Parketnummer : 05/701335-11
Datum zitting : 4 april 2012
Datum uitspraak : 18 april 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsman : mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 05 augustus 2011 te Heumen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven te beroven, opzettelijk na
kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
die [slachtoffer1] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,
eenmaal of meermalen in de borst en/of in de nek, althans in het
(boven)lichaam heeft gestoken/geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 05 augustus 2011 te Heumen aan een persoon genaamd [slachtoffer1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een steekwond/snijwond in de
rechter halsstreek en/of boven het borstbeen en/of een (diepe) steekwond onder
de rechterborst en/of een steekwond/snijwond aan de lever en/of en doorboord
middenrif en/of een perforatie (van de voorzijde) van de maagwand), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk met een mes, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp eenmaal of meermalen in de borst en/of in de nek, althans in
het (boven)lichaam te steken/prikken en/of te snijden;
hij op of omstreeks 05 augustus 2011 te Heumen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer2] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, eenmaal of
meermalen in de borst en/of in het gezicht heeft geprikt/gestoken en/of
gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 05 augustus 2011 te Heumen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer2]), met een mes, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp, eenmaal of meermalen in de borst en/of in het gezicht heeft
gestoken/geprikt en/of gesneden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 05 augustus 2011 te Heumen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer3]), eenmaal of meermalen met de vuist(en),
althans met de hand(en) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft
gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 4 april 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd en zijn ter terechtzitting verschenen:
• [slachtoffer1]
• [slachtoffer3]
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 5 augustus 2011 te Heumen [slachtoffer1] met een mes meermalen in de borst en eenmaal in de nek gestoken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de voorbedachte raad. In de tenlastelegging staat ‘na kalm beraad en overleg’ en dat kan volgens de verdediging niet worden bewezen. Uit de verklaringen van getuigen volgt dat verdachte de hele avond al anders was dan normaal. Volgens getuigen was hij ‘opgefokt’ en/of ‘dol’. Verdachte wijt dit achteraf aan de combinatie van alcohol en het gebruik van medicijnen, waaronder antidepressiva, en herkent zichzelf niet in zijn manier van optreden.
Volgens de raadsman staat die toestand van verdachte, waarbij zijns inziens sprake was van een constante drift, in de weg aan het bewijzen van het voormelde ‘na kalm beraad en overleg’. De raadsman heeft verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 28 februari 2012, LJN: BR2342,
De beoordeling door de rechtbank
Getuige [[getuige] heeft verklaard dat hij op 5 augustus 2012 vanaf 20.00 uur buiten bij het café ‘De Heumense Molen’ stond. Hij verklaarde voorts: ‘Op een gegeven moment zag ik dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) naar buiten liep. Ik liep naar [verdachte] toe en vroeg aan hem wat hij ging doen. [verdachte] zei tegen mij: ‘Ik ga naar huis gereedschap halen en niemand fucked met mij’.’
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die woorden wel gezegd kan hebben. Hij heeft voorts verklaard dat hij met de term ‘gereedschap’ van alles kan bedoelen. Hij verklaarde: ‘Het kan een moersleutel zijn, een schroevendraaier, alles waar je iemand mee kunt slaan’. Toen hij thuiskwam heeft hij een mes uit de keukenlade gepakt en is daarmee teruggegaan naar het café.
Aangever heeft verklaard dat hij in een stoel buiten voor het café zat en dat hij op een gegeven moment verdachte aan zag komen op zijn scooter. Hij zag vervolgens dat verdachte zijn scooter afstapte, en rechtstreeks op hem afliep. Toen verdachte bij hem stond, pakte hij direct een mes en begon op hem in te steken. Aangever is in zijn nek geraakt en minimaal drie keer in zijn borst. Aangevers borstbeen, maag en lever zijn hierbij geraakt. In het ziekenhuis is een acute levensbedreigende situatie geconstateerd.
Getuige [getuige] heeft eveneens verklaard dat enkele minuten nadat hij verdachte op zijn scooter had zien wegrijden, hij hem op diezelfde scooter zag terugkomen. [slachtoffer1] en zijn neef [slachtoffer2] zaten op dat moment buiten. Hij zag dat verdachte zijn scooter parkeerde, afstapte en rechtstreeks in de richting van [slachtoffer1], [slachtoffer2] en hemzelf liep. Hij zag vervolgens dat verdachte een mes uit zijn broeksband en onder zijn T-shirt vandaan haalde en dat hij zonder twijfel [slachtoffer1] neerstak. Hij zag dat verdachte [slachtoffer1] twee keer in zijn borst stak en dat hij bij de derde keer dat hij wilde steken werd tegengehouden, maar dat hij bij die laatste keer aangever nog wel in de nek heeft geraakt.
