ECLI:NL:RBARN:2012:BW8346

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
807102 - CV EXPL 12-1662
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaand saldo en rente door ABN AMRO aan gedaagde partij onder bewind

In deze zaak heeft ABN AMRO BANK N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die onder bewind is gesteld. De vordering betreft een bedrag van € 7.835,74, bestaande uit een openstaand saldo en rente. De procedure is gestart met een dagvaarding op 5 maart 2012, waarna de gedaagde partij, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, verweer heeft gevoerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij in gebreke is gebleven met de betaling van de vervallen termijnbedragen van een doorlopend krediet dat op 14 september 2006 was afgesloten. De gedaagde partij was ten minste twee maanden achterstallig in de betalingen, waardoor het openstaande saldo in zijn geheel opeisbaar is geworden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bewindvoerder de gedaagde partij vertegenwoordigt in deze procedure, conform artikel 1:441 lid 1 BW. Dit is ter bescherming van de rechthebbende tegen onberaden procederen. De kantonrechter heeft de vordering van ABN AMRO ontvankelijk verklaard en de gevorderde rente toegewezen, aangezien deze niet werd betwist door de gedaagde partij. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. De uitspraak is gedaan op 8 juni 2012 en is openbaar uitgesproken door de kantonrechter J.W.M. Tromp.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 807102 \ CV EXPL 12-1662 \ 199 \ 157
uitspraak van 8 juni 2012
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.
gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde R.P.A. Schuman
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde [bewindvoerder]
Partijen worden hierna ABN AMRO en [gedaagde partij] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 maart 2012 met producties
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
2. De vordering en het verweer
2.1 ABN AMRO vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 7.835,74, bestaande uit het openstaande saldo per 30 juni 2011 van € 7.422,25 en € 413,49 aan overeengekomen rente vanaf 1 juli 2011 tot 20 februari 2012, vermeerderd met de overeengekomen rente naar thans 0,718 % per maand, met als maximum de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding krachtens artikel 35 Wet op het consumentenkrediet, vanaf 20 februari 2012 tot de dag van algehele betaling.
Tevens vordert ABN AMRO veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis tot betaling is overgegaan.
2.2 ABN AMRO baseert haar vordering op de vaststaande feiten en op de volgende, zakelijk weergegeven, stellingen.
ABN AMRO heeft op 14 september 2006 een overeenkomst gesloten met [gedaagde partij], waarbij zij aan [gedaagde partij] een doorlopend krediet tot een maximum van € 8.500,00 heeft verstrekt onder nummer [nummer]. [gedaagde partij] is ten minste twee maanden achterstallig in de betaling van de vervallen termijnbedragen, zodat ingevolge de algemene bepalingen van de kredietakte en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden, het op 30 juni 2011 openstaande saldo van € 7.422,25 in zijn geheel ineens opeisbaar is geworden. Ondanks aanmaningen en sommatie heeft [gedaagde partij] het verschuldigde bedrag niet betaald. [gedaagde partij] moet daarom ook de overeengekomen rente van thans 0,718 % per maand betalen. Omdat de gevorderde rente een maandrente is die maandelijks op de hoofdsom wordt bijgeschreven, vordert ABN AMRO niet enkel de rente over het oorspronkelijke saldo, maar over het saldo inclusief de steeds per maand vervallen rente.
2.3 [gedaagde partij] voert verweer. Op dat verweer gaat de kantonrechter hierna zo nodig in.
3. De beoordeling
3.1 Vast staat dat op 2 augustus 2011 een bewind is ingesteld over de goederen van [gedaagde partij] met benoeming van de heer [bewindvoerder] (hierna te noemen: [bewindvoerder]) tot bewindvoerder. Ingevolge artikel 1:441 lid 1 BW vertegenwoordigt de bewindvoerder tijdens het bewind de rechthebbende in en buiten rechte. ABN AMRO heeft [gedaagde partij] gedagvaard door betekening van de dagvaarding op het kantoor- en woonadres van [bewindvoerder]. [gedaagde partij] is, bijgestaan door [bewindvoerder], op de eerstdienende dag ter rolzitting verschenen. [bewindvoerder] heeft ter zitting het woord gevoerd en uit de producties bij de dagvaarding blijkt dat hij op
14 september 2011 en 7 januari 2012 brieven heeft gestuurd naar de gemachtigde van ABN AMRO inzake de onderhavige vordering. De regel dat een rechthebbende wordt vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder strekt ter bescherming van de rechthebbende tegen onberaden procederen. Daarmee strookt dat voldoende is dat de bewindvoerder [gedaagde partij] als gemachtigde heeft bijgestaan (vgl. HR 30 januari 1987, NJ 1987, 556). ABN AMRO is derhalve ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van [gedaagde partij].
3.2 [bewindvoerder] voert namens [gedaagde partij], zakelijk weergegeven, aan dat hij ABN AMRO bij brief van 7 januari 2012 heeft verzocht de vordering aan te houden, omdat [gedaagde partij] is aangemeld voor schuldhulpverlening. ABN AMRO heeft echter niet gereageerd op zijn brief. Omdat er al loonbeslag is gelegd en beslag op de heffingskorting, kan [gedaagde partij] nauwelijks aan ABN AMRO betalen. Door het voeren van deze procedure heeft ABN AMRO de kosten onnodig laten oplopen, aldus [bewindvoerder].
ABN AMRO heeft het door [bewindvoerder] namens [gedaagde partij] gevoerde verweer voldoende weersproken en [gedaagde partij] althans [bewindvoerder] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, daarop niet meer gereageerd. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stellingen van ABN AMRO. De gevorderde hoofdsom wordt toegewezen, nu deze de kantonrechter ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
3.3 De gevorderde overeengekomen rente wordt niet betwist, zodat de kantonrechter deze toewijst.
3.4 [gedaagde partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
4. De beslissing
De kantonrechter
4.1 veroordeelt [gedaagde partij] om aan ABN AMRO te betalen een bedrag van € 7.835,74, te vermeerderen met de overeengekomen rente naar thans 0,718% per maand, met als maximum de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding krachtens artikel 35 Wet op het consumentenkrediet, vanaf 20 februari 2012 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2 veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van ABN AMRO begroot op € 112,06 aan dagvaardingskosten, € 437,00 aan griffierecht en € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis;
4.3 verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2012.