ECLI:NL:RBARN:2012:201

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 januari 2012
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
AWB-10_3267
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en boetebeschikking

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 26 januari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [X] v.o.f., en de inspecteur van de Belastingdienst/Oost. Eiseres had een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd gekregen voor het tijdvak van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008, ter hoogte van € 125.129, met daarbij een boete van € 62.564 en heffingsrente van € 10.839. De inspecteur handhaafde deze aanslag bij uitspraak op bezwaar op 23 juli 2010. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd en dat zij recht had op toepassing van het nultarief voor de omzetbelasting.

Tijdens de zitting op 13 oktober 2011 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een derdenonderzoek te laten verrichten. Dit onderzoek vond plaats bij [D] B.V. en resulteerde in een rapport dat op 10 november 2011 aan de rechtbank werd overgelegd. Eiseres heeft geen administratie overgelegd die de toepassing van het nultarief kon onderbouwen, en de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van [A] en [H] niet voldoende waren om de aanspraak op het nultarief te rechtvaardigen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet heeft voldaan aan de bewijslast voor de aftrek van voorbelasting en dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag had opgelegd. Echter, de rechtbank heeft wel geoordeeld dat eiseres recht had op aftrek van voorbelasting die op vier bijgevoegde facturen stond vermeld. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 108.281 en de boetebeschikking vernietigd. Eiseres is in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.092,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 10/3267
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van
inzake
[X]v.o.f., gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Winterswijk, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000]F.01.8501) omzetbelasting opgelegd van € 125.129, alsmede bij beschikking een boete van € 62.564. Tevens is bij beschikking € 10.839 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 juli 2010 de naheffingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 1 september 2010, ontvangen door de rechtbank op 2 september 2010, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend bij de rechtbank, welke stukken in afschrift zijn verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2011 te Arnhem.
Namens eiseres is daar verschenen [A], bijgestaan door de gemachtigde van eiseres, mr. [gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde], mr. [B] en [C].
Verweerder heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen en tot de gedingstukken wordt gerekend. Ook de bij deze pleitnota gevoegde bijlagen worden tot de gedingstukken gerekend.
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting is aan deze uitspraak gehecht.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst omdat het onderzoek in deze procedure niet volledig is geweest. Verweerder is in de gelegenheid gesteld een derdenonderzoek te (laten) verrichten bij de [D] B.V.. Op 10 november 2011 heeft verweerder het daarvan opgemaakte rapport toegestuurd, op welk rapport eiseres bij brief van 23 november 2011 heeft gereageerd. Nadat partijen de rechtbank toestemming hebben gegeven uitspraak te doen zonder dat een nadere zitting plaatsvindt, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

