ECLI:NL:RBARN:2012:BW3686

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
225340
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van verstek wegens te late betaling griffierecht door advocaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 11 april 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Saint-Gobain Distribution The Netherlands B.V. en een gedaagde, vertegenwoordigd door zijn advocaat. De zaak betreft de te late betaling van het griffierecht door de advocaat van de gedaagde. De rechtbank oordeelde dat de advocaat niet tijdig het griffierecht had voldaan, waardoor het beroep op de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet kon slagen. Dit leidde tot de beslissing om verstek te verlenen tegen de gedaagde, conform artikel 128 lid 6 Rv juncto artikel 139 Rv.

De advocaat van de gedaagde had op 27 februari 2012 het griffierecht alsnog betaald, wat volgens artikel 142 Rv de gevolgen van het verstek deed vervallen, met uitzondering van de kosten die door de vertraging waren veroorzaakt. De rechtbank overwoog dat de omstandigheden die door de advocaat van de gedaagde waren aangevoerd, niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de advocaat is om zorg te dragen voor tijdige betaling van griffierechten, en dat de belangen van de gedaagde niet zodanig zwaarwegend waren dat de overschrijding van de termijn verschoonbaar was.

De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rolzitting voor conclusie van antwoord en iedere verdere beslissing aangehouden. De kosten aan de zijde van Saint-Gobain werden begroot op € 289,50 voor het salaris van de advocaat, en de gedaagde zal in deze kosten worden veroordeeld bij het eindvonnis.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 225340 / HA ZA 12-53
Vonnis van 11 april 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAINT-GOBAIN DISTRIBUTION THE NETHERLANDS B.V.,
h.o.d.n. Raab Karcher Bouwstoffen
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
advocaat mr. J.W. Hilhorst te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. [advocaat van gedaagde].
Partijen zullen hierna Saint-Gobain en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de aktes van beide partijen.
Daarna is vonnis bepaald.
De motivering van de beslissing
1. Saint-Gobain heeft gevorderd [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 32.828,-- wegens hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover en met de buitengerechtelijke kosten.
2. Mr. [advocaat van gedaagde] heeft zich op de rolzitting van 25 januari 2012 als advocaat voor [gedaagde] gesteld. Ingevolge art. 3 lid 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken diende [gedaagde] te zorgen dat het door hem verschuldigde griffierecht binnen vier weken nadien zou zijn bijgeschreven op de bankrekening van de rechtbank. Die termijn liep af op 22 februari 2012. Mr. [advocaat van gedaagde] heeft terzake van het onderhavige griffierecht een nota van de rechtbank ontvangen, gedateerd 31 januari 2012. Daarin is de betaaltermijn gesteld op 22 februari 2012.
3. Mr. [advocaat van gedaagde] heeft niet bestreden dat de betaling te laat is verricht. Hij heeft een beroep gedaan op het buiten toepassing laten van het bepaalde in artikel 128 lid 6 Rv op de in artikel 127a lid 3 genoemde grond, de zogenoemde hardheidsclausule. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd:
“1. Het griffierecht is inmiddels betaald.
2. Er stond een tegoed bij afdeling financiën van € 560,--.
3. Dat bedrag is teruggestort: het had natuurlijk van dit openstaande griffierecht afgeschreven moeten/kunnen worden.
4. I.v.m. wijzigingen kantooradres per 1 januari 2012 ontvangt de advocaat aanmaningen tot betaling van griffierechten op het oude kantooradres.
5. Het is niet duidelijk of ten deze een aanmaning is verzonden.
6. Het is de advocaat niet bekend dat de nieuwe regeling al ‘zou worden gehanteerd’.
7. Het was de advocaat wel bekend dat de Rechtbank soepel te werk zou gaan.
8. Deze regeling is voor de zgn. eenmanskantoren/eenpitters van een bijzondere hardheid.
