ECLI:NL:RBARN:2012:BY1543

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
193714
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming arbeidsdeskundige in ongevalschadezaak met betrekking tot arbeidsmogelijkheden van eiser

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem diende, betreft het een geschil over ongevalschade. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J. de Bruin, heeft schadevergoeding gevorderd van de gedaagde, REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V., vertegenwoordigd door mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis uitgesproken op 17 maart 2012, waarin een deskundige werd benoemd om de belastbaarheid van eiser vast te stellen na een ongeval op 15 april 1998. De deskundige, verzekeringsarts H.F.I. van Waart, heeft een rapport opgesteld waarin de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is gebruikt om de beperkingen van eiser in kaart te brengen. In het huidige vonnis heeft de rechtbank besloten om een arbeidsdeskundige, H. Artoos, te benoemen om verder onderzoek te verrichten naar de arbeidsmogelijkheden van eiser na het ongeval. De rechtbank heeft specifieke vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, waaronder de geschiktheid van eiser voor zijn oude beroep als rijinstructeur en de mogelijkheden voor andere passende arbeid. De rechtbank heeft ook bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek voor rekening van eiser komen, maar dat er geen voorschot zal worden opgelegd vanwege de verleende toevoeging. De rechtbank heeft verder instructies gegeven over de procedure en de termijn waarbinnen de deskundige zijn rapport moet indienen. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2012.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 193714 / HA ZA 09-2252
Vonnis van 17 oktober 2012
in de zaak van
[eiser]
eiser,
advocaat mr. P.J. de Bruin te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Reaal genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 maart 2012
- het deskundigenbericht van 20 april 2012
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser]
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van Reaal.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Gebleven wordt bij hetgeen in het vorige vonnis is overwogen en beslist. In dat vonnis is verzekeringsarts Van Waart tot deskundige benoemd om kort gezegd een belastbaarheidsprofiel van [eiser] op te stellen.
2.2. De deskundige heeft op grond van de bevindingen van de oogartsen Cruysberg en Bergink, neuroloog Boerman en neuropsycholoog De Bijl en zijn eigen bevindingen, de belastbaarheid van [eiser] vastgesteld conform het systeem van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).
2.3. [eiser] voert geen bezwaren aan tegen de inhoud van het deskundigenrapport en de FML. Reaal stelt opnieuw de juistheid van de bevindingen van neuropsycholoog De Bijl aan de orde. In hetgeen zij aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om terug te komen op eerder genomen beslissingen. Van overige bezwaren tegen het deskundigenbericht van verzekeringsgeneeskundige De Waart is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank zal dan ook van de inhoud van zijn rapport en de door hem opgestelde FML uitgaan.
2.4. Beide partijen hebben in hun laatste akte standpunten ingenomen over de vraag in hoeverre [eiser] door de beperkingen die hij als gevolg van het ongeval ondervindt, gehinderd wordt in zijn mogelijkheden om arbeid te verrichten. Voordat de rechtbank daarover oordeelt, zal een arbeidsdeskundige worden benoemd die de rechtbank hierover zal voorlichten.
2.5. In het vorige vonnis is partijen de gelegenheid geboden zich bij akte na deskundigenbericht uit te laten over de persoon van de te benoemen arbeidsdeskundige en de te stellen vragen. Van die gelegenheid hebben zij geen gebruik gemaakt. De rechtbank zal mevrouw Artoos tot deskundige benoemen. De in het dictum geformuleerde vragen zullen aan haar worden voorgelegd. Het onderzoek door de arbeidsdeskundige zal beperkt zijn tot de arbeidsmogelijkheden die [eiser] na het ongeval had en thans heeft. De vordering tot vergoeding van schade wegens verlies van zelfwerkzaamheid is al afgewezen (rov. 4.25. vonnis 1 december 2010) zodat daarover geen vragen meer hoeven worden gesteld. Het voorschot op de kosten zal voor rekening worden gebracht van [eiser] maar omdat aan hem een toevoeging is verleend, zal geen voorschot worden opgelegd. Na vaststelling van het loon en de kosten van de deskundige zal de griffier dit bedrag ten laste van ’s Rijks kas aan de deskundige dienen uit te betalen. Hangende de procedure wordt dit bedrag voorlopig in debet gesteld.
2.6. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
a. Wilt u een volledige en gedetailleerde inventarisatie maken van de opleidingen, kennis, vaardigheden en het arbeidsverleden van de heer [eiser], met inbegrip van de na het ongeval van 15 april 1998 nog gevolgde opleidingen en verrichte arbeid?
b. Was de heer [eiser] na het ongeval en is hij thans, gelet op zijn beperkingen als gevolg van het ongeval zoals die door de verzekeringsgeneeskundige H.F.I. van Waart in zijn rapport met FML van 20 april 2012 zijn vermeld, volgens u in staat zijn oude beroep als rijinstructeur uit te oefenen? Was het [eiser], gelet op zijn beperkingen, op grond van de in 1998 en daarna geldende regelgeving toegestaan als rijinstructeur te werken? Was hij na het ongeval en is hij thans in staat tot het verrichten van andere bij zijn opleiding, kennis, vaardigheden en ervaring passende, loonvormende arbeid? Zo ja, tot welke arbeid acht(te) u hem in staat (welke beroepen) en in welke mate?
c. Kunt u verder aangeven hoe groot u de kans inschat dat de heer [eiser] de door u in antwoord op vraag b.(mogelijk) vastgestelde resterende verdiencapaciteit daadwerkelijk had of zal kunnen aanwenden, in die zin dat hij daadwerkelijk aan passende arbeid kon of kan worden geholpen gegeven zijn leeftijd, opleiding, arbeidsverleden en beperkingen?
d. Kan de heer [eiser] de door u passend bevonden arbeid verrichten zonder het volgen van nadere scholing? Zo nee, welke scholing zou hij moeten volgen, hoe lang zou deze scholing duren en wat zijn de kosten van die scholing?Is hij in staat tot het volgen van die scholing?
e. Wilt u aangeven welke (bij voorkeur zowel bruto als netto) inkomsten de heer [eiser] in de door u geduide functies kon en kan verdienen en tot welke leeftijd hij in die als passend aan te merken beroepen, gelet op de beschikbare (statistische en/of branchegegevens), werkzaam zou kunnen zijn?
f. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen naar uw
oordeel van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
3.2. benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
H. Artoos
Postbus 2246
5300 CE Zaltbommel
t: 0418-562876
f: 0418-562859
email: hilde@artoos-expertise.nl
3.3. bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de zal toezenden,
3.4. bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Sector civiel, roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
3.5. bepaalt dat de deskundige binnen twee weken na datum van dit vonnis met de partijen een afspraak zal hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank zal hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.6. bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek dient te doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.7. bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter-commissaris mr. A.E.B. ter Heide,
3.8. bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid dient te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.9. bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport moet inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 30 januari 2013, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
3.10. verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] of voor bepaling datum vonnis,
3.11. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.B. ter Heide, mr. J.R. Veerman en mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2012.