen verklaard dat de verdelingsakte pas verleden kan worden als de hypotheken van de raadslieden van [eisers/de erven]t en [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] worden doorgehaald. In dat verband heeft mr. Van de Beeten verklaard dat hij daartoe bereid is. Van mr. Huizinga is ter zitting echter gebleken dat hij slechts wil meewerken aan de doorhaling van zijn hypotheek op voorwaarden waarover partijen geen overeenstemming hebben bereikt. Daarom moet worden aangenomen dat het passeren van de verdelingsakte niet op korte termijn zal plaatsvinden. Als gevolg hiervan hebben [eisers/de erven]t ook geen spoedeisend belang bij hun vorderingen in dit kort geding, zodat ook om die reden de vorderingen afgewezen zullen worden.
4.5. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] worden begroot op:
- griffierecht € 267,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.083,00
Voorts zullen [eisers/de erven]t, zoals door [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] is gevorderd, in de nakosten van [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] worden veroordeeld en zullen die kosten, evenals de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater], vermeerderd worden met de wettelijke rente, één en ander zoals hierna vermeld.
De kosten aan de zijde van mr. Wijnmaalen worden begroot op € 267,00 voor griffierecht. Ook aan de zijde van mr. [gedaagde sub 3] worden de kosten begroot op € 267,00 voor griffierecht. Een vergoeding voor salaris zal aan hen niet worden toegekend omdat zij in deze procedure geen kosten voor rechtsbijstand hebben gemaakt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eisers/de erven]t in de proceskosten,
- aan de zijde van [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] tot op heden begroot op € 1.083,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
- aan de zijde van mr. Wijnmaalen tot op heden begroot op € 267,00;
- en aan de zijde van mr. [gedaagde sub 3] tot op heden begroot op € 267,00;
5.3. veroordeelt [eisers/de erven]t in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater], begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving wordt voldaan aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis jegens [gedaagde sub 1 tevens pleegzoon van erflater] en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele betaling;
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen in 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken
op 2 november 2012.
Coll: MJD