zaaknummer / rolnummer: 218964 / HA ZA 11-1166
Vonnis van 22 februari 2012
1[eisers]
eisers,
advocaat mr. S.G. Volbeda te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SNR SCHOUTEN & NELISSEN RECOVERY B.V.,
gevestigd te Zaltbommel,
gedaagde,
advocaat mr. W.E. Pors te ‘s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna gezamenlijk [eisers] en SNR genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2011,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 januari 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Uit hoofde van tussen partijen gesloten studieovereenkomsten zijn [eisers] in 2002 (cohort 2) of 2003 (cohort 3) gestart met de door SNR aangeboden deeltijd opleiding ‘Stressmanagement & Reïntegratiedeskundige’ (hierna: de opleiding). De opleiding betreft een postinitiële hbo-opleiding.
2.2. Op het aanmeldingsformulier, de prospectus en het cursusboek van de opleiding staat ‘Deeltijdse Masteropleiding (MA) Stressmanagement & Reïntegratiedeskundige’ vermeld.
2.3. Per 1 september 2002 is de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) gewijzigd. Voor 1 september 2002 was de ‘Master of Arts’ graad nog niet in de wet verankerd en beschermd. Na de wetswijziging mag de graad ‘Master of Arts’ alleen nog verleend worden aan degenen die met goed gevolg een universitaire masteropleiding hebben gevolgd.
2.4. Dr. [ ] [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) heeft namens SNR een brief d.d. 24 september 2004 naar [eisers] verstuurd. Deze brief vermeldt, voor zover van belang:
“Gisteren, 16 september 2004, ontving ik van cohort III een bezorgde brief (overigens met de datum 21 september) over de status van de opleiding Stressmanagement en Reïntegratiedeskundige. (…) De NVAO is vanaf eind 2003 de enige instantie die accreditaties kan verstrekken. (…)
Er worden in Nederland veel nieuwe masteropleidingen aangeboden; zowel door universiteiten, hogescholen als private ondernemingen. De laatste twee zijn betrekkelijk nieuwe spelers in het veld. De wet staat hen toe dit type van onderwijs aan te bieden. Ook private aanbieders kunnen hun bachelor- en masteropleidingen dus laten accrediteren bij de NVAO. Schouten & Nelissen heeft vanaf het begin (2001) het voornemen uitgesproken de door hen ontwikkelde en te ontwikkelen masteropleidingen te laten accrediteren.
In dat kader hebben wij de masteropleiding Stressmanagement en Reïntegratiedeskundige destijds aangeboden aan de toenmalige accrediterende instantie, de DVC. Onze opleiding is medio 2003 aan de DVC, dus voordat de NVAO actief was, aangeboden ter kandidaatsaccreditatie als een MA-SR, als een Master of Arts opleiding dus. Als zodanig is de opleiding inderdaad kandidaatsgeaccrediteerd door de DVC. Dit betekent dus dat alle studenten die toegezegd is dat zij recht hebben op de MA-titel, en dat zijn de cohorten I t/m III, deze inderdaad kunnen voeren. Zij kunnen kiezen tussen de ‘oude’ titel MA-SR of de ‘nieuwe’ titel MSR. Het cohort IV is medegedeeld dat zij af zal studeren als MSR.
Overigens hebben wij de aanduiding MA-SR niet op het diploma gezet van de eerste groep afgestudeerden. Dit omdat inmiddels duidelijk was geworden dat de titel Master of Arts voor dit type onderwijs zijn langste tijd had gehad. Onder invloed van de nieuwe Wet op de Accreditatie werd duidelijk dat de Master of Arts titel bestemd is voor het initiële universitaire hoger onderwijs, evenals de Master of Science (MSc), en bovendien dat de Master of Arts titel niet thuis hoort in de gamma-wetenschappen, eerder in de wereld van de alfa-studies.
(…)
Desondanks willen wij de studenten van cohort I t/m III tegemoet komen door op hun diploma onder andere te vermelden dat de opleiding kandidaatsgeaccrediteerd is door de DVC als Master of Arts in Stressmanagement- en Reïntegratiedeskundigheid (MA-SR). (…).”
2.5. SNR heeft op 7 april 2008 een brief met bijlagen aan [eisers] verstuurd. Deze brief vermeldt, voor zover van belang:
“U bent in (…) afgestudeerd aan de Schouten & Nelissen University en heeft daarbij een diploma ontvangen met de titel Master of Arts in Stressmanagement en Reïntegratiedeskundigheid (MA-SR). Onlangs is gebleken dat de titel op uw diploma niet juist is. In deze brief lichten wij de achtergrond toe van deze onjuistheid en hoe deze tot stand is gekomen. In de bijlagen vindt u een brief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hierover en een nieuw diploma met aangepaste titel.
