ECLI:NL:RBARN:2012:BY2081

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
234426
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van verwijderingsbesluit van leerlingen door de voorzieningenrechter

In deze zaak vorderden eisers, ouders van twee minderjarige kinderen, dat de voorzieningenrechter het verwijderingsbesluit van de school schorste totdat in een bodemprocedure was beslist. De ouders stelden dat de school geen beleid had dat door hen was overtreden, dat zij nooit waren gewaarschuwd en dat minder ingrijpende maatregelen niet waren overwogen. De stichting, die de school vertegenwoordigt, vorderde in reconventie dat de ouders verboden werd de school te betreden en contact te leggen met medewerkers van de school. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen aanwezig was en dat het verwijderingsbesluit niet in redelijkheid genomen kon worden. De rechter stelde vast dat de stichting niet had voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, omdat er geen waarschuwing was gegeven aan de ouders over hun communicatiestijl. De voorzieningenrechter besloot het verwijderingsbesluit te schorsen en bepaalde dat de kinderen toegang tot de school moesten krijgen totdat de bestuursrechter in beroep had beslist. De stichting werd veroordeeld in de proceskosten van de ouders.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 234426 / KG ZA 12-507
Vonnis in kort geding van 11 oktober 2012
in de zaak van
[eisers]
eisers in conventie,
verweerders in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. S.M.M. Teklenburg te Eindhoven,
tegen
[gedaagde]
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. S.C. Veenhoff te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] en de stichting genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de voorwaardelijke eis in reconventie.
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2]
- de pleitnota van de stichting.
1.2. Vanwege de spoedeisendheid van de zaak is op 11 oktober 2012 vonnis gewezen. Hierna zullen de overwegingen van dat vonnis worden gegeven.
2. De feiten in conventie en voorwaardelijke reconventie
2.1. De minderjarige kinderen van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], [kind 1] en [kind 2], zijn leerlingen van de [de school] te [woonplaats], welke school valt onder het gezag van de stichting. [kind 1] zit in groep 7 en [kind 2] in groep 5.
2.2. In juni 2011 heeft de stamgroepleerkracht van [kind 2], [be[betrokkene 1], in de richting van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] haar zorgen geuit over het welbevinden van [kind 2].
2.3. Vervolgens hebben er in het schooljaar 2011/2012 tussen [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] enerzijds en [betrokkene 1], [betrokkene 2], intern begeleider van de school, [betrokkene 3], bouwcoördinator van de school, [betrokkene 4], directeur van de school, en [betrokkene 5], directeur/bestuurder van de stichting, anderzijds diverse gesprekken plaatsgevonden en zijn er door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vele uitvoerige e-mailberichten naar voornoemde personen gestuurd. In de overgelegde e-mailberichten, die slechts een deel van de gevoerde correspondentie betreffen, is onder meer het volgende opgenomen:
Bedankt voor je berichtje. Fijn dat je al een aantal van onze vragen beantwoord hebt. (…)
Wij denken dat er namelijk ook oorzaken (en daarmee kansen op verbetering) liggen bij het functioneren van de leerkracht. (…) Het had [kind 2] en haar onnodige frustratie bespaard, als zij haar eigen grenzen hierin adequaat had herkend en hierbij passende hulp had gezocht. Door ons aan het einde van het jaar voor een voldongen feit te zetten (van een rapport met op allerlei beoordelingen een daling), heeft zij ons vertrouwen in haar geschaad. (…) Verder zijn er nog wel meer keuzen die door [betrokkene 1] zijn gemaakt, waarbij wij ons afvragen of die in het belang van [kind 2] zijn geweest. (…)
(e-mail van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan [betrokkene 2] en cc aan [betrokkene 4] van 27 augustus 2011, omvat in totaal twee pagina’s)
Hoewel wij weten dat je liever gewoon in gesprek gaat, hopen wij dat je het ons niet kwalijk neemt dat wij je toch per brief benaderen, Wij kiezen voor deze vorm, in de hoop daarmee miscommunicatie te voorkomen.
