ECLI:NL:RBARN:2012:BW4488

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/901402-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en mishandeling door meerdere personen op openbare weg

Op 1 mei 2012 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee verdachten, een 22-jarige en een 23-jarige man, die beschuldigd werden van diefstal met geweld en mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachten op 29 december 2010 in Arnhem een tas hebben weggenomen van een vrouw, waarbij zij haar bedreigden met een pistool. Dit gebeurde op de openbare weg en werd vergezeld van geweld. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachten de vrouw hebben aangesproken met de woorden: 'Geef mij je bezittingen. Geef me je tas.' De rechtbank veroordeelde de verdachten tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk voor de 23-jarige man, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de benadeelde partij, de vrouw van wie de tas was gestolen, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering voor de persoonlijke spullen, omdat niet was aangetoond dat de schade rechtstreeks door de bewezen feiten was veroorzaakt. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd om een bedrag van € 46,- te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de diefstal. De rechtbank overwoog dat de verdachten eerder voor soortgelijke feiten waren veroordeeld en dat de ernst van de feiten een hogere straf rechtvaardigde. De rechtbank achtte de bewezenverklaarde feiten strafbaar en verklaarde de verdachte strafbaar.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/901402-11
Datum zitting : 6 maart 2012 en 17 april 2012
Datum uitspraak : 1 mei 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in PI Arnhem – locatie De Berg, Arnhem Noord.
raadsvrouw : mr. S.R.B. Maigret, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 december 2010, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, de Remisestraat, althans op of aan een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (oa inhoudende shag en/of condooms en/of heroïne en/of een stadsbankpasje en/of medicijnen en/of foto's), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer1] heeft/hebben benaderd en/of gevraagd of ze een vuurtje had en/of (vervolgens) een pistool, althans een wapen, in haar zij heeft/hebben geduwd en/of gedrukt, althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer1] een pistool heeft/hebben vastgehouden en/of die [slachtoffer1] heeft/hebben toegevoegd "Geef mij je bezittingen. Geef me je tas", althans woorden van soortgelijke aard of strekking, en/of die tas heeft/hebben vastgepakt en met kracht heeft/hebben los- of weggetrokken; (zaaksdossier 1)
2.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 6 juli 2011, te Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer2] heeft gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer2] (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 6 juli 2011, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer2]), heeft gestompt en/of geslagen en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (zaaksdossier 2)
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 17 april 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.R.B. Maigret, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd mw. [slachtoffer1].
De officier van justitie, mr. H. Timmer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslis¬sing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Aangeefster [slachtoffer1] heeft verklaard dat één van de twee mannen tegen haar zei: “Geef mij je bezittingen. Geef mij de tas.” Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet meer goed kan herinneren wat er is gezegd. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangeefster. Zij heeft gedetailleerd verklaard en deze verklaring wordt grotendeels ondersteund door de verklaring van verdachte. Bovendien wordt haar verklaring ten aanzien van dit specifieke punt bevestigd door medeverdachte [medeverdachte] die heeft verklaard dat hij hoorde dat [medeverdachte] tegen de vrouw zei dat ze haar tas af moest geven. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de genoemde woorden aan [slachtoffer1] zijn toegevoegd.
Voor het overige is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], p. 121 e.v., en
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 7 februari 2012 en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2012.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 juli 2011 tot en met 6 juli 2011 heeft verdachte in Arnhem [slachtoffer2] tegen de borst en het gezicht geslagen en tegen het lichaam geschopt. Deze [slachtoffer2] heeft daardoor pijn ondervonden en een blauw oog en een dikke kaak en neus opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van het primair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet is bewezen dat verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer2] heeft geschopt en evenmin dat [slachtoffer2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het opzet van verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt. Ten slotte heeft zij aangevoerd dat verdachte zelf is weggelopen bij de plaats delict en dat daarom geen sprake is van een poging maar van een voltooid delict.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat er wel twee vrienden van hem bij waren , maar dat hij dit feit alleen heeft gepleegd. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij zich aansluit bij de verklaring van [naam] maar dat hij niet weet of de anderen wat gedaan hebben en dat hij ze er niet bij wil lappen. [slachtoffer2] verklaart hierover als volgt:
“Toen begonnen ze mij te rammen. Ze wilden me op het gezicht slaan. (…) Ze waren met z’n drieën. [medeverdachte], een lange goser met een kale kop, die uit Velp komt ofzo (…) dat is een vriend van die [medeverdachte]. Dan was er ook nog een Turk bij met een wit busje. Die had een eigen bedrijf. [medeverdachte] pakte mij eerst bij de keel (…) En toen begon die Turk ook te slaan en die sloeg harder. Ook schoppen deden ze met zijn tweeën maar ze kregen me nog niet neer.“
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer2], nu deze gedetailleerd is en grotendeels wordt ondersteund door de verklaring van verdachte en ook verbalisant [verbalisant] al op 8 juli 2011 [slachtoffer2] heeft horen zeggen dat hij door drie ‘gasten‘ in elkaar was geslagen. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit samen met anderen heeft gepleegd.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever tegen het hoofd heeft geschopt, nu [slachtoffer2] noch verdachte hierover hebben verklaard. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat voor opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de bewezenverklaarde gedraging, te weten: het slaan en schoppen tegen het lichaam, de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen, zodat ook geen sprake kan zijn van voorwaardelijk opzet. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen [slachtoffer2] heeft mishandeld.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 29 december 2010, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander, op of aan de openbare weg, de Remisestraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (o.a. inhoudende shag en condooms en heroïne en een stadsbankpasje en medicijnen en foto's), toebehorende aan [slachtoffer1], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer1] een pistool, in haar zij heeft geduwd en/of gedrukt, en die [slachtoffer1] heeft toegevoegd "Geef mij je bezittingen. Geef me je tas" en die tas heeft vastgepakt en met kracht heeft los- of weggetrokken;
2.