In 2003 is uw studie kandidaatsgeaccrediteerd bij de Dutch Validation Council (DVC). Destijds werd ervan uitgegaan dat bij afstuderen de titel Master of Arts in Stressmanagement en Reïntegratiedeskundigheid (MA-SR) kon worden verleend. In de looptijd van uw studie is echter de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) opgericht die in Nederland als enige wettelijke organisatie de accreditaties verleent. De NVAO heeft de studie uiteindelijk op 21 december 2004 geaccrediteerd met de titel: Master Stressmanagement en Reïntegratie (MSR).
Bij uw afstuderen is op uw diploma de titel: MA-SR vermeld. Omdat de uiteindelijke accreditatie echter niet door de DVC werd verleend, maar door de NVAO bleven hier vragen over bestaan. De Raad van Bestuur van SNR Services B.V., moedermaatschappij van o.a. de Schouten & Nelissen University heeft vanaf de accreditatie op 21 december 2004 laten onderzoeken wat de juiste titel is, verbonden aan de door u gevolgde studie.
(…)
De duidelijkheid is pas op 11 februari jl. definitief en eenduidig gegeven door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In de bijlage treft u een kopie van deze brief van het Ministerie aan. Tevens treft u aan een brief van de NVAO d.d. 17 januari j.l. Op basis van deze brief zijn wij tot de conclusie gekomen dat op het aan u uitgereikte diploma een onjuiste titel is vermeld. Daarom ontvangt u bij deze tevens een nieuw diploma met daarin vermeld de juiste titel. Het oude diploma komt daarmee te vervallen.
Het spijt ons dat het zo lang heeft geduurd voordat er duidelijkheid kon worden gegeven over de titel die verbonden is aan de door u gevolgde studie.(…)”
2.6. [eisers] hebben uiteindelijk allen een diploma van SNR ontvangen waarop staat aangegeven dat hen de graad Master Stressmanagement en Reïntegratie (MSR) is verleend.
2.7. SNR heeft als bijlagen bij voorgenoemde brief van 7 april 2008 (zie r.o. 2.5.) de aan haar gestuurde brieven van 22 januari 2008 van de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) en van 11 februari 2008 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap toegevoegd. De brief van 22 januari 2008 van de NVAO houdt onder meer in:
“(…) Aan een positief beoordeelde postinitiële hbo-masteropleiding is de graad Master verbonden zonder het predikaat of Arts dan wel of Science. Sedert juli 2007 is aan postinitiële wo-masteropleidingen de graad Master of Arts dan wel Master of Science gekoppeld.
Een student die na augustus 2002 is afgestudeerd aan een door de NVAO positief beoordeelde postinitiële hbo-masteropleiding heeft recht op de graad Master en komt niet in aanmerking voor de titel Master of Arts of Master of Science. Dit geldt ook voor studenten die met de opleiding zijn gestart voorafgaand aan de accreditatie van de opleiding en na accreditatie zijn afgestudeerd. (…)”
2.8. De brief van 11 februari 2008 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vermeldt, voor zover van belang:
“(…) De opleiding Stressmanagement & Reïntegratie is op 21 december 2004 als HBO-master geaccrediteerd. (…)
Door de accreditatie van de bovengenoemde opleiding worden de wettelijke bepalingen, inclusief de bepalingen omtrent graadverlening, van toepassing. Op grond van de genoemde wet is de graad MA (en MSc) voorbehouden aan het wetenschappelijk onderwijs. Aan een hbo-opleiding (bachelor en master) kan geen ‘of Arts’ of ‘of Science’ zijn verbonden. Aan een hbo-opleiding is de graad bachelor respectievelijk master verbonden waarbij de instelling een relevante toevoeging kan plegen (met uitzondering van ‘of Arts’ of ‘of Science’).
Ander geformuleerd: degene die afstudeert nadat de opleiding is geaccrediteerd, studeert af aan een geaccrediteerde (dus formeel erkende) opleiding – ook al was de opleiding gedurende een groot deel van zijn of haar studietijd niet geaccrediteerd - en verkrijgt een formeel erkende graad en dito getuigschrift. Wat betreft de graad betekent dat voor een hbo-opleiding géén MA of MSc. Dit geldt ook voor opleidingen die door de DVC waren beoordeeld. Bij deze opleiding gaat het blijkbaar om de graad MSR.”
