zaaknummer / rolnummer: 222579 / KG ZA 11-587
Vonnis in kort geding van 13 december 2011
[eiser],
handelend namens [handelsnaam],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.1].,
gevestigd te [vest.plaats],
2. [ged.2],
wonende te [woon-/vest.plaats],
3. de vennootschap onder firma
[ged.3].,
gevestigd te [woon-/vest.plaats],
gedaagden,
advocaat mr. H.L. van der Aa te Utrecht.
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna tezamen [gedaagden] en ieder afzonderlijk [ged.1], [ged.2] en [ged.3] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de wijziging van eis
- de pleitnota van [gedaagden]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 20 september 2011 is I&C Trainingen B.V., voorheen genaamd ILC Taleninstituut B.V. (hierna: ILC dan wel de failliet), door de rechtbank Breda in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. J.M. Molkenboer tot curator.
2.2. ILC hield zich hoofdzakelijk bezig met het vervaardigen van vertalingen en het geven van taaltrainingen in cursusvorm aan het bedrijfsleven en overheidsinstellingen.
2.3. De curator heeft alle werknemers van ILC op 20 dan wel 28 september 2011 ontslagen.
2.4. De arbeidsovereenkomsten van de werknemers van ILC bevatten een non-concurrentiebeding (c.q. relatiebeding) en een geheimhoudingsbeding, die onderling tekstueel niet helemaal gelijkluidend zijn, maar in essentie het volgende inhouden:
non-concurrentiebeding
Het is de werknemer verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van ILC tijdens het dienstverband of gedurende een tijdvak van twee jaren na het eindigen van de dienstbetrekking zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die waarop het bedrijf van ILC zich toelegt, te leveren aan diegenen die op enig tijdstip gedurende de laatste twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van de dienstbetrekking dergelijke zaken of diensten van ICL betrokken.
geheimhoudingsbeding:
De werknemer erkent dat aan hem door ILC geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden het bedrijf van ILC en de cliënten van ILC betreffende, of daarmee verband houdende.
Het is aan de werknemer verboden om hetzij tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst, hetzij erna op enigerlei wijze, direct of indirect in welke vorm ook, mededelingen te doen van of aangaande het bedrijf van ILC alsmede van of aangaande de cliënten van ILC.
2.5. Tussen [eiser] en de curator is op 26 september 2011 een koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst) gesloten met betrekking tot een belangrijk deel van de activa van de boedel van ILC. Daarvoor heeft [eiser] een koopprijs van in totaal € 100.000,00 betaald aan de curator. Bij deze koopovereenkomst heeft [eiser] van de curator gekocht:
1. (…) de inventaris, voorraden en alle overige roerende zaken, voorzover deze eigendom zijn van failliet en die zich bevinden in het pand (…).
2. (…) de (verpande) handelsdebiteuren, telefoon-,telefaxnummer, klant- en relatiebestanden, handelsnamen, domeinnamen, URL’s, beeldmerken, websites en alle overige hier niet met name genoemde intellectuele eigendomsrechten van de failliete vennootschap in de breedste zin van het woord, alsmede het onderhanden werk van de failliete vennootschap, waaronder begrepen de orderportefeuille c.q. opdrachten aan de failliete vennootschap. (…)
2.6. Voorts is in de koopovereenkomst bepaald:
6. De curator heeft geen bezwaar indien koper van de failliete vennootschap die contracten overneemt die koper nodig heeft voor de voortzetting van de activiteiten van de failliete vennootschap. (…)
2.7. [ged.3] is een administratiekantoor en heeft in opdracht van ILC, kort samengevat, financieel administratieve werkzaamheden verricht voor ILC. De feitelijke werkzaamheden zijn verricht door [ged.2] als vennoot van [ged.3].
2.8. ILC heeft met [ged.3] een geheimhoudingsovereenkomst gesloten, genaamd Confidentiality Agreement, ondertekend op 15 juni 2011 respectievelijk 11 juli 2011 (hierna: de Confidentiality Agreement). In de Confidentiality Agreement, waarin [ged.3] wordt aangeduid als CONFIDANT, is onder meer het volgende opgenomen:
whereas ILC en CONFIDANT intend to co-operate with regard tot financial and business consulting;
whereas ILC will for this purpose communicate confidential information to CONFIDANT including but not limited to: written information, data, computer files and verbal disclosure, the content of which is at the time of disclosure identified as confidential;
therefore, in order tot be able to exchange confidential information, the parties have agreed as follows.