Op grond van onze gesprekken met jou tot nu toe, ervaren wij een slechte werkrelatie. (…) Helaas hebben wij niet het gevoel, dat onze investeringen in het contact met jou geleid hebben tot een verbetering van de werkrelatie. Wij hebben de indruk dat je weinig doet (en/of kunt?) met de feedback die wij je geven. Hierdoor voelen wij ons niet gehoord en begrepen wat de werkrelatie wat ons betreft enkel verslechterd heeft. Wij lopen werkelijk vast in de wijze waarop jij met ons communiceert. Vooral het ontbreken van een actieve luisterhouding en adequate spreekvaardigheden breekt ons op. (…)
(e-mail van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan [betrokkene 2] en cc aan [betrokkene 4] van 14 september 2011, omvat in totaal vier pagina’s)
Allereerst missen wij bij jou een actieve luisterhouding:
• Wij missen het dat je onze boodschap qua gevoel en inhoud samenvat. (…)
• Ook missen wij het dat je doorvraagt naar wat wij precies bedoelen, oftewel dat je verdiepingsvragen stelt. (…)
• Ook missen wij een empatische reactie als wij onze beleving delen. (…)
Ook als je spreekt, gaat het wat ons betreft mis. (…)
In de samenwerking missen we vooral de onderlinge afstemming en het óók rekening houden met wat voor ons belangrijk is:
• In samenwerken is het voor ons normaal dat je een overzicht geeft van de procedure die je wilt volgen en daarover met elkaar eerst overeenstemming bereikt voordat je begint. Je lijkt dit geheel achterwege gelaten te hebben. (…)
• In samenwerken is het voor ons normaal dat je actie onderneemt als je bemerkt dat de werkrelatie onder druk is komen te staan. Jij kiest er voor om niets te doen. (…)
• In samenwerken is het voor ons normaal dat je elk gesprek begint met terug te kijken op het vorige gesprek en alle aanwezigen de ruimte geeft, om op zaken terug te kunnen komen. (…)
• In samenwerken is het voor ons normaal dat je als je iets wilt veranderen in de procedure, je dit in onderling overleg doet. Nu kies jij dit eenzijdig en legt je dit aan ons op zonder enige uitleg. (…)
• In samenwerken is het voor ons normaal dat je per gesprek in onderling overleg een agenda opstelt met die punten die beide partijen belangrijk vinden. Tijdens het eerste gesprek ontbrak de agenda, met als gevolg dat het gesprek alle kanten op ging. (…)
• In samenwerken is het voor ons normaal dat je binnen de agenda in onderling overleg de prioriteiten vaststelt. Nu leg jij ons jouw prioriteiten. (…)
• Als je de regie wilt hebben, is het voor ons normaal dat je de agenda van een gesprek ook volgt en de structuur vasthoudt. Nu laat je een gesprek alle kanten op gaan. Wat ons betreft is dat slecht voorzitterschap.
• In samenwerken is het voor ons normaal dat je het in onderling overleg kiest, als je wilt afwijken van de agenda. (…)
• In samenwerken is het voor ons normaal dat je een samenvatting van een gesprek geeft, het liefst op papier, zodat voor alle partijen helder is wat er besproken is, het voor iedereen duidelijk is wat de actiepunten zijn en er zo nodig correctie of aanvulling kan plaats vinden. Jij laat dit geheel achterwege. Wij vinden dit ineffectief en inefficiënt. (…)
• In samenwerken is het voor ons normaal als je stukken wilt gebruiken in een overleg, je er voor zorgt dat alle partijen deze tijdig ontvangen zodat deze voorbereid kunnen worden. Nu reik jij deze pas uit tijdens het overleg zelf. (…)
• In samenwerken is het voor ons normaal dat je vragen die je via de e-mail krijgt beantwoord binnen een redelijk termijn of anders op z’n minst aangeeft dat je dezen vragen niet via de e-mail wilt beantwoorden en waarom je deze keuze maakt. Jij reageert op bepaalde vragen geheel niet. (…)
• In samenwerken is het voor ons normaal dat je tegemoet komt aan realistische wensen, zoals:
o Praktische zaken op nummer 1 van de agenda zetten. (…)
o Afspraken zo spoedig mogelijk vooruit plannen, zodat wij niet onnodig in de knoop komen met betrekking tot onze verantwoordelijkheden (…) binnen ons werk.
o Afspraken binnen een redelijk termijn aanbieden. Dus niet zoals de laatste keer: (…).
o Afspraken laten plaats vinden op tijden die voor alle partijen redelijk schikken. (…).