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 6 juli 2011, te Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer2]), heeft geslagen en tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit door twee of meer verenigde personen en op de openbare weg is gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Medeplegen van mishandeling.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en onder 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten. Verder houdt de officier van justitie er rekening mee dat voor wat betreft de overval de verdachten bewust een kwetsbaar slachtoffer hebben uitgekozen en ook het slachtoffer van de mishandeling tot een kwetsbare groep in de samenleving behoort.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is matiging van de straf bepleit, omdat verdachte is aangehouden wegens moord en hem vragen zijn gesteld over moord, terwijl de advocaat daar niet van op de hoogte was. Dat levert volgens de verdediging een vormverzuim op waardoor verdachte in zijn belangen is geschaad. Daarnaast is verdachte negatief in het nieuws geweest en heeft hij door een gebrek aan vertrouwen in justitie niet mee willen werken aan een persoonlijkheidsonderzoek.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 15 maart 2012;
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 23 januari 2012, betreffende verdachte;
• een rapport van prof. dr. J.J. Baneke, forensisch psycholoog, gedateerd 12 januari 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben ’s nachts een prostituee van haar tas beroofd door een neppistool in haar zij te duwen en de tas van haar schouder te trekken. Verdachte en [medeverdachte] hebben bewust een kwetsbaar slachtoffer uitgezocht. Dergelijke ervaringen maken een diepe indruk op de slachtoffers en leiden er niet zelden toe dat slachtoffers, zo bleek ook ter zitting, nog lange tijd lijden onder de gevolgen ervan. Daarnaast dragen dergelijke feiten bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een mishandeling waarbij veel geweld is gebruikt. Ook hier betrof het slachtoffer iemand die tot een kwetsbare groep in de samenleving behoort. Ook dit acht de rechtbank een zeer ernstig feit.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank ziet geen aanleiding om over te gaan tot strafvermindering op de door de raadsvrouw genoemde gronden. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen aanwijzingen dat verdachte zou zijn aangehouden op verdenking van moord of dat hem gedurende de verhoren op een ontoelaatbare wijze vragen omtrent die moord zijn gesteld. Daarbij komt dat de raadsvrouw niet heeft onderbouwd in welke belangen verdachte zou zijn geschaad.
Verdachte heeft zowel in de politieverhoren als ter zitting niet of nauwelijks inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen en heeft zich slechts beperkt bereid getoond om hulpverlening ten aanzien van zijn gedrag te aanvaarden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De duur van deze straf is lager dan gevorderd door de officier van justitie nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, tot een bewezenverklaring komt van het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 111,- aan materiële schade. Verder is vergoeding van emotionele schade gevorderd zonder dat hieraan door de benadeelde partij een bedrag is gekoppeld. Ten slotte wordt verzocht het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 111,- aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen nu de beoordeling van de vordering een te grote belasting van het strafgeding oplevert.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij weersproken. De rechtbank acht de vordering voor wat betreft de ID-kaart ten bedrage van € 36,- en voor wat betreft de bankpas ten bedrage van € 10,- toewijsbaar, nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd. De vordering zal voor dit deel dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de persoonlijke spullen, omdat niet gebleken is dat de gestelde schade rechtstreeks is toegebracht door enig bewezenverklaard feit.
Voor wat betreft de immateriële schade heeft de benadeelde partij niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade, nu geen schadebedrag op het voegingsformulier is vermeld en ook ter zitting geen bedrag is genoemd. De rechtbank zal dit deel van de vordering derhalve buiten beschouwing laten.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 29 december 2010.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 47, 57, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 46,- (zesenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen € 46,- (zesenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. M.G.J. Post en mr. N. Djebali, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2012.