The parties shall hold in confidence any and all information disclosed by one party to the other, except:
• Information that at the time of disclosure is in the public domain;
• Information that, after disclosure, becomes part of the public domain by publication or otherwise, except by breach of this agreement by the receiving party;
• Information that was in the possession of the receiving party at the time of disclosure and had not been acquired, directly or indirectly, from the disclosing party;
• Information that a party may receive from a third party that is not bound by confidentiality and has a lawful right to make such disclosure.
(…)
The parties shall be bound by these terms of confidentiality for the duration of their cooperation and for 5 years thereafter.
CONFIDANT shall use the data provided only within the context of the agreed tasks assigned by ILC. CONFIDANT has no right to make use of it for any other purposes. Files, Information or data provided shall not in any way be disseminated.
At ILC’s first request, CONFIDANT shall return all files together with all copies thereof to ILC.
2.9. Bij akte van cessie van 8 november 2011 heeft de curator aan [eiser] voor een koopsom van € 1,00 overgedragen: alle aanspraken van de boedel, die voortvloeien uit de Confidentiality Agreement met [ged.3]/[ged.2], alsmede de aanspraken van de boedel die jegens (oud-)werknemers van de failliet voortvloeien uit concurrentiebedingen en/of geheimhoudingsbedingen. Daarbij heeft de curator geen garanties afgegeven voor het bestaan van die aanspraken en de juridische afdwingbaarheid ervan. Bij brief van
8 november 2011 is van deze cessie mededeling gedaan aan [ged.3] en [ged.2].
2.10. Op 15 oktober 2011 heeft op uitnodiging van [ged.2] een bijeenkomst plaatsgevonden tussen [ged.2] en een aantal ex-werknemers van ILC over een nieuw op te zetten bedrijf genaamd Global Language Professionals (GLP) dat zich bezig zal gaan houden met het verzorgen van taaltrainingen/taalcursussen. De notulen van deze GLP-bijeenkomst vermelden onder meer het volgende:
De afspraken van het concurrentie beding, is uitgelegd in de bijlage die uitgedeeld is aan het einde van de bijeenkomst. Niemand zal last hebben van het concurrentiebeding.
Waarom toch mensen trainen zonder betaald te worden, wat is de winst?
Er zijn klanten van ILC die betaald hebben aan ILC en waarvan de cursisten nog geen training hebben gevolgd. Er moet nog plm. 1400 uur les worden verzorgd. Bedrijven moeten benaderd worden om de openstaande uren nog te plannen en:
Doel: goodwill kweken en commitment voor de toekomst krijgen van deze bedrijven.
Actie: Verzoek aan de trainers, om door te geven aan wie en hoeveel uren nog les moet worden gegeven (…)
Aanbrengprovisie
Jos ([ged.2], vzr) werkt een voorstel uit voor aanbreng provisie nw klanten en klanten welke vanuit de ILC organisatie worden weggetrokken (…)
2.11. [ged.2] is indirect enig bestuurder en aandeelhouder van [ged.1].
De intentie van [ged.2] is dat zodra GLP operationeel wordt als onderneming ingebracht wordt in [ged.1].
2.12. Op verzoek van [ged.2] heeft het UWV op 6 oktober 2011 aan [ged.2] toestemming verleend om de ex-werknemers van ILC werkzaamheden voor GLP te laten verrichten middels een “proefplaatsing” van twee maanden. De proefplaatsing houdt in dat deze ex-werknemers twee maanden lang met behoud van hun werkloosheidsuitkering mogen werken voor GLP, waardoor GLP zelf deze werknemers geen salaris hoeft te betalen.
2.13. Op 14 november 2011 heeft het UWV op sommatie van [eiser] de aan [ged.2] gedane toezegging voor een proefplaatsing van de ex-werknemers van ILC ingetrokken, omdat die volgens het UWV ten onrechte is gedaan daar bij het doen van de toezegging niet alle relevante omstandigheden bekend waren.