(bijlage – met als titel Feedback ten aanzien van [betrokkene 2] – bij e-mail van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan [betrokkene 2] en cc aan [betrokkene 4] van 14 september 2011, omvat in totaal drie pagina’s)
Bedankt voor het terugkoppelen van de uitkomst van het contact met [betrokkene 4]. Hoewel we begrip kunnen opbrengen voor uw standpunt, delen we uw mening niet. Helaas is onze ervaring met [betrokkene 4] en de heer [betrokkene 2] aangaande hun professionaliteit naar ons als ouder een geheel andere. Dit was immers ook onze directe reden om met u contact op te nemen. Hadden zij van de door u verwachte professionaliteit ten aanzien van ons getuigd, dan hadden wij dit niet eens hoeven te kiezen. (…)
(e-mail van 28 september 2011 van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan [betrokkene 5] en cc aan [betrokkene 4] en [betrokkene 2], omvat een halve pagina)
Door bij het opstellen van het handelingsplan enkel een gesprek toelaatbaar te achten onder jouw voorzitterschap, zien wij je gebruik maken van jouw macht als directeur. (…) Echter, door gebruik te maken van je macht, in deze situatie waarin gezag gewoon tot de mogelijkheden kan behoren, beleven wij dit als een zwaktebod. (…)
(e-mail van 2 oktober 2011 van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan [betrokkene 4] en cc aan [betrokkene 5] en [betrokkene 2], omvat in totaal ruim twee pagina’s)
(…) Nu bestaat de kans dat jij –om voor ons onbekende redenen- geen feedback van ons wilt ontvangen. Toch nemen wij dit risico maar, in de hoop om zo ‘een herhaling van een herhaling van een herhaling’ in de onderlinge communicatie te doorbreken. Mocht deze keuze onverhoopt verkeerd bij je vallen, weet dan dat onze intentie goed is. (…)
Hoe anders was het telefoongesprek verlopen als jij was begonnen met het ontvangen van onze feedback door actief te luisteren? Voorbeelden: (…) (Er volgen vervolgens elf voorbeelden van hoe [betrokkene 4] het gesprek had moeten/kunnen laten verlopen, de voorzieningenrechter.)
Weet dat wij van ons kant al een lange tijd proberen om de communicatie met jou beter te laten verlopen. Wij proberen tijdens een gesprek met jou, je te laten weten wat wij op dat moment behoeven in de communicatie om deze constructiever te laten verlopen (vaak missen wij een vorm van actief luisteren). Daarnaast hopen wij dat door het geven van feedback, het inzicht (en daarmee de controle) toeneemt en dat dit tot verbetering leidt. Echter, ‘It takes two to tango…’.
Wij zijn werkelijk benieuwd naar wat verder nog zou kunnen helpen om dit patroon in de communicatie met jou te doorbreken. Wij horen het graag van je.
(e-mail van 27 november 2011 van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan [betrokkene 4], omvat ruim anderhalve pagina)
Wij gaven in het gesprek van 15-11-2011 aan, dat wij ons niet serieus genomen voelden in onze zorgen over [kind 2] omdat er nog steeds geen (handelings)plan opgesteld was en het pestgedrag onvoldoende aangepakt was. (…)
Mevrouw [betrokkene 4] en de heer [betrokkene 2] hebben geen antwoord gegeven op de vragen zoals deze bedoeld waren, toen deze werden opgesteld. Evenmin heeft deze onderneming geleid tot het verminderen van de druk op de werkrelatie met school. Wat wij hierin vooral missen zijn de onderzoekende vragen die u (op grond van de achtergrondinformatie die u bekend was) had kunnen stellen, aangezien zij logischerwijs voortvloeien uit de antwoorden die gegeven werden. Hierdoor hebben wij de indruk dat u zich niet zozeer heeft opgesteld als ‘onderzoeker’, maar meer lijkt te hebben opgesteld als ‘doorgeefluik’. Op grond van uw formulering had u bij ons de verwachting gewerkt dat u onderzoek zou doen. (…)
(e-mail van 16 december 2011 van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan [betrokkene 5], omvat in totaal zes pagina’s)
(…) Verder willen wij u laten weten dat wij uw reactie via de e-mail van 18-12-2011 op onze e-mail van 16-12-2011 als teleurstellend ervaren. U hebt de keuze gemaakt om niet op onze feedback ten aanzien van uw handelen te reageren. Wij voelen ons hierdoor niet serieus genomen.
