ECLI:NL:RBARN:2012:BW8052

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
814611 - VV EXPL 12-10062
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake gebruik voormalige echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een voorlopige voorziening met betrekking tot de voormalige echtelijke woning van ex-echtelieden, [de man] en [de vrouw]. De ex-echtelieden zijn op 6 juni 2006 in algehele gemeenschap van goederen getrouwd en hebben samen een dochter, [naam dochter]. Na de scheiding op 19 oktober 2011 heeft [de man] de woning op 4 mei 2009 verlaten, terwijl [de vrouw] met hun dochter in de woning is blijven wonen. De echtscheidingsbeschikking gaf [de vrouw] het recht om gedurende zes maanden na inschrijving van de beschikking in de woning te blijven wonen, maar deze periode eindigde op 15 mei 2012. [de man] vordert nu dat [de vrouw] de woning verlaat, terwijl [de vrouw] in reconventie een verzoek indient om het gebruik van de woning te behouden totdat zij vervangende woonruimte heeft gevonden.

De kantonrechter overweegt dat de belangenafweging in deze zaak niet in het voordeel van [de man] zal uitvallen. De rechter acht het niet voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de belangen van [de man] zullen prevaleren boven die van [de vrouw], vooral gezien het belang van hun dochter. [de vrouw] heeft aangetoond dat zij zich inspant om een andere woning te vinden, maar dat zij momenteel niet in staat is om te verhuizen. De kantonrechter wijst de vordering van [de man] af en kent de vordering van [de vrouw] in reconventie toe, waardoor zij met uitsluiting van [de man] bevoegd blijft tot het genot, gebruik en beheer van de voormalige echtelijke woning totdat zij vervangende woonruimte heeft gevonden. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 814611 \ VV EXPL 12-10062 \ 199\392
uitspraak van
vonnis in kort geding
in de zaak van
[de man]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. M.M.J.P. Michiels
toevoegingsnummer [nummer]
tegen
[de vrouw]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. A.J.M. van Dorst
toevoegingsnummer [nummer]
Partijen worden hierna [de man] en [de vrouw] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 mei 2012 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de brief met een bijlage van mr. Michiels 23 april 2012
- de brieven met een bijlage van mr. Van Dorst van 21 mei 2012
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 21 mei 2012.
2. De feiten
2.1. [de man] en [de vrouw] zijn op 6 juni 2006 in algehele gemeenschap van goederen getrouwd. Zij hebben een dochter, [naam dochter].
2.2. Tot de gemeenschap van goederen behoorde de woning aan [straat en nummer] in [woonplaats] (hierna: ‘de voormalige echtelijke woning’).
2.3. Op 4 mei 2009 heeft [de man] de voormalige echtelijke woning verlaten. [de vrouw] is met [naam dochter] in de voormalige echtelijke woning blijven wonen.
2.4. In een beschikking van 19 oktober 2011 is door de rechtbank in Arnhem (zaaknummer [nummer] de echtscheiding uitgesproken. In de beschikking is onder meer opgenomen dat de rechtbank bepaalt:
dat de vrouw [[de vrouw], ktr.] tegenover de man [[de man], ktr.] gedurende 6 maanden na de inschrijving van deze beschikking het recht heeft in de woning te [postcode] [woonplaats] aan [straat en nummer] te blijven wonen en de zaken die bij die woning en tot de inboedel daarvan behoren te blijven gebruiken, op voorwaarde dat zij op het ogenblik in deze woning woont;
2.5. Van de beschikking van de rechtbank maakt deel uit het door [de man] en [de vrouw] overeengekomen ouderschapsplan. Daarin is bepaald, voor zover hier van belang:
Partijen komen overeen dat de man een bijdrage zal leveren in de kosten van de verzorging en opvoeding (‘kinderalimentatie’), van [naam dochter]. Vanwege de huidige inkomens- en vermogenspositie van de man – in aanmerking genomen dat hij alle kosten van de voormalige echtelijke woning voldoet (zie hierna) – zal er eerst een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging worden geleverd vanaf het moment dat de voormalige echtelijke woning is verkocht. De ouders zullen alle inspanningen die nodig zijn leveren om de woning zo spoedig mogelijk te verkopen.
(…)
Alle vaste lasten en noodzakelijk onderhoudskosten van de echtelijke woning, waaronder alle gebruikerslasten met uitzondering van NUON en UPC, eigenaarslasten evenals alle verzekeringspremies die op de woning betrekking hebben; worden tot aan de overdracht van de woning aan een koper door de man betaald.
2.6. De echtscheidingsbeschikking is op 14 november 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Nijmegen.
3. De vordering en het verweer in conventie
3.1. [de man] vordert na eiswijziging ter mondelinge behandeling, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [de vrouw] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de voormalige echtelijke woning samen met haar partner en [naam dochter] te verlaten en in goede toestand achter te laten, op straffe van een dwangsom van € 750,00 per dag dat [de vrouw] daaraan niet voldoet. Voorts vordert [de man] veroordeling van [de vrouw] in de kosten van deze procedure.
3.2. [de man] legt aan de vordering ten grondslag dat [de vrouw] gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking gebruik mocht maken van de voormalige echtelijke woning. Die periode is per 15 mei 2012 geëindigd. [de vrouw] heeft de woning echter niet verlaten, noch heeft zij zich voldoende ingespannen om elders woonruimte te vinden.
[de man] stelt dat hij thans een groter belang heeft dan [de vrouw] bij de woning. [de man] heeft per 1 mei 2012 geen woonruimte omdat hij een dienstwoning bewoonde en zijn arbeidsovereenkomst is geëindigd. Voorts is hij financieel niet langer in staat huurlasten te dragen naast de lasten voor de voormalige echtelijke woning.
