ECLI:NL:RBARN:2012:BX1672

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
826555
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens privébestellingen door werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 16 juli 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer was op staande voet ontslagen vanwege vermeende privébestellingen die hij had gedaan bij de leverancier Novi, waarbij de kosten mogelijk ten laste van de werkgever zouden zijn gekomen. De werknemer betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en vorderde onder andere betaling van achterstallig loon en wedertewerkstelling.

De kantonrechter oordeelde dat het voor iedere werknemer duidelijk moet zijn dat privébestellingen, waarbij de kosten voor de werkgever zijn, niet zijn toegestaan. Dit volgt uit de eisen van goed werknemerschap zoals vastgelegd in artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter concludeerde dat de werknemer in strijd met deze norm had gehandeld door vier privébestellingen te plaatsen bij Novi, waarbij hij had verzocht de kosten op orders van de werkgever te boeken. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven, omdat de werknemer niet transparant had gehandeld en de reputatie van de werkgever had kunnen schaden.

De vorderingen van de werknemer werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en goed werknemerschap binnen de arbeidsrelatie, en bevestigt dat werkgevers het recht hebben om op te treden tegen onacceptabel gedrag van werknemers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 826555 \ VV EXPL 12-10106 \ 199
uitspraak van 16 juli 2012
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. M.T.A. Lamers
tegen
de besloten vennootschap [gedaagde]
gevestigd te Nijmegen
gedaagde partij
gemachtigden mr. J. Nigten en mr. B.D. Nollen
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 juli 2012 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 10 jui 2012 mede inhoudende de pleitnotities van de gemachtigde van [eiser] en de gemachtigde van [gedaagde].
1.2 De zitting in kort geding heeft tegelijkertijd plaatsgvonden met de mondelinge
behandeling in de procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen op verzoek van [gedaagde] (zaakgegevens 824112/12-1174). De stukken van de ontbindingsprocedure worden ook geacht in deze procedure te zijn overgelegd.
2. De feiten
2.1 [eiser], geboren op [geboortedatum] en thans dus 36 jaar oud, is op 1 september 1991 bij [gedaagde] in dienst getreden. [gedaagde] is een bedrijf dat gespecialiseerd is in de vervaar-diging van transformatoren. [eiser] vervulde laatstelijk de functie van kwaliteitscontroleur
op de afdeling Voormontage en verdiende een salaris van € 3.350,08 bruto exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2 De functie van [eiser] houdt onder meer in dat hij dat hij staal en andere producten bestelt bij Novi Ferromont d.o.o. te Kroatië (hierna: Novi). Zijn contactpersoon aldaar is [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]), sales director/manager bij Novi.
Voor zijn collega kwaliteitscontroleur [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) geldt hetzelfde.
[betrok[betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]) is de leidinggevende van [eiser] en [betrokkene 2].
2.3 [eiser] heeft per e-mailbericht van 7 januari 2010, met afschrift aan [betrokkene 3], het volgende aan [betrokkene 1] meegedeeld:
“(…)
Mladen I have a question for you. (privately)
Can you make for me 10 mangers for pigs (maybe he wants more)
This is for a good friend of my and he have his own farm.
The material is stainless 2 mm.
Please let me now if you make it, and what are the cost?”
2.4 [eiser] heeft per e-mailbericht van 7 juni 2011, met afschrift aan [betrokkene 3], het volgende aan [betrokkene 1] meegedeeld:
“Here is the mail for 2 terrace heathers.
We need 2 terrace heather for 2 colleges op us. See attachtment for a picture of the terrace heather we would have.
When you make them as the picture, please do not bend it, but do it then with a rolling machine.
When you have a other idée, please let me know, also when you have other questions.
Please can you also divide the costs over some projects.”
2.5 [eiser] heeft per e-mailbericht van 25 augustus 2011 het volgende aan [betrokkene 1] meegedeeld:
“I need 4 plates for a college of my and they are privately.
The measure of the plates art 300 x 500 x 15.
The plates must be only blasted.
Could you make them for us and can you tell me when they are coming than.
You can Put the cost of the plates on some orders.”
2.6 [eiser] heeft per e-mailbericht van 5 september 2011 het volgende aan [betrokkene 1] meegedeeld:
“Can you make af nameplate for me, it is for a college of me for at the front door at home. (see attachtment)
Please let me know if you can make it, and so yes can give it to [gedaagde] (dit is [betrokkene 2], kantonrechter)?
The cost can you put on some orders.”
2.7 De bestelde voederbakken en naamplaat zijn geleverd door Novi. De bestelling van de terrashaarden en de vier staalplaten zijn door [eiser] geannuleerd.