2.Feiten

Eiseres hield zich bezig met de handel in nieuwe en gebruikte ICT-apparatuur en de afvoer van buiten gebruik gestelde ICT-apparatuur. Vennoten in eiseres waren [A] en [E]. Eiseres is opgeheven met ingang van [2008].
Verweerder heeft bij eiseres op 16 september 2008 een boekenonderzoek ingesteld naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005. Bij brief van 19 november 2009 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de controle voor de omzetbelasting zal worden uitgebreid met het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008. Van dit boekenonderzoek is op 1 oktober 2009 een rapport opgemaakt.
In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:
' (...)
De administratie van de jaren 2006 tot en met september 2008 is mij, na herhaalde verzoeken, niet ter hand gesteld.
(...)
Verschuldigde omzetbelasting
(...)
Nul-tarief
(...)
In het jaar 2008 heeft de heer [A] in de maanden juli, augustus en september voor een bedrag van € 40.638 uitvoer aangegeven. Aangezien de heer [A] geen inzake in de administratie heeft gegeven is deze uitvoer, waarop het nul-tarief is toegepast, niet aangetoond.
correctie 2008 € 7.721
Voorbelasting
(...)
Thans heb ik nog steeds geen inzage gehad in de administratie, daarom staat de door de heer [A] aangegeven voorbelasting ter discussie, omdat ik niet beschik over de administratie. (...)
Correctie 2006 € 39.586
Correctie 2007 € 44.295
Correctie 2008 (tot en met sept.) € 33.527
(...)'
Vervolgens is, overeenkomstig de resultaten van dit boekenonderzoek, de in het geding zijnde naheffingsaanslag aan eiseres opgelegd.
Eiseres heeft als bijlage 8 van haar aanvullend beroepschrift van 30 september 2011 de volgende stukken gevoegd:
  • 4 facturen van de [D] B.V. (hierna: [D] BV) aan eiseres met de factuurdata/factuurnummers 30 november 2006/[001], 31 december 2006/[002], 31 januari 2007/[003] en 28 februari 2007/[004], terzake van de levering van diverse computer apparatuur;
  • een overzicht waarop de volgende gegevens zijn vermeld;
  • [F] LLC, met daarachter een adres in Dubai, een telefoonnummer en een faxnummer
  • ‘FILE/COMPANY’ gevolgd door de naam van eiseres
  • ‘Supplier’ gevolgd door [D] b.v.
  • data in de jaren 2006 tot en met 30 september 2008 met daarachter bedragen, de btw daarover en de bedragen inclusief btw.
Als bijlage 9 bij haar aanvullende beroepschrift heeft eiseres een verklaring van [A] van 13 oktober 2011 gevoegd waarin hij verklaart dat eiseres in de jaren 2006 tot en met 2008 conform het in deze verklaring opgenomen overzicht aan de firma [G] heeft geleverd, gefactureerd en betaald heeft gekregen en dat hij dit overzicht heeft gemaakt aan de hand van oude laptop gegevens, e-mailverkeer en teruggevonden notities. Tevens is in deze verklaring vermeld dat alle bedragen zonder BTW zijn in verband met export en het daarvoor geldende en toegepaste nultarief.
Begin 2008 of 2009 heeft [H] van [G] een verklaring aan eiseres toegezonden waarin onder meer het volgende is vermeld:
' (…) With this letter I, [H], declares that we do business with Mr. [A] of [X] VOF from 2004 to 2008.
We pick up always the good in Germani to further transport to our warehouse in [Q], Ukraine.
The pick up places are well arranged and always near to an arport in Germani (...).'
Naar aanleiding van de door eiseres als bijlage 8 bij het beroepschrift overgelegde stukken heeft verweerder een derdenonderzoek laten instellen bij [D] BV. Hiervan is op
10 november 2011 een rapport opgemaakt. In dit rapport is onder meer vermeld dat verzocht is 4 facturen (factuurnummers [001], [002], [003] en [004]) van [D] BV te onderzoeken. Tevens is hierin vermeld dat uit het onderzoek is gebleken dat de facturen niet zijn geboekt in de financiële administratie die de boekhouder van [D] BV heeft overgelegd en dat het op de facturen vermelde btw-identificatienummer van de afnemer niet klopt.

3.Geschil

In geschil is:
) of verweerder terecht de aftrek van voorbelasting en de toepassing van het nultarief heeft gecorrigeerd;
) of verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld;
) de hoogte van de proceskostenveroordeling.
De boetebeschikking is niet meer in geschil nu partijen het erover eens zijn dat deze moet worden vernietigd.