(e-mail van 15 januari 2012 van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan [betrokkene 5], omvat één pagina)
2.4. In het voorjaar van 2012 hebben partijen getracht om met behulp van een mediator tot een oplossing van hun geschilpunten te komen. Dit heeft niet tot een (eind)oplossing van hun geschil geleid.
2.5. Bij e-mail van 29 mei 2012 aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] heeft [betrokkene 4] voorgesteld om [kind 2] te laten onderzoeken door onafhankelijk deskundige, te weten psycholoog [psycholoog], die vervolgens een plan van aanpak zou opstellen. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zijn hiermee akkoord gegaan.
2.6. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben bij e-mail van 24 juni 2012 [betrokkene 4] (en cc [betrokkene 5]) bericht:
Zoals in onze e-mail is aangegeven, vinden we het belangrijk om het verloop rondom de TSO tot op heden met jou door te spreken. (…)
Opnieuw lopen wij aan tegen jouw stijl van communicatie, waarin overleg en afstemming met ons als ouders ontbreekt, maar waarin jij eenzijdig stelt en beslist en je botweg weigert om zelfs maar in gesprek te gaan. Wij constateren een herhaling van precies het soort gedrag wat wij al eerder in de omgang met jou hebben geproblematiseerd. Dit is toch niet de manier waarop een schooldirecteur met ouders (en kinderen) om zou mogen gaan.
2.7. In juni 2012 is [kind 2] door [psycholoog] onderzocht. [psycholoog] heeft na een gesprek met [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] besloten om de opdracht terug te geven.
2.8. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben [betrokkene 4] bij e-mail van 19 augustus 2012 (omvattende twee pagina’s) onder meer verzocht tot het aanwijzen van een andere psycholoog/orthopedagoog, die het onderzoek zou vervolgen en afronden, en om een nader gesprek hierover.
2.9. Bij brief van 23 augustus 2012 heeft de advocaat van de stichting [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] onder meer het volgende bericht:
In juni 2011 heeft de leerkracht van [kind 2], [betrokkene 1], haar zorgen jegens u geuit omtrent het welbevinden van [kind 2]. Dit is, zo heb ik uit gesprekken met de betrokkenen en uit het dossier vernomen, het begin geweest van een lange periode waarin veelvuldig contact heeft plaatsgevonden tussen u en (diverse medewerkers van) de school. Die contacten vonden in eerste instantie persoonlijk plaats, maar later veelvuldig per mail.
Deze contacten (zowel de persoonlijke als de grote stroom aan –lange- e-mails) zijn door de medewerkers van de school die daarbij betrokken waren aanvankelijk als onaangenaam, maar later ook als dwingend, intimiderend en diskwalificerend ervaren. Zij hebben dit als belastend ervaren en het heeft bij de betrokkenen geleid tot grote spanningen. Daarnaast heeft de school moeten constateren dat het onderwerp waar het aanvankelijk over ging en waar het in haar opvatting over zou moeten gaan (het welbevinden van [kind 2]) door de wijze van communiceren steeds meer op de achtergrond is verdwenen.
Er heeft een interventie plaatsgevonden door de directeur/bestuurder van [de stichting], de heer R. [betrokkene 5], maar dat heeft niet geleid tot een verbetering van de verhoudingen. In een uiterste poging om de verhoudingen te verbeteren heeft vervolgens op initiatief van de [de stichting] een mediationtraject plaatsgevonden onder leiding van mevrouw mr. [betrokkene 6]. Die mediation heeft niet tot een positief resultaat van de aangelegenheid geleid. Na de mislukte mediation heeft de school namens het bevoegd gezag aangeboden om (op haar kosten) een externe deskundige, [psycholoog], in te schakelen om de problematiek van [kind 2] in beeld te krijgen, maar deze externe deskundige heeft zijn opdracht voortijdig aan de opdrachtgever teruggegeven.