2.8 Naar aanleiding van een anonieme brief d.d. 18 januari 2012 aan [gedaagde] inzake onregelmatigheden door [betrokkene 3] heeft [gedaagde] door [firma] (hierna: [firma] ) een onderzoek laten instellen.
2.9 [betrokkene 3] is op 17 april 2012 verhoord door [firma] .
2.10 [betrokkene 4], manager human resources bij [gedaagde] (hierna: [betrokkene 4]), namens [gedaagde] heeft [eiser] in een gesprek op 18 april 2012 geschorst. [betrokkene 4] schrijft bij brief van dezelfde datum hierover aan [eiser] het volgende, voor zover hier van belang:
“(…)
Gezien de vermoedens die er bestaan dat er onregelmatigheiden plaatsvinden bij [gedaagde] hebben wij een onderzoek ingesteld. In ons gesprek hebben wij u meegedeeld dat, nu u naar alle waarschijnlijkheid betrokken bent bij de vermeende onregelmatigheden, wij ons genoodzaakt hebben gezien u hangende de afronding van dit onderzoek per direct te schorsen.
U dient zich tijdens de periode van schorsing beschikbaar te houden voor het beantwoorden van vragen. (…)
Wij zullen u op korte termijn informeren over de vervolgstappen. Wij behouden ons het recht voor om u op staande voet te ontslaan.”
2.11 [eiser] is op 23 april 2012 verhoord door [firma] .
2.12 [betrokkene 4] namens [gedaagde] heeft [eiser] in een gesprek op 1 mei 2012 op staande voet ontslagen. [betrokkene 4] schrijft bij brief van 2 mei 2012 aan [eiser] het volgende, voor zover hier van belang:
“Middels deze brief bevestigen wij het gesprek dat op 1 mei 2012 met u door mij is gevoerd in het bijzijn van onze raadslieden. In dat gesprek heb ik met u de resultaten van het interne onderzoek dat is uitgevoerd naar privébestellingen die zijn gedaan bij onze leverancier Novi, en uw betrokkenheid daarbij, besproken. In het onderzoek is vast komen te staan dat door u diverse privébestellingen zijn gedaan bij Novi voor u zelf en anderen in strijd met de bij u bekende algemene gedragsrichtlijnen van [gedaagde] alsmede de in onze brief d.d. 12 februari 2008 opgenomen richtlijnen, welke brief op 9 april 2008 door u is ondertekend. Daarnaast is vast komen te staan dat er in privé bestelde goederen op uw verzoek, althans met uw medeweten, zijn doorbelast op niet-gerelateerde orders van [gedaagde]. Uw stelling dat een en ander zou zijn geschied op instructie van uw leidinggevende doet aan de kwalijkheid van een en ander niet af.
Zoals ik u tijdens onze bespreking heb meegedeeld, zijn deze gedragingen voor ons onacceptabel, en vormen zij op zichzelf alsmede in onderlinge samenhang reden om uw dienstverband met onmiddellijke ingang, per 1 mei 2012, te beëindigen.
(…)”
2.13 [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zijn ook op staande voet ontslagen wegens privébestellingen.
3. De vordering en het verweer
3.1 [eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot
betaling van het achterstalling loon vanaf 1 mei 2012 ad € 6.700,16 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente,
betaling van het overeengekomen loon vanaf 1 juli 2012 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd,
wedertewerkstelling van [eiser] op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag,
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2 [eiser] voert hiertoe, kort samengevat, het volgende aan. De reden voor het ontslag op staande voet kan geen stand houden. Er zijn door [eiser] geen privébestellingen gedaan die in strijd zouden zijn met een bij [gedaagde] geldende richtlijn. Een interne richtlijn voor het doen van privébestellingen bestaat niet bij [gedaagde]. Verder is de enige door [eiser] gedane daadwerkelijke bestelling door hem afgerekend. Bovendien is geen sprake van een onverwijld gegeven ontslag.
3.3 [gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2 De kantonrechter stelt bij de beoordeling van deze zaak het volgende voorop. [gedaagde] heeft geen reglement overgelegd, waarin is bepaald dat het binnen [gedaagde] niet is toegestaan om zonder toestemming bij leveranciers privébestellingen te doen. Anders dan zij meent, volgt die regel niet uit de anti-corruptierichtlijn en/of de procedureregels voor het meenemen van overtollige machines, gereedschappen, inventaris en overige materialen. Maar dat staat er niet aan in de weg dat het voor iedere werknemer van [gedaagde] duidelijk moet zijn dat het niet is toegestaan om privébestellingen te doen, waarbij de kosten ervan voor rekening van [gedaagde] en/of haar klanten komen of niet op een transparante manier worden afgewikkeld. Dit volgt (onder meer) uit de eisen van goed werknemerschap (art. 7:611 Burgerlijk Wetboek).