3.3. [de vrouw] voert gemotiveerd verweer waarop hierna, waar nodig, wordt ingegaan.
4. De vordering en het verweer in reconventie
4.1. [de vrouw] vordert, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een voorlopige regeling te treffen met betrekking tot de voormalige echtelijk woning in dier voege dat [de vrouw] met uitsluiting van [de man] bevoegd is tot het genot, gebruik en beheer van de voormalige echtelijke woning totdat zij andere huisvesting voor haar en [naam dochter] heeft gevonden.
4.2. [de vrouw] legt aan de vordering ten grondslag dat zij veel moeite doet en heeft gedaan om elders een huurwoning te vinden. Zij komt echter niet in aanmerking voor urgentie. Mede daardoor heeft zij nog geen vervangende woonruimte gevonden. Zij heeft niet de financiële middelen om een commerciële huurwoning te betrekken. Indien zij de voormalige echtelijke woning dient te verlaten, zal zij met [naam dochter] op straat komen te staan.
4.3. [de man] voert gemotiveerd verweer waarop hierna, waar nodig, wordt ingegaan.
5. De beoordeling in conventie en in reconventie
5.1. Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
5.2. Het spoedeisend belang van de vordering in conventie vloeit naar het oordeel van de kantonrechter voort uit de stelling van [de man] dat hij geen (eigen) woonruimte meer heeft. Hij woont thans bij zijn ouders. Voorts vloeit het spoedeisend belang voort uit de stelling dat zijn financiële situatie niet toelaat dat hij nog langer huurlasten naast de lasten voor de woning draagt.
Het spoedeisend belang van de vordering in reconventie vloeit voort uit de stelling van [de vrouw] dat zij, indien zij de voormalige echtelijke woning moet verlaten, met [naam dochter] op straat zal komen te staan.
5.3. De vordering van [de man] is, zo heeft hij ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verduidelijkt, gegrond op artikel 3:168 lid 2 BW. [de vrouw] heeft haar verweer eveneens daarop gericht en voorts haar vordering in reconventie daarop gegrond.
5.4. De echtscheidingsbeschikking van 19 oktober 2011 biedt thans geen (rechts-)grond meer voor bewoning van de woning door [de vrouw], nu zij op basis van die beschikking tot 15 mei jl. aanspraak kon maken op het gebruik van de woning. Op grond van voornoemd wetsartikel dient de kantonrechter thans – voorlopig oordelend – te bepalen of de door [de man] gevorderde andere regeling, ontruiming door [de vrouw] en aansluitend gebruik door [de man], aangewezen is. De kantonrechter dient daarbij op grond van artikel 3:168 lid 2 BW naar billijkheid rekening te houden met de belangen van partijen en het algemeen belang en te beoordelen of in hoge mate waarschijnlijk is dat de rechter in een bodemprocedure de belangen van [de man] zal laten prevaleren.
5.5. [de man] heeft de hiervoor in rechtsoverweging 3.2. genoemde belangen gesteld. Hij heeft thans geen eigen woonruimte en woont bij zijn ouders. Zijn vader is ernstig ziek en wordt verzorgd door zijn moeder. [de man] stelt dat hij geen andere woonruimte kan huren omdat een groot deel van zijn inkomen, op grond van de hiervoor geciteerde bepalingen uit het ouderschapsplan, besteed moet worden aan de vaste lasten van de voormalige echtelijke woning.
[de vrouw] heeft daar tegenover haar belangen en die van [naam dochter] als hiervoor genoemd in rechtsoverweging 4.2. gesteld. [de vrouw] stelt dat zij geen vervangende woonruimte heeft en derhalve voor woonruimte afhankelijk is van de voormalige echtelijke woning.
5.6. De kantonrechter acht, gelet op voornoemde belangen van partijen, voorshands niet voldoende aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure de belangen van [de man], hoe vervelend de huidige situatie voor hem ook is, zal laten prevaleren boven die van [de vrouw]. Daarbij is van belang dat de kantonrechter voorshands voldoende aannemelijk acht dat [de vrouw] zich voldoende inspant om elders woonruimte te vinden en (derhalve) dat zij, anders dan [de man] stelt, niet eenvoudig andere woonruimte kan betrekken. Indien [de vrouw] derhalve de voormalige echtelijke woning dient te verlaten, bestaat een gerede kans dat zij geen andere woonruimte kan vinden of bij haar ouders zal moeten gaan wonen. [naam dochter] woont bij [de vrouw] en wordt derhalve geraakt indien [de vrouw] gedwongen zal worden de voormalige echtelijke woning te verlaten. Het belang van [naam dochter] weegt derhalve aan de zijde van [de vrouw] mee.
5.7. Gelet daarop wordt de vordering in conventie afgewezen. De vordering in reconventie wordt toegewezen als hierna bepaald.
5.8. Nu partijen ex-echtelieden zijn en hun geschil uit die relatie voorvloeit, zullen de proceskosten zowel in conventie als in reconventie worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De kantonrechter, rechtdoende als voorzieningenrechter,
in conventie
6.1. wijst de vordering af;
6.2. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
6.3. treft tussen [de man] en [de vrouw] een voorlopige regeling ex artikel 3:168 lid 2 BW inhoudende dat [de vrouw] met uitsluiting van [de man] bevoegd is tot het genot, gebruik en beheer van de woning aan [straat en nummer] in [woonplaats] totdat zij vervangende woonruimte heeft gevonden;
6.4. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op