ECLI:NL:RBARN:2011:BT1967

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/702951-10 en 05/702654-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter en rechter-commissaris in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 12 september 2011 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen de rechters mr. J.B.J. Driessen en mr. E. de Boer. Het wrakingsverzoek was ingediend omdat de verzoeker meende dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tegen mr. De Boer, omdat dit verzoek te laat was ingediend zonder dat bijzondere omstandigheden waren aangetoond. De rechtbank stelde vast dat de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven voor het wrakingsverzoek aan de verzoeker bekend waren geworden na de terechtzitting van 18 januari 2011, maar dat hij pas op 18 augustus 2011 zijn verzoek indiende.

Met betrekking tot het wrakingsverzoek tegen mr. Driessen oordeelde de rechtbank dat de door deze rechter-commissaris genomen beslissingen inhoudelijke beslissingen waren, waaruit geen schijn van partijdigheid kon worden afgeleid. De verzoeker had aangevoerd dat hij geen eerlijke procedure kreeg en dat hem een advocaat van zijn keuze werd onthouden. De rechtbank oordeelde echter dat de door mr. Driessen genomen beslissingen niet in strijd waren met de vereisten van onpartijdigheid. De rechtbank wees het wrakingsverzoek tegen mr. Driessen af, omdat de verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van feiten of omstandigheden die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar zouden kunnen brengen. De beschikking werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
parketnummers: 05/702951-10 en 05/702654-10
registratienummers: 11/771 en 11/772
Beschikking van 12 september 2011
inzake
[verzoeker],
wonende te Wolfheze
verzoeker tot wraking,
en
mr. J.B.J. Driessen,
in zijn hoedanigheid van rechter-commissaris in de strafzaak tegen [verzoeker] (parketnummer 05/702951-10, registratienummer 11/771)
alsmede
mr. E. de Boer,
in haar hoedanigheid als rechter in de strafzaken tegen [verzoeker] (parketnummers 05/702951-10 en 05/702654-10, registratienummer 11/772)
1. De procedure
1.1. Bij schrijven van 18 augustus 2011 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mrs. Driessen en De Boer.
1.2. Bij schrijven van 2 september 2011 heeft mr. Driessen aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft hij zijn zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.3 Bij schrijven van 6 september 2011 heeft mr. De Boer aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft zij haar zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.4 Op 12 september 2011 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoeker is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Mrs. Driessen en De Boer hebben in hun hiervoor aangehaalde reacties te kennen gegeven geen prijs te stellen om te worden gehoord en aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling.
2. De feiten
2.1 Bij brief van 25 november 2010 heeft verzoeker tot wraking aan mr. Driessen in de zaak met parketnummer 01/702951-10 verzocht drie getuigen te horen. Dit verzoek is toegestaan. Wegens ziekte van de toenmalige raadsman en omdat deze zich vervolgens heeft onttrokken, heeft het horen van de getuigen niet plaatsgevonden voor het onderzoek op de op 18 maart 2011 gehouden terechtzitting. Ter terechtzitting heeft de politierechter het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst en bepaald dat het dossier ten behoeve van het getuigenverhoor in handen wordt gesteld van de rechter-commissaris, bij gelegenheid waarvan opnieuw een raadsman aan verzoeker zal worden toegevoegd.
3. Het wrakingsverzoek en de verweren
3.1 Verzoeker stelt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade heeft geleden. Hij voert daartoe aan dat hij van mrs. Driessen en De Boer geen eerlijke procedure krijgt, omdat hem een advocaat van zijn vrije keuze wordt onthouden. Zij hebben volgens verzoeker geweigerd informatie te verstrekken over de mogelijkheid van hoger beroep en het recht op een advocaat naar vrije keuze. Verder hebben mrs. Driessen en De Boer geweigerd de incompleetheid van het dossier vast te stellen en het dossier teruggezonden aan de officier van justitie. Voorts hebben zij geweigerd onderzoek te doen naar het ten onrechte opgelegde “sepot 2”, dat volgens hem uit het strafregister dient te worden verwijderd en weigeren zij kopieën te verstrekken van de foto’s en videobeelden die volgens verzoeker in het dossier behoren te zitten. Verzoeker stelt tenslotte dat mr. Driessen heeft geweigerd vast te stellen dat het om een civielrechtelijk en bestuursrechtelijk geschil gaat en dat hij heeft geweigerd getuigen te horen die ten gunste van verzoeker kunnen verklaren en voor de aangevers belastend. Verzoeker bestrijdt dat hij met het niet-horen van deze getuigen zou hebben ingestemd.