2.14. Bij bezwaarschrift van 23 november 2011 heeft [ged.2] bezwaar gemaakt tegen de intrekking van de toezegging door het UWV.
3.1. [eiser] vordert na eiswijziging c.q. eisconcretisering bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagden] te verbieden gedurende twee jaren na dit vonnis om de voormalige klanten van de failliet als vermeld op de als productie 18 overgelegde lijst, die in de twee jaren voorafgaand aan het eind van de dienstverbanden van het personeel van de failliet enige opdracht aan de failliet hebben verstrekt, te benaderen, althans zakelijke contacten met hen te onderhouden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per overtreding en tevens een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat de overtreding voortduurt;
2. [ged.1] en [ged.2] te gebieden binnen zeven dagen na dit vonnis alle goederen die zij in hun bezit hebben, maar toebehoren aan [eiser] aan [eiser] ter hand te stellen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag, te vermeerderen met de wettelijke rente,
3. [ged.1] en [ged.2] te gebieden om alle informatie die zij in de uitoefening van de werkzaamheden hebben verkregen, al dan niet via [ged.3] of de failliet, ten behoeve van de failliet geheim te houden en niet met derden te delen of openbaar te maken op enigerlei wijze, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per gebeurtenis en tevens een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat de overtreding voortduurt;
4. [gedaagden] te veroordelen om binnen drie dagen na dit vonnis aan de advocaat van [eiser] te verstrekken afschrift/kopie van alle van de zich bij [gedaagden] bevindende informatie en gegevens, waaronder digitale bestanden, die betrekking hebben op of afkomstig zijn van de failliet, waaronder onder meer maar niet uitsluitend begrepen relatiebestanden/gegevens, zonder het behouden van enige kopie, in welke vorm dan ook, alle informatie en gegevens, in de vorm van papieren of digitale lijsten of bestanden, of welke andere vorm dan ook, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per gebeurtenis en tevens een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat de overtreding voortduurt;
5. [gedaagden] te bevelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan
[eiser] te verstrekken schriftelijke antwoorden op de vragen:
a. Welke klanten van de failliet door of namens hen zijn benaderd?
b. Tot welke resultaten dit heeft geleid?
zulks steeds met overlegging van alle relevante justificatoire en verificatoire bescheiden, zoals e-mails, offerten, brieven, afgesloten contracten, facturen die op enigerlei wijze betrekking hebben op hetgeen ander a. en/of b. is vermeld, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom € 2.500,00 per dag;
7. [gedaagden] te bevelen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan de klanten en werknemers van de failliet op eigen kosten een brief toe te zenden met de volgende – of enig andere de voorzieningenrechter passend voorkomende – tekst:
ONRECHTMATIGE CONCURRENTIE
Ingevolge het kort geding vonnis van de rechtbank Arnhem d.d. ….. 2011 bericht ik u het volgende. Ik heb getracht, door het gratis ter beschikking stellen van trainers, klanten van het gefailleerde bedrijf I&C Trainingen BV (voorheen ILC Taleninstituut) als klant voor mijn bedrijf te werven. Die handelwijze is door de Voorzieningen¬rechter als onrechtmatig geoordeeld jegens het overnemende bedrijf van I&C, namelijk International Training Solutions. Tevens is geoordeeld dat ik heb gehandeld in strijd met de op mij rustende geheimhoudingsverplichting. Ik ben dan ook niet gerechtigd om trainers aan u ter beschikking te stellen. Bijgaand treft u volledig¬heids¬¬halve een kopie van het kort geding vonnis aan.
Hoogachtend,
De heer J.J.M. [ged.2]
Mede namens:
Globe Language Professionals
8. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.2. Aan zijn vorderingen legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagden] onrechtmatig handelen jegens hem, doordat zij zich met de (voorgenomen) handelwijze van GLP schuldig maken aan ongeoorloofde en onrechtmatige concurrentie jegens [eiser]. Daartoe stelt hij onder meer dat [gedaagden] onrechtmatig handelen doordat zij profiteren van de wanprestatie van de ex-werknemers van ILC die hun non-concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding schenden door het benaderen van ex-klanten van ILC met gebruikmaking van de kennis omtrent die klanten opgedaan bij ILC met als doel om die klanten aan GLP te binden. [eiser] stelt dat [gedaagden] die ex-werknemers van ILC daartoe door misleiding aanzet.