Uit hetgeen sinds juni 2011 heeft plaatsgevonden heeft het bevoegd gezag de conclusie moeten trekken dat iedere basis voor een vruchtbare samenwerking tussen de school en u als ouders ontbreekt en dat alle pogingen om tot een wel werkbare situatie te komen inmiddels zijn mislukt. Cliënte is van mening dat het gelet daarop niet langer in het belang van de school en van u en uw kinderen is, dat deze samenwerking in de toekomst nog wordt voortgezet. Cliente is ook verantwoordelijk voor de andere leerlingen van de [de school]. Daarnaast ervaren de betrokken leerkracht, IB-er en directeur hun contacten met u als zo belastend, dat dit ten koste dreigt te gaan van de tijd, aandacht en zorg die zij aan de andere leerlingen binnen de school kunnen en dienen te besteden. Daarnaast heeft cliente, als werkgever van degenen die betrokken zijn bij de contacten met u ook zorg te dragen voor een veilige werkomgeving van haar werknemers. Door de gebeurtenissen vanaf juni 2011 ervaren de werknemers in toenemende mate een gevoel van onveiligheid op school.
Op grond van het bovenstaande ziet het bevoegd gezag geen andere mogelijkheid dan te besluiten tot verwijderen van uw kinderen van de [de school] over te gaan. Om de noodzakelijke aandacht en zorg aan leerlingen te kunnen geven is het noodzakelijk dat in ieder geval enige mate van vertrouwen tussen de school en de ouders bestaat en partijen in staat zijn op een vruchtbare wijze met elkaar te communiceren en daarbij de normale omgangsvormen in acht te nemen. In de opvatting van cliënte is in de afgelopen veertien maanden komen vast te staan dat daarvan in de verhouding tussen u en de school geen sprake is en dat diverse, door de school en cliënte aangereikte mogelijkheden om verbetering in de situatie te brengen, niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Hoewel het bevoegd gezegd zich realiseert dat zo’n besluit grote gevolgen heeft voor [kind 1] en [kind 2], dienen de belangen van de betrokken directeur, de IB-er en de leerkracht (en daarmee het belang van de hele school) vooralsnog zwaarder te wegen.
Het besluit tot verwijdering heeft op dit moment de status van voorgenomen besluit. Alvorens een definitief besluit te nemen wordt u tot en met woensdag 29 augustus 2012 in de gelegenheid gesteld (schriftelijk) uw zienswijze kenbaar te maken. (…)
2.10. Bij brief van 28 augustus 2012 heeft de school een brief doen uitgaan aan alle ouders, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Mogelijk heeft u de afgelopen dagen in de wandelgangen van de school of daar buiten verhalen vernomen over de familie [eiser sub 1]. De schoolleiding en het bestuur van de school zijn van mening dat het hier een conflict betreft dat alleen de betrokkenen aangaat, maar zij hebben helaas moeten constateren dat de betreffende ouders andere ouders binnen de school op de hoogte hebben gesteld van hun conflict met de school en hun kinderen in de klas hebben laten vertellen wat er aan de hand zou zijn.
Om nog meer ruis en wandelgangverhalen te voorkomen, willen wij u informeren over de situatie.
(…)
De schoolleiding en het bestuur vinden het zorgelijk dat andere ouders en de leerlingen in de groep van de betreffende kinderen ongewild bij deze kwestie zijn betrokken: dat is schadelijk voor iedereen. Wij doen dan ook dringend beroep op u om u terughoudend op te stellen in deze kwestie en de oplossing ervan over te laten aan het bestuur van de school en de ouders.
(…)
2.11. Bij brief van 29 augustus 2012 heeft de advocaat van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hun zienswijze bekende gemaakt, kort gezegd inhoudende dat de stichting het verwijderingsbeleid nooit bekend heeft gemaakt aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], zij nooit zijn gewaarschuwd, een lichtere maatregel om herhaling te voorkomen nooit is ingezet, niet is gebleken dat een ernstige verstoring van de rust of veiligheid zal plaatsvinden indien [kind 2] en [kind 1] leerlingen blijven van de school, dat er geen adequate belangenafweging heeft plaatsgevonden en dat een besluit tot verwijdering disproportioneel zou zijn.
