RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/1444
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 20 september 2011
[naam], eiseres,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. G.J.A. van Dijk,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 25 maart 2010.
2.1. Bij besluit van 15 december 2009 heeft verweerder aan eiseres de gevraagde woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor aanpassing van de keuken toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) ter hoogte van maximaal € 9.328,53. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2.2. Bij besluit van 18 februari 2010 heeft verweerder, onder intrekking van voornoemd besluit, de gevraagde woonvoorziening aan eiseres toegekend in de vorm van een pgb ter hoogte van maximaal € 9.328,53.
2.3. Ingevolge artikel 6:19 van de Awb wordt het bezwaar van eiseres geacht mede te zijn gericht tegen het nieuwe primaire besluit van 18 februari 2010.
2.4. Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 18 februari 2010 ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
2.5. Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
2.6. Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van
3 november 2010. Eiseres is aldaar verschenen, bijgestaan door mr. Van Dijk, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T. van Maaren, werkzaam bij verweerders gemeente.
2.7. Op 10 november 2010 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en heeft zij een onafhankelijke deskundige benoemd voor het instellen van een onderzoek. De rechtbank heeft op 13 januari 2011 het bouwkundig-ergonomisch adviesbureau Chambers Consultancy benoemd als deskundige. Op 10 maart 2011 heeft de deskundige gerapporteerd. Beide partijen hebben op dit rapport gereageerd en vervolgens toestemming gegeven aan de rechtbank om zonder nadere zitting uitspraak te doen. Op 17 juni 2011 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
3.1. De rechtbank stelt de volgende – voor dit geding van belang zijnde – feiten vast.
3.1.1. Op 11 oktober 2007 heeft eiseres een aanvraag om een woonvoorziening ingediend, bestaande uit een aanpassing van de keuken. Bij besluit van 17 december 2007 heeft verweerder aan eiseres een woonvoorziening in de vorm van een pgb toegekend ter hoogte van € 8.909,90. Bij brief van 24 januari 2008 heeft eiseres hiertegen bezwaar gemaakt. Hangende de beroepszaak met betrekking tot de aanvraag om hulp bij het huishouden ingevolge de Wmo is in oktober 2008 met instemming van partijen besloten om in alle lopende procedures van eiseres, waaronder de beoordeling van de keukenaanpassing, mediation toe te passen. Dit heeft echter niet het gewenste resultaat opgeleverd. Vervolgens heeft eiseres verweerder verzocht alsnog het bedrag dat in het kader van mediation door verweerder was toegezegd aan haar uit te keren en daarbij verweerder om toestemming verzocht om alvast te mogen starten met de aanpassing van de keuken volgens het plan Pronk, zijnde een firma die door eiseres is benaderd voor de aanpassing van de keuken in een hoekopstelling. Verweerder heeft hierop het besluit van 15 december 2009 genomen, waarbij een programma van eisen is gevoegd. Het in dit besluit aan eiseres toegekende pgb is gebaseerd op de offerte van de aannemer Van Baal van 22 oktober 2008.
3.1.2. Eiseres heeft in bezwaar een adviesrapport van 7 september 2009 van ergotherapeut mevrouw S.L. Fekkes overgelegd, waaruit blijkt dat een keuken zonder hoekopstelling, wegens te weinig ruimte aan de huidige muur, niet aan de door mevrouw Fekkes vastgestelde eisen kunnen voldoen. Tevens blijkt uit dit advies dat, gelet op de beperkingen van alle gezinsleden van eiseres, de keukentafel gehandhaafd dient te blijven.
3.1.3. Naar aanleiding van dit adviesrapport heeft nader overleg plaatsgevonden tussen verweerder en de gemachtigde van eiseres en mevrouw Fekkes. Tijdens dit gesprek zijn vijf knelpunten, zoals opgenomen in het adviesrapport van mevrouw Fekkes, naar voren gekomen die eiseres in haar huidige keuken ervaart en die niet in het plan van verweerder zijn opgenomen, maar welke volgens mevrouw Fekkes wel essentieel zijn. Verweerder heeft vervolgens navraag gedaan bij de aannemer Van Baal of deze aanpassingen tot meerkosten zouden leiden, gelet op de oorspronkelijke offerte van 22 oktober 2008. Volgens de aannemer is het in december 2009 ook nog mogelijk voor het in de offerte van 22 oktober 2008 genoemd bedrag de keukenaanpassing in een rechte opstelling te realiseren, waarbij alsnog rekening wordt gehouden met de vijf knelpunten. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder het nieuwe primaire besluit van 18 februari 2010 genomen. Aan dit besluit heeft het ter zitting overgelegde aangepaste programma van eisen ten grondslag gelegen. Dit besluit is bij het bestreden besluit gehandhaafd.