De rechten uit die bedingen zijn door de curator overgedragen aan [eiser], zodat [eiser] die bedingen jegens de ex-werknemers kan handhaven. Daarnaast stelt [eiser] dat [ged.3] en [ged.2] wanprestatie plegen doordat zij handelen in strijd met hun geheimhoudings¬verplichting uit de Confidentiality Agreement door met gebruikmaking van vertrouwelijke informatie actief voormalige klanten van ILC te benaderen om die aan GLP te binden. Ook de rechten uit de Confidentiality Agreement zijn door de curator aan [eiser] overgedragen. Door, met gebruikmaking van de kennis van de ex-werknemers van ILC over de klanten van ILC, het via GLP gratis aanbieden van diensten aan uitsluitend de door [eiser] van de curator overgenomen klanten van ILC, handelen [gedaagden] onrechtmatig jegens [eiser]. Tevens wordt misbruik gemaakt van de kennelijk aanwezige kennis aangaande het klantenbestand van ILC en de status/debiteurenpositie per afzonderlijke klant, aldus [eiser].
3.3. [gedaagden] voeren verweer. Zij stellen dat zij ook door middel van ex-werknemers van ILC gerechtigd zijn om de relaties/klanten van ILC te benaderen en betwisten dat zij [eiser] op ongeoorloofde wijze beconcurreren. [gedaagden] stellen dat gelet op het uitgangspunt van vrije concurrentie zij gerechtigd zijn om betrokken te zijn bij een onderneming (GLP) die dezelfde activiteiten ontplooit als ILC en [eiser]. Volgens [gedaagden] zijn er geen bijzonder omstandigheden waardoor hun handelwijze als onrechtmatig dient te worden aangemerkt.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang bij de vorderingen blijkt voldoende uit de stellingen van [eiser]. Het spoedeisend belang bij de vorderingen is bovendien gegeven omdat de gestelde onrechtmatige concurrentie door [gedaagden] een voortdurend karakter heeft.
4.2. Het verweer van [gedaagden] tegen de aanvulling van de eis wordt verworpen.
Ter zitting kan een eis nog worden gewijzigd. De aanvulling is daarom niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Ook zijn [gedaagden] door de eiswijziging niet geschaad in hun verdediging. De aanvulling bestaat immers slechts daaruit dat [eiser] ter zitting de in vordering onder 1 genoemde voormalige klanten van de failliet nader heeft gepreciseerd en de in de vordering onder 3 ontbrekende woorden heeft aangevuld om de zin taaltechnisch kloppend te maken.
4.3. Het gaat in deze zaak in de kern om het volgende. [eiser] heeft van de curator alle activa uit de failliete boedel van ILC gekocht. Het gaat daarbij vooral om klanten- en relatiebestanden, onderhanden werk, orderportefeuilles en debiteuren, handelsnamen, beeldmerken en domeinnamen. De bedoeling van [eiser] is om daarmee de activiteiten van de failliet, voornamelijk het verzorgen van taaltrainingen/-cursussen, voort te kunnen zetten. [eiser] heeft hiervoor € 100.000,00 aan de curator betaald. [ged.2] wilde die activiteiten eveneens voortzetten. Hij heeft ook een bod aan de curator gedaan dat echter is afgewezen. [ged.2] is bij zijn voornemen gebleven een soortgelijk bedrijf (GLP) op te zetten als dat van [eiser]. Dat is hij voornemens te doen in samenwerking met de door de curator ontslagen voormalige werknemers van de failliet. Dat zijn degenen die voor de klanten van de failliet de taaltrainingen/-cursussen gaven. Op zichzelf staat dat [ged.2] vrij, ook al wordt [eiser] daarmee concurrentie aangedaan. Gebleken is echter dat [ged.2] de bedoeling heeft zich met de voormalige werknemers juist te richten op de klanten van de failliet. Uit de notulen van de bijeenkomst van [ged.2] met de ex-werknemers op 15 oktober 2011 blijkt dat hij zich in de eerste plaats wil richten op klanten van de failliet die al wel aan de failliet hadden betaald, maar daarvoor nog niet de trainingen geleverd hadden gekregen. Dat ging blijkens die notulen om plusminus 1400 lesuren. De bedoeling van [ged.2] blijkens die notulen is die lessen gratis te gaan geven om op die manier goodwill te kweken bij die bedrijven en commitment voor de toekomst. [ged.2] was voornemens dat zo te regelen dat het UWV de werkloosheidsuitkeringen van de ex-werknemers nog enige tijd zou betalen, zodat zij, zonder dat het [ged.2] (GLP) loon zou kosten, de trainingen gratis konden geven. Blijkens die notulen is toen aan de trainers het verzoek gedaan door te geven aan wie en hoeveel uren nog les moet worden gegeven, waarmee niet anders bedoeld kan zijn dan de klanten van de failliet. Verder blijkt uit de notulen dat het de bedoeling is klanten uit de ILC-organisatie (de failliet) weg te trekken.