2.12. De advocaat van de stichting heeft bij brief van 4 september 2012 aan de advocaat van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aangegeven dat de stichting bereid is om niet over te gaan tot verwijdering van [kind 1] en [kind 2] indien [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] bereid zijn hun kinderen uiterlijk per 12 oktober a.s. uit te schrijven bij de school en ze in te schrijven op een andere basisschool.
2.13. Bij brief van 13 september 2012 heeft de advocaat van de stichting [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] bericht dat de stichting heeft besloten [kind 1] en [kind 2] van de school te verwijderen per 18 oktober 2012.
2.14. De advocaat van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] heeft bij brief van 24 september 2012 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 september 2012 van de stichting.
2.15. Op 11 oktober 2012 vindt een hoorzitting plaats, alwaar het bezwaar van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] wordt behandeld.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen in conventie dat de voorzieningenrechter
1. bepaalt dat de werking van het verwijderingsbesluit hangende de bodemprocedure wordt geschorst,
2. bepaalt dat [kind 1] en [kind 2] hangende de bodemprocedure onverminderd toegang dient te worden verleend tot de [de school], en
3. de stichting veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] leggen kort samengevat aan hun vorderingen ten grondslag dat de school geen beleid heeft wat door de ouders zou zijn overtreden, zodat verwijdering niet voorzienbaar was, dat zij nimmer gewaarschuwd zijn, dat minder ingrijpende maatregelen niet zijn overwogen, dat het verwijderingsbesluit niet op juiste gronden berust en tot stand is gekomen en dat niet is gebleken dat de (verdere) aanwezigheid van de ouders op school zal leiden tot een ernstige verstoring van de rust en veiligheid. Verder betreuren [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] het dat de stichting/de school de contacten met hen als negatief heeft ervaren.
3.3. De stichting voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in voorwaardelijke reconventie
4.1. De stichting vordert in voorwaardelijke reconventie dat mocht de vordering in conventie worden toegewezen de voorzieningenrechter [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] verbiedt om op straffe van verbeurte van een dwangsom de gebouwen en de terreinen van de [de school] te betreden en contact te leggen (op welke wijze dan ook) met medewerkers van de [de school], dan wel door de [de school] ingeschakelde derden, totdat in een bodemprocedure over de verwijdering van hun kinderen is beslist.
4.2. De stichting legt aan haar vorderingen kort gezegd ten grondslag dat de rust en veiligheid op school door het gedrag van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ernstig zijn verstoord. Mochten de vorderingen in conventie worden toegewezen, zijn de ouders van [kind 1] en [kind 2] niet langer welkom op school.
4.3. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] voeren verweer.
4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Met de aard van het gevorderde en het daaraan ten grondslag gelegde acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen gegeven.
5.2. De vraag die in dit kort geding voor ligt is of het besluit van de stichting om [kind 1] en [kind 2] van school te verwijderen dient te worden geschorst totdat door de bestuursrechter in beroep is beslist ten aanzien van de beslissing op bezwaar, en daarmee of [kind 1] en [kind 2] tot die tijd de toegang dient te worden verleend tot de [de school].
5.3. Vooropgesteld moet worden dat het verwijderingsbesluit van de stichting door de voorzieningenrechter slechts marginaal kan worden getoetst, in die zin dat beoordeeld dient te worden of het besluit in redelijkheid genomen kon worden.
5.4. Artikel 40, eerste lid van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) bepaalt dat een beslissing over verwijdering van een leerling berust bij het bevoegd gezag. Nu geen nadere aanduiding wordt gegeven in de wet wie tot het nemen een verwijderingsbeslissing kan overgaan, en enig beleid of regelgeving van de school en/of de stichting daaromtrent ontbreekt, wordt als uitgangspunt genomen dat het bevoegd gezag – in dit geval de stichting – in beginsel tot het nemen van deze beslissing bevoegd is.