3.2. Aan het bestreden besluit ligt het standpunt van verweerder ten grondslag dat het aan eiseres toegekende bedrag aan pgb is gebaseerd op een in 2008 door aannemer Van Baal uitgebrachte offerte. Daarbij stelt verweerder dat Van Baal te kennen heeft gegeven dat de vereiste aanpassingen ook in 2010 zijn te realiseren voor de in de offerte genoemde prijs. Volgens verweerder is eiseres met een rechte keukenopstelling voldoende gecompenseerd in haar beperkingen.
3.3. Eiseres heeft het bestreden besluit gemotiveerd aangevochten. Op haar stellingen zal hieronder, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
Ten aanzien van de woonvoorziening
3.4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres beperkingen ondervindt bij het normale gebruik van de woning. In geschil is de hoogte van het door verweerder toegekende pgb en het daaraan ten grondslag liggende plan van een rechte keukenopstelling. Eiseres wil het plan van Pronk realiseren, inhoudende een keukenaanpassing in een hoekopstelling.
3.5.1. De rechtbank heeft in hetgeen partijen over en weer hebben gesteld aanleiding gezien het adviesbureau Chambers Consultancy (hierna: de deskundige) als deskundige te benoemen. In de rapportage van 10 maart 2011 komt de bouwkundig-ergonomisch adviseur van de deskundige, L.F.P.J.A. Schapendonk, tot de volgende conclusies. Eiseres heeft forse beperkingen in verband met onder andere reumatoïde artritis, waardoor haar hand-/armfunctie beperkt is. Voorts heeft eiseres een beperkte sta-functie, waardoor zij is aangewezen op een werk-/trippelstoel. Eiseres is niet in staat de pannen tussen de kookbron en het spoelgedeelte te tillen. Korte lijnen tussen het spoelgedeelte, de kookbron en het werkvlak zijn derhalve noodzakelijk. Gelet op de beperkingen van eiseres, de gezinssamenstelling en de indeling van de begane grond van de woning, heeft de deskundige geconcludeerd dat een keukenaanpassing in een hoekopstelling noodzakelijk is. Volgens de deskundige is de door verweerder voorgestane rechte keukenopstelling, waarbij alle elementen op één lijn worden geplaatst, niet mogelijk gezien de totale lengte van 4,10 meter. Het plaatsen van het keukenblok richting het zitgedeelte, als ook het plaatsen van het keukenblok tegenover waar het keukenblok was gesitueerd, zijn volgens de deskundige, gezien de beperkte toegankelijkheid van het zit- eet- en keukengedeelte, geen optie.
3.5.2. De rechtbank is van oordeel dat het door de deskundige verrichte onderzoek volledig en zorgvuldig is. Voorts acht de rechtbank geen aanknopingspunten aanwezig voor het oordeel dat het door de deskundige uitgebrachte advies onjuistheden bevat, dan wel dat de conclusies inhoudelijk onjuist zijn. De stelling van verweerder dat uit de rapportage van de deskundige niet blijkt op grond waarvan de totale keukenlengte van 4,10 meter is gebaseerd, deelt de rechtbank niet. In dit verband verwijst de rechtbank naar het bij de rapportage bijgevoegde schets van 3 maart 2011 (voorstel 2). De rechtbank volgt daarom de conclusie van de deskundige dat voor eiseres een keukenaanpassing in een hoekopstelling noodzakelijk is.
3.6.1. Ten aanzien van de begroting van de bouwkundige aanpassingskosten ten behoeve van de hoekopstelling heeft de rechtbank de deskundige verzocht om deze kosten vast te stellen conform het prijspeil van 1 januari 2010. De deskundige heeft blijkens zijn rapportage deze kosten begroot op € 12.252,88, waarbij een kostenindicatie en een offerte van de firma Pronk zijn gevoegd. Deze begroting is gebaseerd op een door de deskundige vastgesteld bouwkundig-ergonomisch programma van eisen.
3.6.2. In haar reactie op deze begroting heeft eiseres gesteld dat het bedrag van € 12.252,88 vermeerderd dient te worden met een bedrag van in totaal € 1.375, zijnde de kosten van de aangepaste keukenmengkraan ad € 125, de kosten van de vervanging van de vloerbedekking ter hoogte van € 800 en de herstelkosten van stuc- en sauswerk van de lange wand ter hoogte van € 450. Deze meerkosten zijn volgens eiseres ten onrechte in de begroting van de deskundige buiten beschouwing gelaten. Ten aanzien van de kosten van de keukenmengkraan onderschrijft de rechtbank het standpunt van verweerder dat deze in het geval van eiseres aangemerkt kan worden als een algemeen gebruikelijke voorziening, zodat deze niet onder de compensatieplicht valt. De rechtbank stelt verder vast dat het stuc- en sauswerk wel in de kostenindicatie is opgenomen. Voor wat betreft de kosten van de vloerafwerking geldt dat deze door de deskundige buiten beschouwing is gelaten. Nu verweerder in het bestreden besluit op grond van de offerte van aannemer Van Baal wel een bedrag had toegekend van € 360 ziet de rechtbank aanleiding het door de deskundige begrote bedrag met dit bedrag te verhogen.