4.4. Het voorgaande laat geen andere conclusie toe dan dat [ged.2] desbewust, met gebruik making van kennis die ex-werknemers uit hoofde van hun baan bij ILC hebben verkregen en met kennis die [ged.2] zelf uit hoofde van zijn activiteiten via [ged.3] voor ILC heeft, beoogt klanten van de failliet stelselmatig te gaan bewerken, en wel in eerste instantie bovendien gratis op de manier zoals hiervoor weergegeven, met de bedoeling die klanten weg te trekken bij [eiser] en aan zichzelf te binden, in de wetenschap dat [eiser] voor de overname van die klantenbestanden en orderportefeuilles een substantieel bedrag heeft betaald teneinde de activiteiten van de failliet te kunnen voortzetten. [ged.2] tracht in feite op deze manier de activiteiten van de failliet zonder voor de overname te hebben betaald ten detrimente van ILC voort te zetten. Dat is in de gegeven omstandigheden in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en dus onrechtmatig. Aangezien uit het standpunt van [ged.2] c.s ter zitting is gebleken dat zij voornemens zijn op deze wijze hiermee door te gaan, indien het niet door de voorzieningenrechter wordt verboden, is voldoende van dreigend onrechtmatig handelen gebleken om een verbod aan [ged.2] op te leggen voormalige klanten van ICL op deze manier te benaderen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding dit verbod op te leggen aan alle gedaagden, nu vast staat dat het de bedoeling is het op te richten bedrijf GLP onder te brengen in [ged.1] en [ged.2] mede in hoedanigheid van vennoot van [ged.3] beschikt over informatie over het bedrijf van de failliet waarvan voor het bereiken van de hiervoor genoemde doelen mede gebruik zal worden gemaakt.
4.5. Gezien het voorgaande kan daarom in het midden blijven of de overdracht door de curator aan [eiser] van de rechten uit hoofde van de non-concurrentiebedingen en geheimhoudingsbedingen jegens de ex-werknemers van ILC, tot effect heeft dat [eiser] die ex-werknemers, en daarmee indirect [gedaagden], aan die bedingen kan houden. Uit het hiervoor overwogene volgt immers dat ook los daarvan datgene wat [gedaagden] doen dan wel voornemens zijn te doen jegens [eiser] als onrechtmatig is te beschouwen. Aan de discussie tussen partijen over de al dan niet overdraagbaarheid van aanspraken uit een non-concurrentiebeding en een geheimhoudingsbeding in een arbeidsovereenkomst wordt dus niet toegekomen. De vraag of [ged.3] en [ged.2] wanprestatie plegen doordat zij handelen in strijd met hun geheimhoudingsverplichting uit hoofde van de Confidentiality Agreement kan eveneens in het midden blijven, omdat uit het voorgaande blijkt dat ongeacht het antwoord op deze vraag de handelwijze van [gedaagden] reeds onrechtmatig is.