3.2 Mrs. Driessen en De Boer hebben verweer gevoerd op voor zover nodig hierna te noemen gronden.
4. Wettelijk kader
4.1 Gelet op artikel 512 Sv dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
5. Beoordeling
5.1 Allereerst wordt de vraag beantwoord of verzoeker in zijn wrakingsverzoek jegens mr. De Boer ontvankelijk is.
5.2 Op grond van artikel 513, eerste lid, Sv wordt het verzoek tot wraking gedaan zodra de feiten of omstandigheden die tot het verzoek aanleiding geven aan de verzoeker bekend zijn geworden. Een later ingediend verzoek kan niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank stelt vast dat de terechtzitting op 18 januari 2011 heeft plaatsgevonden en dat verzoeker zijn verzoek eerst op 18 augustus 2011 heeft ingediend zonder dat gebleken is van bijzondere omstandigheden die deze late indiening rechtvaardigen. Verzoeker heeft het verzoek kennelijk niet gedaan zodra de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het wrakingsverzoek aan hem bekend zijn geworden. Gelet hierop zal de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in het wrakingsverzoek dat is ingediend tegen mr. De Boer.
5.3 Met betrekking tot de vraag of terzake van het wrakingsverzoek tegen mr. Driessen sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, overweegt de rechtbank als volgt.
5.4 Mr. Driessen heeft bij beschikking van 2 maart 2011 met toepassing van artikel 187a Sv ambtshalve de toevoeging gelast van mr. J.A. Schadd als advocaat. Deze heeft de rechter-commissaris geïnformeerd dat hij zich niet voldoende geëquipeerd achtte om het getuigenverhoor op een deugdelijke wijze voor zijn cliënt waar te nemen en de rechter-commissaris verzocht de geplande verhoren op 17 augustus 2011 uit te stellen en een nieuwe raadsman aan verdachte toe te wijzen. Bij beschikking van 15 december 2010 had mr. Driessen ambtshalve de toevoeging gelast van mr. J.F. Schouwenaar. Deze heeft zich teruggetrokken, waarna de rechter-commissaris de geplande getuigenverhoren heeft geannuleerd. Voor zover verzoeker zich op het standpunt heeft gesteld dat hij in persoon de getuigenverhoren wil bijwonen, acht de rechter-commissaris dit gelet op artikel 186a, tweede lid, Sv niet wenselijk in het belang van het onderzoek. Gelet op het voorgaande heeft de rechter-commissaris vastgesteld niet te kunnen voldoen aan het gestelde in artikel 187a Sv in verbinding met artikel 186a Sv en heeft de rechter-commissaris besloten het onderzoek te sluiten.
5.5 Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door mr. Driessen genomen beslissingen waarop het wrakingsverzoek ziet, inhoudelijke beslissingen van de rechter-commissaris, waaruit zonder dat zich nadere omstandigheden voordoen, die niet zijn gesteld of gebleken, geen schijn van partijdigheid kan worden afgeleid. Voor zover verzoeker heeft gesteld dat mr. Driessen heeft geweigerd vast te stellen dat het om een civielrechtelijk en bestuursrechtelijk geschil gaat, is dit niet relevant omdat een dergelijke beslissing niet tot de bevoegdheid van de rechter-commissaris behoort. Datzelfde geldt voor het verwijt van het niet informeren over de mogelijkheid van hoger beroep, het recht op een advocaat naar vrije keuze en het instellen van een onderzoek naar de vermelding van "sepot 2" in de strafdocumentatie. Dat de gevolgen van de door mr. Driessen genomen beslissingen door verzoeker als nadelig worden ervaren, betekent nog niet dat de rechterlijke onpartijdigheid schade heeft geleden.
Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek tegen mr. Driessen zal worden afgewezen.
6. De beslissing
De rechtbank:
I. verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking tegen mr. De Boer (registratienummer 11/772)
II. wijst het verzoek tot wraking tegen mr. Driessen af (registratienummer 11/771).
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.A. den Tonkelaar, voorzitter, mrs. F.J.H. Hovens en
L.B.M. Klein Tank in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.W. Bolzoni en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2011.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.