5.5. Het verwijderen van een leerling op grond van voornoemd artikel is onder meer mogelijk indien zijn of haar verdere aanwezigheid een ernstige verstoring van de rust of veiligheid op een school met zich brengt (vgl. RvS 9 februari 1989, KG 1989, 140). Ook indien de feiten en omstandigheden die tot die beslissing nopen niet de leerling zelf betreffen (Rechtbank Amsterdam 15 mei 2007, LJN BA5260). In het geval van bijvoorbeeld een ernstig verstoorde relatie tussen school en ouders die negatieve invloed heeft op het ordelijk functioneren van de school als geheel dan wel individuele leerkrachten en/of andere medewerkers, kan verwijdering van een leerling in voorkomend geval voor het bevoegd gezag als het enige dan wel laatste middel worden beschouwd om een dergelijke situatie het hoofd te bieden. Omdat sprake is van een zodanig ingrijpend middel dient hiertoe slechts in zeer uitzonderlijke gevallen te worden overgegaan, waarbij, afgezien van de vereisten van artikel 40 Wpo, de belangen van de leerling, ouders en school ter dege in overweging dienen te worden genomen.
5.6. Vastgesteld kan worden dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in hun hoedanigheid van ouders van [kind 2] in het schooljaar 2011/2012 veelvuldig contact hebben gehad met de school, althans de stamgroepleerkracht [betrokkene 1], de intern begeleider [betrokkene 2], de directeur [betrokkene 4] en de directeur/bestuurder van de stichting [betrokkene 5], welk contact met name bestond uit het sturen van lange e-mailberichten, maar ook uit het voeren van gesprekken in persoon. Gelet op de omvang, de inhoud en de toonzettting van die e-mails, waarvan slechts een fractie is opgenomen onder de feiten, is – nog los van de overige contacten – voldoende aannemelijk geworden dat deze een wissel hebben getrokken op de school en de medewerkers, zoals hiervoor genoemd. Uit de e-mails, die dwingend van toon zijn en bol staan van kritiek, blijkt dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] weinig vertrouwen hebben in de kennis en vaardigheden van de medewerkers van de school/stichting. De e-mails (waaronder bijvoorbeeld het e-mailbericht van 14 september 2011 met in de bijlage de feedback op de intern begeleider [betrokkene 2]) zijn op sommige punten grensoverschrijdend en niet passend in de verhouding ouders-school. Het is derhalve goed voorstelbaar dat de e-mailberichten, bezien vanuit het perspectief van de school, een negatieve impact hebben gehad op de medewerkers, die de wijze van communiceren/het gedrag van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan den lijve hebben ervaren als onnodig kwetsend en grievend. Daarmee is het vanuit de stichting bezien niet onbegrijpelijk dat zij voor de medewerkers van de school beschermend heeft opgetreden.
5.7. Anderzijds is de impact van het sturen van e-mailberichten met een bepaalde inhoud zozeer afhankelijk van de subjectieve beleving van de ontvanger ervan, dat voor [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] niet zonder meer duidelijk was of had hoeven zijn dat het sturen van de berichten een kwetsend en grievend effect had. Ter zitting hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] verklaard dat hen niet bekend was dat hun manier van communiceren zoveel bij de school heeft losgemaakt. Daar komt bij dat ouders, wanneer het om zorgen over hun kind gaat een zekere neiging hebben daarin op te gaan en oog voor de rest te verliezen. Onweersproken is gebleven dat de leerkrachten of andere medewerkers [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] er op geen enkel moment blijk van hebben gegeven dat de wijze van communicatie ontoelaatbaar en beschadigend was voor het geestelijke en lichamelijke welzijn van die betrokkenen.
5.8. Nu verder ieder beleid omtrent verwijdering van leerlingen bij de stichting ontbreekt, had het tegen de achtergrond van het voorgaande en gelet op de ingrijpendheid van het besluit tot verwijdering op de weg van de stichting gelegen om [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] tenminste eenmaal duidelijk te maken wat hun manier van communiceren met de betrokkenen deed, dat dit niet langer werd getolereerd en dat wanneer de ouders hun leven niet beterden, er niets anders op zou zitten dan dat de kinderen verwijderd zouden worden van school. Een dergelijke waarschuwing is nooit uitgegaan. Dat dit van jonge minder ervaren leerkrachten niet wordt verwacht, kan zo zijn, maar van ervaren directieleden die tevens belast zijn met managementtaken mag dit wel worden verwacht. Door niet eerst een dergelijke waarschuwing te hebben laten uitgaan is een minder ingrijpende maatregel niet beproefd. Niet bestreden is dat sinds het genomen besluit van 13 september 2012 zich geen problemen meer hebben voorgedaan, zodat niet kan worden gezegd dat een waarschuwing niets zou hebben opgeleverd. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn dan ook onvoldoende in acht genomen bij de besluitvorming.