4.6. Dit leidt ertoe dat de vordering onder 1 toewijsbaar is zoals hierna te melden. [gedaagden] mogen de klanten van ILC niet benaderen. [eiser] heeft als productie 18 van de dagvaarding een lijst overgelegd met het klantenbestand van ILC (hierna: de klantenlijst). [gedaagden] hebben de juistheid van deze klantenlijst betwist. Deze betwisting schiet echter tekort. Van een aantal namen op de klantenlijst hebben [gedaagden] aangevoerd dat zij geen (actuele) klanten meer zijn van ILC. Dit is een onvoldoende betwisting ervan dat deze klantenlijst het klantenbestand bevat van ILC dat door de curator aan [eiser] is verkocht. Voor het overige hebben [gedaagden] niet aan de hand van voldoende feiten of omstandigheden gemotiveerd dat deze klantenlijst niet de klanten van ILC weergeeft.
[gedaagden] hebben slechts detailkritiek geuit op een aantal klanten op de omvangrijke klantenlijst. Dat is onvoldoende om thans aan te nemen dat niet van deze klantenlijst kan worden uitgegaan. De vordering onder 1 zal dan ook worden toegewezen voor zover het betreft de klanten van ILC die op de klantenlijst voorkomen. Gelet op de doorstart van [eiser] als verkrijgende partij van die klantenlijst zal [eiser] voldoende gelegenheid moeten krijgen om de relatie met de klanten op de klantenlijst te hernieuwen en die klanten aan zich te binden, zonder dat dat door onrechtmatige gedragingen van [gedaagden] wordt doorkruist.
De voorzieningenrechter acht daarvoor een periode van één jaar voldoende, zodat het verbod onder 1 voor de duur van één jaar zal worden opgelegd.
4.7. De vordering onder 2 strekt tot afgifte door [ged.1] en [ged.2] aan [eiser] van alle goederen van [eiser] die zij in hun bezit hebben. [gedaagden] betwisten dat zij goederen onder zich hebben die aan [eiser] behoren. [eiser] heeft daartegenover niet duidelijk gemaakt om welke goederen het concreet gaat. Bij gebreke daarvan is deze vordering niet toewijsbaar.
4.8. Het gevorderde onder 3 strekt tot het geheimhouden van bepaalde informatie.
Op grond van de Confidentiality Agreement hebben [ged.3] en [ged.2], als vennoot van [ged.3], een geheimhoudingsplicht ten aanzien van informatie die onder die geheimhoudings¬overeen¬komst valt. Zij zijn tegenover ILC gehouden de in die geheimhoudingsovereen¬komst omschreven informatie geheim te houden. De curator heeft bij cessieakte van
8 november 2011 de rechten die voortvloeien uit de Confidentiality Agreement overge¬dragen aan [eiser]. Deze rechten hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet een zodanig afhankelijk en hoogstpersoonlijk karakter, dat de aard ervan aan overdracht in de weg zou staan. Dit betekent dat [eiser] nakoming van die geheimhoudingsplicht kan vragen en [ged.3] en [ged.2] kan houden aan hun geheimhoudingsplicht uit hoofde van de Confidentiality Agreement. [eiser] heeft deze vordering uitsluitend ingesteld jegens [ged.1] en [ged.2]. Nu [ged.1] geen partij is bij de Confidentiality Agreement en dus geen geheimhoudingsplicht heeft krachtens die overeenkomst, kan deze vordering alleen jegens [ged.2] worden toegewezen.
4.9. De vordering onder 4 strekt tot afgifte van alle stukken met informatie en gegevens die betrekking hebben op of afkomstig zijn van ILC. Deze vordering komt neer op afgifte van nagenoeg de gehele administratie van ILC. [gedaagden] erkennen dat zij over het een en ander beschikken. Zij betwisten echter dat er een grondslag bestaat voor afgifte van alle stukken met betrekking tot of afkomstig van ILC. [gedaagden] kunnen gevolgd worden in hun betoog dat de koopovereenkomst/de activatransactie daar geen grondslag voor biedt, omdat die koopovereenkomst niet mede omvat de gehele administratie van ILC, waarvan klaarblijkelijk een deel zich bevindt onder [gedaagden] Bovendien heeft [eiser] desgevraagd niet geconcretiseerd welke stukken zij precies wil hebben, waardoor de vordering te ruim en te vaag is geformuleerd om te kunnen worden toegewezen.
