Parketnummer : 05/721950-11
Datum zitting : 23 maart 2012 en 17 april 2012
Datum uitspraak : 1 mei 2012
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in PI Overijssel - HvB Zwolle.
raadsman : mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Velp.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 december 2010, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, de Remisestraat, althans op of aan een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (oa inhoudende shag en/of condooms en/of heroïne en/of een stadsbankpasje en/of medicijnen en/of foto's), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer] heeft/hebben benaderd en/of gevraagd of ze een vuurtje had en/of (vervolgens) een pistool, althans een wapen, in haar zij heeft/hebben geduwd en/of gedrukt, althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer] een pistool heeft/hebben vastgehouden en/of die [slachtoffer] heeft/hebben toegevoegd "Geef mij je bezittingen. Geef me je tas", althans woorden van soortgelijke aard of strekking, en/of die tas heeft/hebben vastgepakt en met kracht heeft/hebben los- of weggetrokken; (zaaksdossier 1)
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 17 april 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Velp.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd mw. [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. H. Timmer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat één van de twee mannen tegen haar zei: “Geef mij je bezittingen. Geef mij de tas.”. Verdachte heeft verklaard dat hij niets tegen aangeefster heeft gezegd. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangeefster, nu zij gedetailleerd heeft verklaard en deze verklaring bovendien grotendeels wordt ondersteund door de verklaring van verdachte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]. Voorts heeft [naam] bij de politie verklaard dat hij hoorde dat [medeverdachte] tegen de vrouw zei dat ze haar tas af moest geven. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de woorden: “Geef mij je bezittingen. Geef me je tas” aan [slachtoffer] zijn toegevoegd.
Voor het overige is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 50 e.v.;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 117, en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2012.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 29 december 2010, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander , op of aan de openbare weg, de Remisestraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (o.a. inhoudende shag en condooms en heroïne en een stadsbankpasje en medicijnen en foto's), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer] een pistool, in haar zij heeft geduwd en/of gedrukt, en die [slachtoffer] heeft toegevoegd "Geef mij je bezittingen. Geef me je tas" en die tas heeft vastgepakt en met kracht heeft los- of weggetrokken;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit door twee of meer verenigde personen en op de openbare weg is gepleegd.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij GGZ Brijder Verslavingszorg te Den Haag of een soortgelijke instelling en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit. Verder houdt de officier van justitie er rekening mee dat de verdachten bewust een kwetsbaar slachtoffer hebben uitgekozen. De officier van justitie neemt de conclusie van de psychiater niet over, maar acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar. In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat verdachte vrijwillig hulp heeft gezocht om van zijn verslaving af te komen.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman van verdachte is strafvermindering bepleit, omdat de geëiste straf buiten proportioneel is voor het tenlastegelegde feit en omdat verdachte nu gemotiveerd is voor een behandeling en het maar de vraag is of die motivatie er over 24 maanden nog zal zijn. Ook is de raadsman van mening dat de conclusie van de psychiater wel moet worden overgenomen zodat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met het gegeven dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit licht verminderd toerekeningsvatbaar was.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 15 maart 2012;
• een rapport van dr. H.E.M. van Beek, psychiater, gedateerd 6 april 2012; en
• een voorlichtingsrapportage van Tactus Reclassering Zwolle, d.d. 16 april 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben ’s nachts een prostituee van haar tas beroofd door een neppistool in haar zij te duwen en de tas van haar schouder te trekken. Verdachte en [medeverdachte] hebben bewust een kwetsbaar slachtoffer uitgezocht. Dergelijke ervaringen maken een diepe indruk op de slachtoffers en leiden er niet zelden toe dat slachtoffers, zo als ter zitting ook gebleken, nog lange tijd lijden onder de gevolgen ervan. Daarnaast dragen dergelijke feiten bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
De psychiater heeft voorts gerapporteerd dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde sprake was van ADHD, overwegend hyperactief-impulsief type, cannabisafhankelijkheid, misbruik van alcohol en cocaïne alsmede antisociale persoonlijkheidstrekken. De psychiater adviseert om verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de inhoud van dit advies van de psychiater over en maakt dit tot de hare. Echter, de rechtbank verbindt hieraan, gezien de ernst van het feit en de beperkte mate waarin verdachte verminderd toerekeningsvatbaar zou zijn, geen gevolgen voor de strafmaat.
De rechtbank houdt, meer dan de officier van justitie, rekening met het feit dat verdachte ter zitting inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen en de noodzaak van hulpverlening. Tevens weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij deze hulpverlening uit zich zelf al heeft opgezocht nog voordat hij als verdachte voor het tenlastegelegde feit in beeld is gekomen. Om die reden zal de rechtbank een groter deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Het voorwaardelijk strafdeel is bedoeld om verdachte ervan te weerhouden om opnieuw in de fout te gaan. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat mocht inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij GGZ Brijder Verslavingszorg te Den Haag of een soortgelijke instelling.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van een schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 111,- aan materiële schade. Verder is vergoeding van emotionele schade gevorderd zonder dat hieraan door de benadeelde partij een bedrag is gekoppeld. Ten slotte wordt verzocht het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 111,- aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu niet duidelijk is welke goederen er precies in de gestolen tas zaten en er geen bedrag is ingevuld voor de immateriële schade.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij weerspro¬ken. De rechtbank acht de vordering voor wat betreft de ID-kaart ten bedrage van € 36,- en voor wat betreft de bankpas ten bedrage van € 10,- toewijsbaar, nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd. De vordering zal voor dit deel dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de persoonlijke spullen, omdat dit deel van de vordering niet is onderbouwd .
Voor wat betreft de immateriële schade heeft de benadeelde partij niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade, nu geen schadebedrag op het voegingsformulier is vermeld en ook ter zitting geen bedrag is genoemd. De rechtbank zal dit deel van de vordering derhalve buiten beschouwing laten.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 29 december 2010.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Straf¬recht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- dat veroordeelde zich meldt bij de balie van Reclassering Nederland te Den Haag en zich na de eerste afspraak blijft melden op de afgesproken tijdstippen en locaties zo frequent als en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door GGZ Brijder Verslavingszorg te Den Haag of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van GGZ Brijder Verslavingszorg te Den Haag zullen worden gegeven;
- en voorts dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de hiermee verband houdende (nadere) aanwijzingen van de reclassering, voor zover en voor zolang dat door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan de reclassering om aan verdachte bij naleving van voornoemde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover de medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 46,- (zesenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 46,- (zesenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. M.G.J. Post en mr. N. Djebali, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2012.