4.Beoordeling van het geschil

Toepassing nultarief
Wil eiseres aanspraak maken op toepassing van het nultarief dan dient zij boeken en bescheiden te overleggen die uitwijzen dat zij betrekking hebben op de goederen waarvoor aanspraak wordt gemaakt op het nultarief alsmede uitwijzen dat die goederen daadwerkelijk in het kader van de levering, zoals eiseres stelt, via Duitsland naar de Oekraïne zijn vervoerd.
De rechtbank stelt vast dat eiseres, ter onderbouwing van de door haar in haar aangifte geclaimde toepassing van het nultarief voor de maanden juli, augustus en september 2008, geen enkele factuur heeft overgelegd. Ook is door haar geen administratie met betrekking tot deze export naar de Oekraïne overgelegd.
Wat eiseres wel heeft overgelegd is de als bijlage 9 bij het aanvullende beroepschrift gevoegde verklaring met een opsomming van de leveringen aan de firma [G]. Dit is echter onvoldoende om voor toepassing van het nultarief in aanmerking te komen. In deze verklaring is vermeld dat deze is opgesteld aan de hand van oude laptop gegevens, e-mailverkeer en teruggevonden notities. De betreffende gegevens zijn echter niet bij de verklaring gevoegd zodat ook niet verifieerbaar is welke stukken aan deze verklaring ten grondslag zijn gelegd. Reeds hierom zal de rechtbank aan deze verklaring geen waarde hechten.
Verder heeft eiseres nog een verklaring van [H] van [G] overgelegd. Ook deze verklaring kan er niet toe leiden dat eiseres recht heeft op toepassing van het nultarief. Indien al zou komen vast te staan dat deze verklaring ziet op leveringen tot en met september 2008, dan is deze verklaring onvoldoende om voor toepassing van het nultarief in aanmerking te komen. Dit omdat boeken en bescheiden die deze verklaring zouden kunnen ondersteunen, ontbreken.
Dat eiseres haar gehele boekhouding naar India heeft gezonden in verband met de overname van de goodwill van eiseres en zij deze niet (volledig) heeft terug ontvangen, dient voor rekening van eiseres te komen. Eiseres had immers kopieën van haar boekhouding kunnen maken alvorens deze naar India te verzenden.
Voorbelasting
De rechtbank stelt voorop dat er ook voor wat betreft de aftrek van voorbelasting door eiseres geen administratie is overgelegd. Wel heeft zij als bijlage 8 bij haar aanvullende beroepschrift 4 facturen gevoegd en aangegeven dat zij deze na lang aandringen uit India heeft ontvangen. Eiseres verklaart tevens dat door het bedrijf in India ([F] LLC) een overzicht van de inkooplijst van eiseres is opgesteld, welk overzicht zij eveneens als bijlage 8 bij haar aanvullende beroepschrift heeft gevoegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor zover de door eiseres geclaimde aftrek van voorbelasting betrekking heeft op de ontbrekende facturen is niet voldaan aan de voorwaarde dat eiseres moet beschikken over een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur. Dit gebrek kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden hersteld middels het door het bedrijf in India opgestelde overzicht op basis van de inkooplijsten van eiseres.
Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank wel recht op de aftrek van voorbelasting die is vermeld op de 4 bij het aanvullende beroepschrift gevoegde facturen. Gesteld noch gebleken is dat de leveringen die op deze facturen staan vermeld feitelijk niet hebben plaatsgevonden en dat [D] BV niet degene is die de leveranties heeft verricht. Ook voldoen deze facturen naar het oordeel van de rechtbank aan de daaraan te stellen eisen. De enkele vermelding van het onjuiste btw-identificatienummer van eiseres op deze facturen is onvoldoende om aan aftrek van voorbelasting in de weg te staan. Met de overlegging van deze facturen heeft eiseres zowel aan de gewone als aan de verzwaarde bewijslast voldaan.
Dat deze facturen niet zijn aangetroffen in de financiële administratie van [D] BV, voor zover deze administratie door de boekhouder van [D] BV aan de collega van verweerder is verstrekt, kan evenmin aan het aftrekrecht van eiseres in de weg staan. Het al dan niet verantwoorden van de opbrengsten door [D] BV is, gelet op hetgeen in de vorige alinea is overwogen, niet relevant voor het aftrekrecht van eiseres.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft eiseres recht op de volgende bedragen aan aftrek van voorbelasting:
voor wat betreft de factuur van 30 november 2006
€ 4.275,00
voor wat betreft de factuur van 31 december 2006
€ 3.847,50
voor wat betreft de factuur van 31 januari 2007
€ 4.227,03
voor wat betreft de factuur van 28 februari 2007
€ 4.227,03
Totaal
€ 16.576,56
Aan correctie nultarief en voorbelasting resteert dan
€ 125.129 minus € 16.576,56 =
€ 108.552,44
Daarop moet nog in mindering komen (zie p. 7 van
het verweerschrift i.v.m. teveel gecorrigeerde
voorbelasting 2008)
€ 271,00
Naheffingsaanslag na verminderingen (afgerond)
€ 108.281,00
Vertrouwensbeginsel
Met betrekking tot het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank dat dit beroep voornamelijk betrekking heeft op wat verweerder zou hebben gezegd naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank op 5 april 2011 in de zaak met registratienummer AWB 10/1614 en over de naheffingsaanslag die na de in geding zijnde naheffingsaanslag is opgelegd en waarvan het aanslagnummer eindigt op 8502. Voor zover er al is gesproken over de in geding zijnde naheffingsaanslag heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat verweerder heeft toegezegd de in geding zijnde correcties te laten vervallen, ook indien de administratie en facturen niet door eiseres zouden worden overgelegd en als gevolg daarvan ook niet door verweerder zouden kunnen worden beoordeeld. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen.
Heffingsrente
Nu eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente heeft aangevoerd, dient het beroep inzake de beschikking heffingsrente alleen gegrond te worden verklaard in verband met de vermindering van de naheffingsaanslag.
Boete
Zoals hiervoor onder 3. reeds is vermeld zijn partijen het erover eens dat de boetebeschikking moet worden vernietigd. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Conclusie
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op
€ 1.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verstrekken van nadere inlichtingen met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank heeft daarbij geen vergoeding toegekend voor het verschijnen op de hoorzitting nu voor de in geding zijnde naheffingsaanslag geen hoorzitting is gehouden en verweerder heeft aangegeven niet in te willen gaan op het voorstel van eiseres om de bespreking van 24 januari 2011 als hoorgesprek aan te merken en daarvoor in het kader van de proceskostenvergoeding een punt toe te kennen.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de naheffingsaanslag omzetbelasting tot € 108.281;
  • bepaalt dat verweerder de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig vermindert;
  • vernietigt de boetebeschikking;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.092,50;
  • gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 298 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. E.C.G. Okhuizen en mr. J. Rakhan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.