4.10. Wat betreft het onder 5 gevorderde erkennen [gedaagden] dat één voormalige klant van ILC is benaderd, te weten Damen Shipyards, in de zin dat Damen Shipyards door mevrouw [betrokkene1], een ex-werknemer van ILC en inmiddels in dienst van GLP, is gepolst over het voornemen van [gedaagden] om via GLP bepaalde werkzaamheden gratis te verrichten, zonder dat dit tot enige resultaat heeft geleid. Het e-mailbericht met betrekking tot dit contact is door [gedaagden] overgelegd. [gedaagden] hebben voorts onvoldoende weersproken gesteld dat er geen enkele offerte is gedaan en er geen enkele vorm van schriftelijke berichtgeving door GLP is uitgegaan aan andere klanten van ILC.
Bij deze stand van zaken ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor verdere toewijzing van het onder 5 gevorderde.
4.11. De dagvaarding bevat geen vordering die met een nummer 6 is aangeduid.
Het onder 7 gevorderde strekt tot het sturen van een soort rectificatiebrief door [gedaagden] aan de klanten van ILC over de onrechtmatige concurrentie van [gedaagden] Nu voorshands vast staat dat alleen Damen Shipyards is benaderd, zal een veroordeling worden gegeven de in deze vordering omschreven brief alleen aan Damen Shipyards toe te zenden, met de in het dictum omschreven aangepaste tekst. Niet gebleken is dat ook andere klanten van ILC reeds zijn benaderd, zodat geen aanleiding bestaat aan hen ook een dergelijke brief te laten versturen. Alleen [ged.2] zelf zal hiertoe worden veroordeeld. Er is geen grond voor veroordeling daartoe van de andere gedaagden.
4.12. De gevraagde versterking van het verbod onder vordering 1 en het gebod onder vordering 3 met dwangsommen, zal worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.13. [gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zoals gevorderd, hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 83,31
- griffierecht € 260,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.159,31
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt [ged.2], [ged.1] en [ged.3] om (rechtstreeks of middellijk al dan niet via GLP) de voormalige klanten van ILC als vermeld op de als productie 18 van de dagvaarding overgelegde klantenlijst te benaderen, althans zakelijke contacten met hen te onderhouden, zulks gedurende één jaar na dagtekening van dit vonnis,
5.2. veroordeelt [ged.2], [ged.1] en [ged.3] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 250.000,00 is bereikt,
5.3. gebiedt [ged.2] om alle informatie, die valt onder de geheimhoudingsplicht uit hoofde van de Confidentiality Agreement, en die hij in de uitoefening van de werkzaam¬heden heeft verkregen, al dan niet via [ged.3] of ILC, ten behoeve van ILC dan wel [eiser] geheim te houden en niet met derden te delen of openbaar te maken op enigerlei wijze,
5.4. veroordeelt [ged.2] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.3 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 250.000,00 is bereikt,
5.5. beveelt [ged.2] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan Damen Shipyards op eigen kosten een brief toe te zenden met de volgende tekst:
ONRECHTMATIGE CONCURRENTIE
Ingevolge het kort geding vonnis van de rechtbank Arnhem d.d. 13 december 2011 bericht ik u het volgende. Ik was voornemens, door het gratis ter beschikking stellen van trainers, klanten van het gefailleerde bedrijf I&C Trainingen B.V. (voorheen ILC Taleninstituut) als klant voor mijn bedrijf te werven. Die handelwijze is door de Voorzieningenrechter als onrechtmatig geoordeeld jegens het overnemende bedrijf van I&C, namelijk International Training Solutions B.V. Ik ben dan ook gedurende één jaar na dagtekening van het vonnis niet gerechtigd om trainers aan u ter beschikking te stellen. Bijgaand treft u volledigheids¬halve een kopie van het kort geding vonnis aan.
Hoogachtend,
De heer J.J.M. [ged.2]
Mede namens:
Globe Language Professionals (GLP)
5.6. veroordeelt [ged.2], [ged.1] en [ged.3] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.159,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2011.