3.7. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat met het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd dat eiseres met een rechte keukenopstelling, waarvoor een pgb ter hoogte van € 9.328,53 is verstrekt, voldoende is gecompenseerd in haar beperkingen bij het normale gebruik van de woning. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb vernietigen. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, door het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 18 februari 2010 gegrond te verklaren en dat besluit te herroepen in die zin dat verweerder aan eiseres een pgb voor de aanpassing van de keuken verstrekt, waarvan de hoogte, overeenkomstig het bovenstaande, wordt vastgesteld op € 12.612,88.
Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding
3.8. Eiseres heeft voorts aangevoerd schade te hebben geleden als gevolg van de besluitvorming van verweerder. De materiële schadeposten zijn als volgt nader gespecificeerd: € 1500 aan boekhoudkundige kosten, extra kosten voor levensonderhoud en parkeerkosten, € 5000 wegens het mislopen van toeslagen en tegemoetkomingen en kosten voor inkomensderving en omscholing. Voorts heeft eiseres gesteld immateriële schade te hebben geleden ten gevolge van het onrechtmatige optreden van verweerder. Een en ander heeft, aldus eiseres, een grote impact gehad op haar gezondheid en diens gezin.
3.9. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep dient bij het beantwoorden van de vraag of en in welke omvang de schade die een partij lijdt voor vergoeding in aanmerking komt, zoveel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij het civiele schadevergoedingsrecht.
3.10.1. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen staat de onrechtmatigheid van het bestreden besluit alsmede het besluit in primo van 18 februari 2010 vast, zodat verweerder in zoverre schadeplichtig is.
3.10.2. Met betrekking tot de door eiseres gestelde schadeposten is de rechtbank van oordeel dat uitsluitend de schade, bestaande uit de wettelijke rente wegens de vertraagde betaling van de pgb, voor vergoeding in aanmerking komt. Volgens vaste jurisprudentie normeert artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de omvang en de duur van de verplichting tot vergoeding van schade wegens vertraging in de voldoening van de geldsom. De door eiseres gestelde kosten als gevolg van het gemis van de vergoeding voor de keuken worden geacht te zijn geïncorporeerd in deze vergoeding van wettelijke rente. Van de overige door eiseres gestelde schade, te weten kosten van de boekhouding, parkeren, levensonderhoud en inkomensderving, is niet gebleken dat deze een gevolg zijn van het vernietigde besluit.
3.10.3. Voorts is de rechtbank van oordeel dat voor vergoeding van de door eiseres gestelde immateriële schade geen plaats is. Hoewel zeker niet denkbeeldig is dat eiseres zich ernstig gegriefd voelt en dientengevolge een zekere mate van spanning en frustratie heeft ondervonden, bevatten de gedingstukken geen onderbouwing van de gestelde psychische schade en van de gestelde kosten. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding het verzoek om vergoeding van immateriële schade toe te wijzen.
3.11. Gelet op het vorenoverwogene ziet de rechtbank wel aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de schade, bestaande uit de wettelijke rente over de nabetaling van het pgb. Deze rente dient te worden berekend over de niet tijdig betaalbaar gestelde vergoeding (€ 12.612,88 minus € 9.328,53) vanaf de laatste dag van de maand volgende op die waarop de pgb ter hoogte van € 9.328,53 is betaald, tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij geldt dat telkens na afloop van een jaar het bedrag waarover rente wordt berekend dient te worden vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente.
3.12. De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 874 aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
3.13. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
verklaart de bezwaren van eiseres tegen het besluit van 18 februari 2010 gegrond:
herroept dat besluit van 18 februari 2010;
bepaalt dat aan eiseres een pgb voor de aanpassing van de keuken wordt verstrekt, waarvan de hoogte wordt vastgesteld op € 12.612,88;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
wijst het verzoek om schadevergoeding toe en veroordeelt verweerder tot betaling van de wettelijke rente aan eiseres, een en ander zoals in deze uitspraak is overwogen;
veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 874;
bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 41 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzitter, en mr. H.J. Klein Egelink en mr. J.J.W.P. van Gastel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Azmi, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2011.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 20 september 2011