4.3 Uit de e-mailberichten weergegeven onder 2.3 tot en met 2.6 volgt dat [eiser] vier privébestellingen heeft gedaan bij Novi, waarbij hij driemaal heeft verzocht de kosten te boeken op orders van [gedaagde] aan Novi.
[eiser] werpt op dat dit een bestendige praktijk is binnen [gedaagde]. Dit is echter niet aannemelijk geworden. De tijdens de mondelinge behandeling gegeven voorbeelden, betreffen geen voorbeelden van privébestellingen. Het gaat om bestellingen van damwanden en kleinere staalplaten voor eigen gebruik door [gedaagde]. Dat volgens [eiser] [gedaagde] de kosten van deze orders ook heeft “wegboekt” op andere orders, is ook niet vergelijkbaar. [eiser] merkt hierbij namelijk terecht op dat deze kosten niet ten laste komen van de klanten van [gedaagde], maar ten laste van haar winst.
Ook de twee cadeaus voor vertrekkende directeuren, gemaakt uit staalplaten besteld bij Novi, zijn geen voorbeelden van een bestendige praktijk, zoals [eiser] meent. Deze bestellingen zijn gedaan door of namens het (hogere) management voor de vervaardiging van afscheidscadeaus van [gedaagde] aan de vertrekkende directeuren. Het zijn dus geen privébestellingen. De kosten van deze bestellingen zijn kennelijk op dezelfde wijze afgewikkeld als de hiervoor genoemde damwanden en kleinere staalplaten, waardoor die kosten ten laste komen van [gedaagde].
4.4 [eiser] werpt verder het volgende op: “De opmerking die vrijwel standaard onder de mails van [eiser] staat dat de kosten over some orders kunnen worden weggeschreven is meer bedoeld als standaardopmerking en gedaan in de haast van alledag”. Dit verweer wordt gepasseerd.
[eiser] heeft, naar aanleiding van vragen van de kantonrechter tijdens de zitting, namelijk niet kunnen verklaren waarom deze “standaardopmerking” dan niet in de onder 2.3 genoemde e-mail is geplaatst. Daarbij komt dat [eiser] geen e-mails van hem aan Novi met zakelijke bestellingen namens [gedaagde] heeft overgelegd, waarin deze “standaardopmerking” voorkomt. Hij heeft ook niet gesteld dat dergelijke e-mails bestaan en verzocht aan [gedaagde] om deze e-mails in het geding te brengen. Dat deze opmerking standaard is, is dan ook niet aannemelijk geworden. Een en ander duidt er veeleer op dat de “standaardopmerking” bewust is geplaatst. Bovendien heeft [eiser] niet verklaard dat hij of zijn betrokken collega de geleverde naamplaat, ondanks de “standaardopmerking” in de e-mail onder 2.6, privé heeft betaald aan Novi.
Mede gelet op het bovenstaande, acht de kantonrechter niet aannemlijk dat [eiser] of zijn betrokken collega’s de bestellingen genoemd in de e-mails onder 2.4 en 2.5, ondanks de geplaatste “standaardopmerking”, privé afgerekend zou(den) hebben met Novi indien de bestelde terrashaarden en vier staalplaten geleverd zouden zijn.
4.5 [eiser] beroept zich er voorts op dat hij maar één privébestellingen bij Novi heeft gedaan, namelijk de bestelling van de voederbakken in de e-mail onder 2.3. Hij stelt dat hij de geleverde voederbakken, die € 150,- kostten, heeft voldaan doordat hij € 150,- heeft meegegeven aan [betrokkene 2], die dat bedrag heeft afgegeven aan [betrokkene 1] bij een bezoek aan Novi in Kroatië. [gedaagde] betwist dat [eiser] de voederbakken heeft betaald aan Novi.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. De betaling door [eiser] van de door Novi geleverde voederbakken is niet vast komen te staan. [eiser] heeft de betaling niet laten verzorgen door [gedaagde]. Hij kan ook geen bewijsstuk overleggen, zoals een kwitantie, dat [betrokkene 1] namens Novi die € 150,- in ontvangst heeft genomen. Bovendien, veronder-stellenderwijs ervan uitgaande dat zijn lezing klopt, wil dat nog niet zeggen dat Novi het bedrag heeft ontvangen. In de als productie 13 bij het verzoekschrift overgelegde e-mail van 3 mei 2012 bericht Novi aan [gedaagde]: “Hierbij bevestig ik dat ik op de boekhoudafdeling (kas) geen schriftelijke bewijs heb gevonden van welke aard dan ook met betrekking tot eventuele betalingen van heren die werkzaam zijn in het bedrijf van SMIT.” Door zijn niet-transparante manier van afwikkelen heeft [eiser] het risico genomen dat zijn betaling niet bij Novi terecht zou komen, welk risico zich kennelijk heeft verwezenlijkt.
