zaaknummer / rolnummer: 231329 / KG ZA 12-363
Vonnis in kort geding van 28 juni 2012
[eiser]
eiser,
advocaat mr. C.C.J.M. Weijers te Nijmegen,
de stichting
STICHTING SCHOLENGROEP RIJK VAN NIJMEGEN,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. H.R.T.M. van Ojen te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en de school genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de school.
Daarna is vonnis bepaald.
Op 28 juni 2012 is vonnis gewezen in verband met de gestelde spoedeisendheid. De feiten, het geschil en de motivering van de beslissing worden hieronder gegeven.
De vaststaande feiten
1.1. [eiser] is leerling van de [school], een locatie van gedaagde, hierna verder de school te noemen.
1.2. Ongeveer anderhalf jaar geleden is op school een ontwikkelings-/vrijwilligersproject opgestart. Het project houdt concreet in dat een maand lang vrijwilligerswerk wordt gedaan door leerlingen van de school in Lombok, Indonesië. Na een sollicitatieprocedure zijn twaalf leerlingen geselecteerd voor de Lombokreis, waaronder [eiser]. De uitgekozen leerlingen hebben in de anderhalf jaar voorafgaand aan de reis diverse inspanningen moeten verrichten ter voorbereiding op de reis en om daarvoor geld/sponsoren te vergaren. Verder zijn er gezamenlijke bijeenkomsten georganiseerd en hebben de deelnemers een cursus over de taal en cultuur van Lombok moeten volgen.
1.3. Het vertrek naar Lombok van de deelnemers was gepland op 29 juni 2012. Daarvoor, op 1 juni 2012, heeft nog een laatste gezamenlijke (instructie)bijeenkomst plaatsgevonden met de directie, de begeleiders, de deelnemende leerlingen en hun ouders.
1.4. Op (zaterdag) 2 juni 2012 heeft een incident plaatsgevonden. [eiser] en een aantal vrienden hebben toen onder invloed van drank tegen de deur van de hoofdingang van de school geplast. Het incident is op een beveiligingscamera vastgelegd.
1.5. Op (maandag) 4 juni 2012 heeft de directie van de school [eiser] met het incident geconfronteerd en hem voor één dag geschorst.
1.6. Op 5 en 7 juni 2012 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de directie van de school en [eiser]. Ook de moeder van [eiser] was daarbij aanwezig. Tijdens het eerste gesprek is aan [eiser] verteld dat hij als gevolg van zijn wangedrag mogelijk zou worden uitgesloten van deelname aan de Lombokreis. In het laatste gesprek heeft [ ] [directeur], directeur van de school, tegen [eiser] gezegd dat inderdaad was besloten hem uit te sluiten van deelname aan de reis. Op diezelfde dag heeft de vader van [eiser] een gesprek gehad met de directie van de school. Hij heeft gevraagd het besluit te heroverwegen. Naar aanleiding daarvan heeft de school bij brief van 11 juni 2012 aan de ouders van [eiser] geschreven, voor zover van belang:
“(…) Deze heroverweging heeft inmiddels plaatsgevonden. Dit heeft niet geleid tot een herziening van mijn oorspronkelijke beslissing.
Vanaf het begin van het Lombokproject is duidelijk gemaakt dat voor het welslagen van dit bijzondere project, de begeleiders onvoorwaardelijk moeten kunnen vertrouwen op de persoonlijke bijdrage en inzet van iedere deelnemer. Alle deelnemers zijn persoonlijk medeverantwoordelijk voor het slagen van het project als geheel. Afspraken dienen stipt te worden nagekomen. In de voorbereidende fase heeft [eiser] er meermalen blijk van gegeven afspraken niet na te komen. Voorbeelden zijn onder andere dat hij ondanks diverse keren hiertoe aangespoord, toch geen bijdrage heeft geleverd aan het weblog en het feit dat hij meerdere malen zonder goede reden niet aanwezig was bij de verplichte voorbereidingslessen van de stichting LombokCare. Tijdens het verblijf van vier weken op het eiland Lombok moet iedereen te allen tijde op de ander kunnen vertrouwen. In het voorbereidingstraject is regelmatig door de begeleiders van door de stichting LombokCare, die daar jarenlange ervaring mee heeft, benadrukt welk voorbeeldgedrag daarbij hoort. Op vrijdagavond 1 juni, nota bene de avond voorafgaand aan genoemd incident, tijdens de laatste voorbereidingsbijeenkomst met de directie, deelnemende leerlingen, begeleiders en ouders, is daar nogmaals aandacht aan besteed.
Helaas heeft [eiser] in genoemd weekend laten zien dat hij onvoldoende besef heeft van de grens tussen aanvaardbaar en onaanvaardbaar gedrag. Daarmee verklaart hij zich ongeschikt voor deelname aan de lombokreis”.