2.9. Bij brief van 4 februari 2011 heeft de advocaat van [eisers] aan SNR meegedeeld dat SNR toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de studieovereenkomsten, dat zij aansprakelijk is voor de schade en heeft aan SNR verzocht dit binnen drie weken te erkennen. Verder vermeldt de brief dat [eisers] bij gebreke daarvan rechtsmaatregelen tegen SNR zullen instellen.
3. Het geschil
3.1. [eisers] hebben gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. voor recht verklaart dat SNR ten opzichte van [eisers] tekort is geschoten in de nakoming van de uit de tussen partijen gesloten studieovereenkomst voortvloeiende verplichtingen en dat SNR voor de geleden schade jegens [eisers] volledig aansprakelijk is;
2. SNR veroordeelt tot betaling van schadevergoeding en wettelijke rente daarover aan [eisers] wegens voorgenoemde tekortkoming, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; en
3. SNR veroordeelt in de proceskosten en wettelijke rente daarover.
3.2. SNR heeft verweer gevoerd.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Alvorens aan het verjaringsverweer van SNR toe te komen, zal de rechtbank de standpunten van partijen ten aanzien van de gestelde tekortkoming in de nakoming van de studieovereenkomsten beoordelen.
Tekortkoming studieovereenkomsten
4.2. [eisers] hebben bij dagvaarding het volgende aan hun vordering ten grondslag gelegd. SNR was uit hoofde van de tussen partijen gesloten studieovereenkomsten gehouden aan [eisers] - nadat zij de opleiding met goed gevolg hadden doorlopen - een ‘Master of Arts’ graad te verstrekken. Nu SNR dit niet heeft gedaan - [eisers] hebben een ‘MSR’ graad verkregen - is zij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de studieovereenkomst. SNR heeft bij conclusie van antwoord daartegen aangevoerd dat de opleiding een postinitiële hbo-opleiding is en dat na de wetswijziging (r.o. 2.3.) het haar niet meer toegestaan was om de ‘Master of Arts’ graad aan een hbo-opleiding te verbinden. Ook al zou er sprake zijn van een tekortkoming - wat volgens SNR niet het geval is nu het genoten onderwijs van hetzelfde niveau is als het overeengekomen onderwijs - dan is deze niet aan SNR toerekenbaar. Het valt SNR immers niet te verwijten dat de wet is gewijzigd.
4.3. Ter comparitie is gebleken dat [eisers] aan hun vordering niet (langer) ten grondslag leggen dat zij niet de titel ‘Master of Arts’ hebben gekregen maar dat zij zijn overeengekomen dat ze een opleiding zouden volgen met een universitair niveau (leidend tot een daarbij behorende graad) en dat zij daarentegen een opleiding op hbo niveau (leidend tot een master graad) hebben gekregen. De oorspronkelijke grondslag behoeft gelet daarop ook geen beoordeling meer. Daar komt bij dat met name tegenover het standpunt van SNR dat de vermeende tekortkoming, gelet op de wetswijziging, niet toerekenbaar is, [eisers] niet hebben aangevoerd op welke gronden dat wel het geval is. Daarom is de vordering op de oorspronkelijke grondslag bovendien niet toewijsbaar.
4.4. Ter onderbouwing van hun gewijzigde grondslag hebben [eisers] aangevoerd dat SNR - bij monde van [betrokkene] en Hustinks - tegen [eisers] bij het aangaan van de studieovereenkomsten heeft toegezegd dat de opleiding een universitaire opleiding was. Daarnaast was - zo stond in diverse documenten (r.o. 2.2.) - aan de opleiding de ‘Master of Arts’ graad verbonden, welke graad destijds werd toegekend aan universitaire studies. SNR heeft betwist dat partijen waren overeengekomen dat de opleiding een universitaire opleiding was. Dit is niet door SNR aan [eisers] toegezegd, dit blijkt ook niet uit de brochure en ‘MA’ duidde destijds niet op de ‘Master of Arts’ graad. Daarnaast heeft SNR aangevoerd dat [eisers] in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) konden nagaan dat de opleiding een postinitiële hbo-opleiding was.
4.5. Daarmee vormt de kern van het geschil de vraag wat partijen zijn overeengekomen: het tegen betaling volgen van een opleiding op hbo (SNR) of universitair ([eisers]) niveau. Voor de beoordeling van deze vraag is van belang wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid. (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635, Ermes c.s./Haviltex). Nu SNR de relevante door [eisers] aan hun vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden gemotiveerd heeft bestreden (r.o. 4.4.), zullen [eisers] worden toegelaten tot het bewijs van hun stelling dat zij met SNR zijn overeengekomen dat zij een opleiding zouden krijgen (Stressmanagement & Reïntegratiedeskundige) op universitair niveau.
