ECLI:NL:RBARN:2011:BV0282

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
221661
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig deskundigenbericht in deelgeschilprocedure met betrekking tot ongeval en deskundigenrapport

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 25 november 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht. Het verzoek werd ingediend door de N.V. Noordhollandsche van 1816 Schadeverzekeringsmaatschappij, die betrokken was bij een deelgeschilprocedure waarin verzoekster als verweerster was genoemd. De kern van het geschil betrof de vraag of het rapport van de deskundige, dat op gezamenlijk verzoek van partijen was opgesteld, bindend was. De rechtbank oordeelde dat het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht de beslissing in de deelgeschilprocedure doorkruiste. Dit leidde tot de conclusie dat er zwaarwichtig bezwaar bestond tegen het verzoek, waardoor het werd afgewezen.

De procedure begon met een verzoekschrift, gevolgd door een verweerschrift en een mondelinge behandeling op 4 november 2011. Tijdens deze behandeling heeft mr. J. van Rhijn, de advocaat van de verzoekster, het verzoek toegelicht. De rechtbank overwoog dat een voorlopig deskundigenonderzoek kan dienen om partijen zekerheid te verschaffen over relevante feiten en omstandigheden, maar dat de rechter geen discretionaire bevoegdheid heeft om het verzoek af te wijzen, tenzij er zwaarwichtig bezwaar is.

In deze zaak was het niet in geschil dat het verzoek voldoende concreet was en betrekking had op feiten die met het deskundigenonderzoek bewezen konden worden. Echter, de rechtbank oordeelde dat het verzoek van de Noordhollandsche in strijd was met de goede procesorde, omdat het de eerdere beslissing van de rechtbank in de deelgeschilprocedure doorkruiste. De rechtbank wees het verzoek van de Noordhollandsche af, waarmee de eerdere afspraken en het rapport van de deskundige dr. Kappel in stand bleven.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 221661 / HA RK 11-316
Beschikking van 25 november 2011
in de zaak van
naamloze vennootschap
N.V. NOORDHOLLANDSCHE VAN 1816 SCHADEVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Oudkarspel, gemeente Langedijk,
verzoekster,
advocaat mr. J. van Rhijn te Alkmaar,
tegen
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
advocaat mr. L.T.G. van Engelen te Wageningen.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de mondelinge behandeling van 4 november 2011 waarbij mr. Van Rhijn zijn verzoek heeft toegelicht aan de hand van een pleitnota. Verschenen zijn: mr. Van Rhijn voornoemd, vergezeld van de heer [...] (personenschadebehandelaar bij de Noordhollandsche), mr. Van Engelen voornoemd en mevrouw [verzoekster] voornoemd.
2. Het verzoek
2.1. Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen naar, kort gezegd, de gevolgen van het [verzoekster] op 3 februari 1998 overkomen ongeval, waarbij de IWMD-vraagstelling wordt gehanteerd en tot deskundige wordt benoemd prof. dr. Hovius, dr. Schuurman of dr. Van Nieuwenhoven.
2.2. Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 lid 1 Rv kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskun¬digenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is de proce¬dure te beginnen of voort te zetten. Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te bevelen, mits het daartoe strekkende verzoek terzake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is echter anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede proces¬orde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen, misbruik wordt gemaakt - bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten - of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. (HR 19 december 2003, NJ 2004, 584.)
2.3. Tussen partijen is niet in geschil dat het verzoek terzake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Ter beoordeling ligt dan ook voor of [verzoekster] tegen het verzoek bezwaren heeft aangevoerd zoals hiervoor bedoeld.
2.4. [verzoekster] heeft tegen het verzoek aangevoerd dat de Noordhollandsche daarmee beoogt het gezamenlijke rapport van dr. Kappel terzijde te schuiven, evenals door partijen gemaakte afspraken over de persoon van de deskundige die het vervolgonderzoek zou moeten uitvoeren. Het verzoek zou daarmee in strijd zijn met de goede procesorde dan wel zou sprake zijn van zwaarwichtige redenen die zich daartegen verzetten.
2.5. De rechtbank oordeelt als volgt. Op gezamenlijk verzoek van partijen heeft dr. Kappel op 25 november 2004 gerapporteerd over het letsel dat, zo stelt [verzoekster], zij als gevolg van het haar op 3 februari 1998 overkomen ongeval aan haar hand heeft opgelopen. In een eerder door [verzoekster] aan de rechtbank voorgelegd deelgeschil heeft zij verzocht dat voor recht wordt verklaard dat het rapport van dr. Kappel voor partijen bindend is en als uitgangspunt moet worden genomen bij de beoordeling door een andere deskundige over het letsel aan de hand in de periode daarna. Daarnaast heeft [verzoekster] in de procedure verzocht te verklaren dat een vervolgonderzoek door dr. De Graaf zal worden verricht. Bij beschikking van 25 november 2011 heeft de rechtbank de verzoeken van [verzoekster] in het deelgeschil integraal toewezen.
2.6. Met het onderhavige verzoek beoogt Noordhollandsche een deskundigenonderzoek te laten verrichten door een andere deskundige dan dr. De Graaf en wel naar de ongevalsgevolgen vanaf de datum van het ongeval, derhalve met terzijde stelling van het rapport van dr. Kappel. Dit verzoek doorkruist hetgeen in de beschikking van 25 november 2011 door de rechtbank in de deelgeschilprocedure is beslist. Tegen die achtergrond bestaat tegen het verzoek van de Noordhollandsche een zwaarwichtig bezwaar, zodat het dient te worden afgewezen.
3. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek van de Noordhollandsche af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2011.