2. [eiser] heeft primair gevorderd de onder 1.6 bedoelde beslissing van de school te vernietigen, subsidiair deze beslissing te schorsen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] zijn eis gewijzigd in die zin, dat hij meer subsidiair heeft gevorderd de school te veroordelen al datgene te doen en/of na te laten wat noodzakelijk is om [eiser] te laten deelnemen aan de Lombokreis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per keer dat de school niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,--.
3. [eiser] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de beslissing van de school op onjuiste gronden dan wel onvoldoende gemotiveerd is genomen, dan wel dat de gronden voor de beslissing het besluit niet kunnen dragen. [eiser] is, zo stelt hij, in het voorbereidingstraject nooit gewaarschuwd dat zijn inzet zodanig was dat dat gevolgen zou kunnen hebben voor deelname aan de reis. De beslissing kwam dan ook als een verrassing. Ten slotte heeft [eiser] aangevoerd dat de gevolgen van de beslissing onevenredig zijn in verhouding tot de aan hem verweten gedragingen.
4. De school heeft het gevorderde gemotiveerd weersproken op gronden die hierna zo nodig aan de orde zullen komen.
De beoordeling van het geschil
5. Vooropgesteld wordt dat een onderwijsinstelling in beginsel de vrijheid heeft om volgens haar ongewenst gedrag van leerlingen als zodanig te kwalificeren en daaraan de gevolgen te verbinden die zij nodig acht. De beslissing van de school om [eiser] uit te sluiten van deelname aan de Lombokreis is daarom in beginsel aan de school voorbehouden en de voorzieningenrechter kan deze beslissing niet in volle omvang toetsen. Aan de rechter komt slechts een marginale toetsingsbevoegdheid toe. Getoetst moet worden of de school in redelijkheid tot voormelde beslissing heeft kunnen komen. Daarvoor zijn de volgende omstandigheden van belang.
6. Ter zitting is komen vast te staan dat [eiser] in de anderhalf jaar durende voorbereiding op de reis niet aan alle activiteiten heeft meegedaan, niet alle groepsbijeenkomsten heeft bijgewoond en sommige afspraken niet is nagekomen. Aangenomen moet worden dat [eiser] daarop is aangesproken. Een van de begeleiders van de reis, J. [betrokkene], heeft daarover ter zitting verklaard dat hij en de twee andere begeleiders gesprekken met [eiser] hebben gevoerd en dat zij [eiser] op zijn onvoldoende inzet voor het project hebben aangesproken. [eiser] heeft dat niet weersproken. Onweersproken is verder dat in de voorbereidingsfase meermalen is gesproken over alcoholmisbruik en met name de (extra) risico’s daarvan in een islamitisch land. Ook tijdens de laatste bijeenkomst op 1 juni 2012, een dag voor het incident, is dat ter sprake is gebracht. [eiser] heeft erkend dat het incident daags daarna heeft plaatsgevonden onder invloed van alcohol. Ook staat vast dat [eiser] tijdens een eerdere reis met school naar Andalusië, zoveel alcohol had genuttigd dat hij naar een ziekenhuis moest worden gebracht. Ten slotte is komen vast te staan, [eiser] heeft dat ter zitting ook beaamd, dat hij moeite heeft met het stellen van grenzen aan zijn gedrag.
7. Als de school het op grond van de hiervoor genoemde concrete feiten en omstandigheden onverantwoord acht [eiser] mee te laten gaan met de Lombokreis - wat zelfs zover gaat dat begeleider [betrokkene] daarover ter zitting heeft verklaard dat hij niet zal meegaan als [eiser] wel meegaat, omdat hij dan de verantwoordelijkheid niet kan nemen - dan moet deze beslissing in beginsel worden gerespecteerd. Met inachtneming van voormeld uitgangspunt kan ook niet worden gezegd dat de school haar beslissing op basis van deze feiten en omstandigheden niet in redelijkheid heeft kunnen nemen. Daarbij dient bedacht te worden dat de school bij het nemen van haar beslissing niet alleen had te letten op de belangen van [eiser]. Zij moest daarbij ook betrekken het welslagen van het project, de veiligheid van de andere deelnemende leerlingen en hun begeleiders, en haar verantwoordelijkheid tegenover de ouders van die leerlingen. Van een disproportionele maatregel is geen sprake, in aanmerking genomen dat uitsluiting van deelname aan de Lombokreis geen sanctie is op het plassen tegen de voordeur, maar betrekking heeft op de risico’s van het gedrag van [eiser] voor - kort samengevat - de reis.
8. De conclusie is dat van onzorgvuldig handelen door de school geen sprake is. De primaire, subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen moeten daarom worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de school tot op heden begroot op € 575,-- wegens griffierecht en op € 816,-- voor salaris van de advocaat,
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2012. De feiten, het geschil en de motivering zijn afzonderlijk van de beslissing vastgelegd op 3 juli 2012.