[slachtoffer2] heeft verklaard dat ongeveer 10 minuten nadat verdachte was weggegaan, hij verdachte terug zag komen op zijn scooter. Hij zag dat verdachte zijn scooter afstapte, achter [getuige] langsliep en tussen [slachtoffer1] en hemzelf in ging staan. Vlak daarna pakte verdachte een mes onder zijn shirt vandaan en stak meteen richting [slachtoffer1]. Hij heeft verdachte [slachtoffer1] drie keer zien steken.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte na kalm beraad en rustig overleg heeft gepoogd [slachtoffer1] van het leven te beroven. Uit de verklaring van [getuige] dat verdachte naar huis ging om gereedschap te halen, blijkt dat verdachte reeds bij zijn vertrek uit het café de intentie had om terug te komen met een wapen. Vervolgens is verdachte naar huis gegaan, heeft daar een mes gepakt, is teruggegaan naar het café en is naar [slachtoffer1] gelopen om hem vervolgens meerdere keren met een mes te steken in zijn nek en borst. Verdachte heeft gelet op deze opeenvolging van handelingen onmiskenbaar de tijd gehad om zich te beraden op zijn besluit om [slachtoffer1] te doden. De rechtbank ziet ook geen contra-indicaties die in een andere richting wijzen.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn pleidooi dat verdachte in een plotselinge hevige drift heeft gehandeld. Uit de hierboven genoemde verklaringen van aangever en de twee getuigen volgt dat verdachte rustig op aangever af kwam lopen; verdachte verkeerde in ieder geval bij zijn terugkeer bij het café niet (langer) in een zodanige gemoedstoestand.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat voor zover bij verdachte al sprake was van een constante drift vanwege zijn gebruik van medicijnen in combinatie met alcohol, dit voor zijn eigen rekening dient te komen. Het is immers een feit van algemene bekendheid, zoals ook omschreven in de bijsluiters van medicijnen, dat het gebruik van medicijnen in combinatie met alcohol een nadelig effect op het gedrag kan hebben.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 05 augustus 2011 te Heumen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer1] van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer1] met een mes, meermalen in de borst en/of in de nek, heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt, voor dit feit, volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 april 2012;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer2], p. 138, en
- het schriftelijk bescheid, te weten de medische informatie, betreffende [slachtoffer2] d.d. 6 augustus 2011.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 05 augustus 2011 te Heumen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer2] met een mes, in de borst en/of in het gezicht heeft geprikt/gestoken en/of
gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt, voor dit feit, volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 april 2012;
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer3], p. 145-146, en
- het proces-verbaal van verhoor van[slachtoffer1], p. 142.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 05 augustus 2011 te Heumen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer3]), eenmaal met de vuist in het gezicht heeft
gestompt/geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, primair:
‘poging tot moord’
Ten aanzien van feit 2, primair:
‘poging tot zware mishandeling’
Ten aanzien van feit 3:
‘mishandeling’
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen kleding teruggegeven zal worden aan de rechthebbenden, voor zover daar prijs op wordt gesteld.
Het standpunt verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 14 januari 2012, en
• een voorlichtingsrapport betreffende verdachte van IrisZorg, gedateerd 11 oktober 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft in een café een man mishandeld, heeft geprobeerd de eigenaar van het café te vermoorden en heeft ook de neef van de eigenaar verwond.
Verdachte is na een bezoek aan het café naar huis gereden, alwaar hij een mes heeft opgehaald. Vervolgens is hij teruggereden, is naar de eigenaar van het café gelopen en heeft deze meerdere malen met een mes gestoken. De eigenaar van het café is daarbij geraakt in zijn borst en zijn nek. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zeer ernstig feit. Er was sprake van een acute levensbedreigende situatie voor het slachtoffer. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij daadwerkelijk het idee had dat hij dood zou gaan en heeft ontsierende littekens in zijn hals en zijn buik. Slachtoffer maar ook verdachte mag van geluk spreken dat geen sprake is van een dodelijke afloop, dit gelet op de ernst van de verwondingen. .
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf dan een gevangenisstraf van lange duur passend is.
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek door een psycholoog en/ of een psychiater en daarom kan de rechtbank ook niet in het voordeel van verdachte hiermee rekening houden.
Verdachte heeft voorts nauwelijks berouw getoond.
De rechtbank is gelet op het hierboven overwogene, van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden is.
Beslag
Op de kleding van de slachtoffers [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en van verdachte ligt nog beslag.
Voor zover gewenst, kan de kleding retour naar de rechthebbenden.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ringen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer3] vordert een bedrag van €140,- te vermeerderen met wettelijke rente.
De benadeelde partij [slachtoffer1] vordert een bedrag van € 4.841,00 te vermeerderen met wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de beide vorderingen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot deze bedragen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door respectievelijk 2 en 40 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De vorderingen van [slachtoffer3] en [slachtoffer1] zullen als niet betwist door verdachte worden toegewezen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 57, 289, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt, voor zover gewenst, de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de kleding aan de rechthebbenden.
Ten aanzien van feit 1, primair:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 4.841,-zegge vierduizendachthonderdeneenenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 4.841,-, subsidiair 58 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen € 4.841,-, (zegge vierduizendachthonderdeneenenveertig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 58 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer3], te betalen € 140,- (zegge honderdenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 140,-, subsidiair 2 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], te betalen € 140,-, (zegge honderdenveertig euro), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik, als voorzitter, mr. M.F. Gielissen, mr. N. Djebali, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2012.