Verjaring
4.6. SNR stelt dat de vorderingen van [eisers] verjaard zijn. Primair voert zij hiertoe aan dat de verjaringstermijn van vijf jaar vanaf 29 oktober 2002 - de datum van de laatst ingeschreven eiser - is gaan lopen. [eisers] hadden volgens SNR kunnen weten - door dit in het CROHO na te gaan - dat de opleiding een hbo-opleiding was. Subsidiair stelt SNR dat de verjaringstermijn is aangevangen met de brief d.d. 24 september 2004 van [betrokkene]. Uit die brief hadden [eisers] kunnen afleiden dat hun opleiding een opleiding op hbo niveau betrof. Hiermee zijn [eisers] uiterlijk één dag na ontvangst van de brief, op 28 september 2004, bekend geworden. Nu de stuitinghandeling van [eisers] – dat heeft SNR op zichzelf erkend - pas op 4 februari 2011 heeft plaatsgevonden, zijn de vorderingen van [eisers] verjaard.
4.7. De vorderingen van [eisers] zijn gegrond op wanprestatie. Gelet daarop is de verjaringsregeling van de art. 3:310 lid 1 BW van toepassing. Op grond van artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een vordering tot schadevergoeding door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de aansprakelijke persoon bekend is geworden. Het criterium ‘bekend is geworden’ moet blijkens vaste rechtspraak in beide gevallen subjectief worden opgevat. Vereist is daadwerkelijke bekendheid met de schade en de aansprakelijke persoon. Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid - die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn - heeft verkregen dat er schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon (zie ook HR 31 oktober 2003, NJ 2006, 112).
4.8. Dat op de door SNR genoemde momenten sprake was van daadwerkelijke bekendheid van [eisers] met het feit dat zij een opleiding op hbo in plaats van het door hen veronderstelde universitaire niveau genoten, is niet gebleken. De brief van [betrokkene] is onduidelijk en daarin wordt niet met zoveel woorden gezegd dat de door [eisers] gevolgde opleiding een opleiding op hbo niveau is. De rechtbank volgt [eisers] dan ook in hun met dit oordeel overeenstemmende verweer. Datzelfde geldt voor het door SNR primair genoemde aanvangsmoment. SNR stelt niet zozeer dat [eisers] op dat moment met het niveau van de opleiding bekend waren, zij stelt dat [eisers] ermee bekend hadden kunnen zijn door raadpleging van het CROHO. Allereerst is aan de zijde van [eisers] gemotiveerd bestreden dat destijds uit het CROHO kon worden afgeleid dat het om een opleiding op hbo niveau ging. Partij [eiser sub 2] heeft hierover ter zitting verklaard dat zij in het CROHO niets over de opleiding kon vinden. Daartegenover heeft SNR niet aannemelijk gemaakt dat de opleiding destijds wel in het CROHO geregistreerd stond (als hbo-opleiding). Daar komt bij dat - zonder nader toelichting van de zijde van SNR, die ontbreekt - in het kader van het gevoerde verjaringsverweer niet valt in te zien op welke grond [eisers] ten tijde van de inschrijving voor de opleiding in het CROHO hadden moeten nazien wat het opleidingsniveau van de opleiding was. Geconstateerd wordt dan ook dat van daadwerkelijke bekendheid met de (oorzaak van de) schade, te weten het (werkelijke) niveau van de gevolgde opleiding, geen sprake was op de door SNR genoemde data. Dat van die bekendheid sprake was op een eerder moment dan 4 februari 2006 (vijf jaar voor de eerste stuitinghandeling) is gesteld noch gebleken. Daarop stuit het verjaringsverweer af.
Bewijslevering
4.9. De zaak zal naar de rol worden verwezen teneinde [eisers] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of zij bewijs wensen te leveren dat is omschreven in r.o. 4.4., en zo ja hoe zij dat bewijs wensen te leveren.
4.10. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.11. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. laat [eisers] toe te bewijzen dat zij met SNR zijn overeengekomen een opleiding te zullen krijgen (Stressmanagement & Reïntegratiedeskundige) op universitair niveau,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 maart 2012 voor uitlating door [eisers] of zij bewijs willlen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat [eisers], indien zij geen bewijs door getuigen willlen leveren maar wel bewijsstukken willlen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.4. bepaalt dat [eisers], indien zij getuigen willlen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op vrijdagen in de maanden mei 2012 tot en met juli 2012 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.C.P. Giesen in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.