[eiser] gaat overigens in zijn verweer van een verkeerde veronderstelling uit. Er is ook sprake van privébestellingen indien hij privébestellingen doet op verzoek van (een) collega(‘s). Dit is het geval met de bestellingen in de e-mails onder 2.4, 2.5 en 2.6. Dat hij de e-mail onder 2.4 ook aan [betrokkene 3] heeft gezonden, maakt dat niet anders.
4.6 De kantonrechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende conclusie.
[eiser] heeft vier privébestellingen gedaan bij Novi. Hij heeft bij de bestelling van de terrashaarden, stalen platen en naamplaat vermeld dat [betrokkene 1] de kosten kon “wegschrijven” op andere orders van [gedaagde] aan Novi. De bestelde voederbakken en naamplaat zijn geleverd door Novi. Aannemelijk is dat de kosten van de naamplaat ten laste zijn gekomen van [gedaagde] en/of haar klanten. Aannemelijk is ook dat de kosten van de terrashaarden en de stalen platen, indien die geleverd zouden zijn, niet privé door hem of zijn betrokken collega’s zouden zijn betaald, maar de kosten ervan ook ten laste van [gedaagde] en/of haar klanten zouden zijn gekomen. Ervan uitgaande dat de kosten van de door Novi aan [eiser] geleverde voederbakken niet ten laste van [gedaagde] en/of haar klanten zijn gekomen, is aannemelijk, gezien productie 13 bij verzoekschrift, dat die ten laste van Novi zijn gekomen. Doordat [eiser] zijn privébestellingen van de voederbakken niet transparant heeft afgewikkeld, bijvoorbeeld door betaling te laten verzorgen door [gedaagde], heeft hij als werknemer van [gedaagde] de reputatie van [gedaagde] bij Novi geschaad, althans kunnen schaden.
Een en ander, in onderling verband en samenhang beschouwd, levert een dringende reden om [eiser] op staande voet te ontslaan. Dat [betrokkene 3], zijn leidinggevende, van de privé-bestellingen door [eiser] en het “wegschrijven” van de kosten ervan wist, zoals onder meer volgt uit de in de afschrift aan [betrokkene 3] toegezonden e-mails onder 2.3 en 2.4, leidt niet tot een ander oordeel. Van [eiser] als goed werknemer mag in redelijkheid worden verwacht dat hij niet aldus handelt, ook niet indien zijn leidinggevende hiermee instemt, althans hiervan weet heeft. [eiser] heeft overigens geen persoonlijke omstandigheden aangevoerd, die er toe zouden kunnen leiden dat ondanks hetgeen hiervoor is overwogen geen sprake is van een dringende reden.
4.7 [eiser] onderbouwt zijn stelling dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven als volgt. [gedaagde] heeft op 18 januari 2012 een anonieme brief ontvangen. [gedaagde] verzoekt hem op 17 april 2012 om direct lang te komen voor een gesprek. Op zijn verzoek wordt dat uitgesteld. Op 23 april 2012 wordt hij door [firma] geconfronteerd met de verdenkingen. Daarna neemt [gedaagde] nogmaals ruim een week de tijd om hem alsnog op staande voet te ontslaan.
[gedaagde] stelt daarentegen dat zij onverwijld heeft gehandeld en voert daartoe het volgende aan. Direct na afronding van het digitale onderzoek door [firma], is zij begonnen met de verhoren. Mede door de verklaring van [betrokkene 3] is de verdenking jegens [eiser] concreet geworden en is [eiser] op de eerst mogelijke gelegenheid geschorst hangende de afronding van het onderzoek. Meteen na afronding van het interne onderzoek is [eiser] vervolgens op 1 mei 2012 op staande voet ontslagen.
4.8 De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Het onderzoek door [firma] naar aanleiding van de anonieme brief d.d. 18 januari 2012 heeft zich in eerste instantie gericht op [betrokkene 3]. [eiser] bestrijdt niet de stelling van [gedaagde] dat de verdenking jegens hem mede door de verklaring van [betrokkene 3] concreet is geworden. Daarbij wordt klaarblijkelijk gedoeld op de verklaring van [betrokkene 3] in het verhoor van [firma] op 17 april 2012. Vervolgens is [eiser] op 18 april 2012 geschorst en op 23 april 2012 verhoord door [firma]. [eiser] is op 1 mei 2012 op staande voet ontslagen. Gelet op deze handelwijze, is de kantonrechter voorshands van oordeel dat aan de eis dat het ontslag onverwijld gegeven moet worden, is voldaan.
4.9 De slotsom is dat de kantonrechter aannemelijk acht dat het ontslag op staande voet in een eventuele bodemprocedure stand houdt. De vorderingen van [eiser] worden dan ook afgewezen.
4.10 [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure veroordeeld.
5. De beslissing
De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2012.