5.9. Het voorgaande brengt mee dat vooralsnog niet valt uit te sluiten dat het besluit bij de bestuursrechter geen stand houdt. Dat, en de gevolgen van het verwijderingsbesluit voor [kind 1] en [kind 2], brengen de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het besluit moet worden geschorst. De duur van de schorsing zal worden beperkt totdat door de bestuursrechter in beroep is beslist ten aanzien van de beslissing op bezwaar. Daarbij zal tevens worden bepaald dat [kind 1] en [kind 2] in ieder geval tot aan dat moment de toegang dient te worden verleend tot school.
5.10. De stichting zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser sub 1] worden begroot op:
- dagvaarding € 99,57
- griffierecht 267,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.182,57
6. De beoordeling in voorwaardelijke reconventie
6.1. Nu in conventie de vorderingen zullen worden toegewezen, is voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld, zodat deze thans ter beoordeling voorligt.
6.2. De stichting heeft kort gezegd gevorderd om [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] te verbieden de school te betreden en contact te leggen met de medewerkers, totdat in een bodemprocedure over de verwijdering van hun kinderen is beslist. Volgens de stichting is de invloed van de contacten met de ouders op de betrokkenen op school groot (geweest) en is het van belang dat de rust wederkeert. Dat is niet mogelijk, zo stelt de stichting, zo lang [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] nog op de school komen/rondlopen en aldaar in contact kunnen komen met de medewerkers van de school.
6.3. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben zich samengevat op het standpunt gesteld dat het verbod disproportioneel is en dat zij momenteel op een prettige wijze overleg voeren met de stamleerkrachten van hun beide kinderen.
6.4. Vastgesteld moet worden dat [eiseres sub 2] ter zitting heeft verklaard dat zij inmiddels heeft ingezien wat het effect van de wijze van communiceren is geweest op de leerkrachten en de andere betrokkenen. [eiseres sub 2] heeft aangegeven dat zij en haar partner zich daarvan in de toekomst zullen onthouden. De voorzieningenrechter acht het in het belang van de kinderen [kind 1] en [kind 2] (die in groep 7 respectievelijk 5 van de basisschool zitten) dat zij door hun ouders zelf gebracht en gehaald kunnen worden en dat – indien nodig – door de stangroepleerkrachten enig overleg kan worden gevoerd over de prestaties van [kind 1] en [kind 2] met [eiser sub 1] en [eiseres sub 2]. De voorzieningenrechter merkt daarbij wel uitdrukkelijk op dat zij er vanuit gaat dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zich terughoudend zullen opstellen, zij op een normale wijze leerkrachten, directieleden en andere medewerkers van de school/stichting zullen bejegenen en dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zich zullen onthouden van het communiceren op een wijze waarop zij dat in het verleden hebben gedaan, zowel mondeling als schriftelijk. De reconventionele vordering zal dus worden afgewezen.
6.5. De stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] worden begroot op:
- salaris advocaat € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00)
Totaal € 408,00
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. bepaalt dat de werking van het verwijderingsbesluit van 13 september 2012 van de stichting jegens de leerlingen [kind 1] en [kind 2] [eiser sub 1] wordt geschorst totdat door de bestuursrechter in beroep is beslist ten aanzien van de beslissing op bezwaar,
7.2. bepaalt dat aan [kind 1] en [kind 2] [eiser sub 1] toegang dient te worden verleend tot de [de school] te [woonplaats] totdat door de bestuursrechter in beroep is beslist ten aanzien van de beslissing op bezwaar,
7.3. veroordeelt de stichting in de proceskosten, aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] tot op heden begroot op € 1.182,57,
7.4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6. wijst de vorderingen af,
7.7. veroordeelt de stichting in de proceskosten, aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] tot op heden begroot op € 408,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst op 11 oktober 2012. De overwegingen waarop dit vonnis stoelt zijn afzonderlijk vastgelegd op 15 oktober 2012.