9. Immers gezien de zeer krappe betalingstermijn is het niet doenlijk de cliënt op tijd te laten betalen.
10. Zgn. een pitters zijn echter niet bij machte om de grote aantallen griffierechten waarmede al gauw een bedrag van duizenden euro’s is gemoeid voor te financieren en/of een rekening-courant bij de griffie aan te houden.
11. Zulks klemt in dit geval temeer omdat de advocaat er bijna 40 ‘dienstjaren’ heeft opzitten en de leeftijd van 64 bereikt en thans sinds 1 januari jl. de praktijk in afbouw aan huis heeft.
12. Kortom: om diverse redenen is sprake van bijzondere hardheid”.
4. Saint-Gobain heeft betwist dat [gedaagde] een beroep op de hardheidsclausule toekomt.
5. Daargelaten dat het de rechtbank niet duidelijk wat mr. [advocaat van gedaagde] bedoelt met hetgeen hij onder 3.2 en 3.3 heeft aangevoerd - een rekening-courantverhouding met de rechtbank heeft mr. [advocaat van gedaagde] niet - kan het hem niet baten, reeds omdat het bedoelde saldo ontoereikend was om daaruit het verschuldigde griffierecht van € 861,-- te betalen.
6. Over hetgeen door mr. [advocaat van gedaagde] onder 3.4 t/m 3.7 is aangevoerd wordt het volgende overwogen. Mr. [advocaat van gedaagde] heeft niet betwist dat de vorenbedoelde nota hem heeft bereikt. Dat aan mr. [advocaat van gedaagde] geen aanmaning tot betaling van het griffierecht is gezonden is op zichzelf juist, maar dat brengt in dit geval niet met zich dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daarbij dient bedacht te worden dat (volgens vaste rechtspraak) de advocaat op grond van zijn deskundigheid en kennis ten aanzien van (onder meer) de onderhavige procedure zonder meer geacht moet worden op de hoogte te zijn van de hier aan de orde zijnde termijn en van de verstrekkende gevolgen die de wet verbindt aan overschrijding daarvan. Mr. [advocaat van gedaagde] heeft ook geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat in dit geval het achterwege blijven van de tijdige betaling van het griffierecht is te wijten aan verwarringwekkende informatie van de zijde van de gerechtelijke administratie. De aangevoerde omstandigheden nopen dan ook niet tot het geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laten van artikel 128 lid 6 Rv op de in artikel 127 a lid 3 Rv genoemde grond.
7. De door mr. [advocaat van gedaagde] onder 3.8 t/m 11 aangevoerde omstandigheden nopen daartoe evenmin. Het betreft hier omstandigheden die liggen in de risicosfeer van mr. [advocaat van gedaagde]. Het behoort immers tot zijn verantwoordelijkheid in de door hem bedoelde omstandigheden zodanige maatregelen te treffen dat wordt zorggedragen voor de (tijdige) voldoening van verschuldigde griffierechten
8. Al met al kan niet worden aangenomen dat de belangen van [gedaagde] van een dusdanig gewicht zijn, dat het niet te verantwoorden zou zijn dat die belangen zouden worden aangetast, enkel omdat door een vergissing of onachtzaamheid tijdige betaling van het griffierecht is verzuimd.
9. Nu mr. [advocaat van gedaagde] niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan en het beroep op de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 Rv faalt, moet ingevolge het bepaalde in artikel 128 lid 6 Rv juncto artikel 139 Rv verstek tegen [gedaagde] worden verleend. Omdat mr. [advocaat van gedaagde] evenwel op 27 februari 2012 het verschuldigde griffierecht alsnog heeft voldaan, zijn op grond van artikel 142 Rv de gevolgen van het tegen [gedaagde] verleende verstek vervallen, behalve ten aanzien van de daardoor veroorzaakte kosten. Die kosten kunnen aan de zijde van Saint-Gobain worden begroot op € 289,50 voor salaris van de advocaat (0,5 punt liquidatietarief III). [gedaagde] zal te zijner tijd, bij het eindvonnis, in deze kosten worden veroordeeld.
10. De zaak zal worden verwezen naar de rolzitting voor conclusie van antwoord.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de zitting van 9 mei 2012 voor conclusie van antwoord,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2012.
Coll.: ED