zaaknummer / rolnummer: 209066 / HA ZA 10-2456
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. L.G.U. Compri te Nijmegen.
Partijen zullen hierna Liander en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 maart 2011,
- het proces-verbaal van comparitie van 27 mei 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen Liander als netbeheerder in de zin van de Elektriciteitswet 1998 en [gedaagde] als afnemer bestaat per 12 december 2001 een overeenkomst inzake de verzorging en het onderhoud van (een aansluiting op) het elektriciteitsnet, het transport van elektriciteit en het verstrekken van meetgegevens met betrekking tot het adres [adres].
2.2. Op de overeenkomst tussen partijen zijn de algemene voorwaarden van toepassing zoals deze door Liander gehanteerd worden.
2.3. Op 31 maart 2010 is een hennepkwekerij aangetroffen in het pand aan [adres]. Uit onderzoek van een fraudespecialist is naar voren gekomen dat er energiefraude heeft plaatsgevonden op het bewuste adres te Nijmegen. Gebleken is dat de zegels van de aansluiting waren verbroken en dat een illegale aansluiting was gemaakt, waardoor buiten de meetinrichting om energie is verbruikt. Van de bevindingen ter plaatse heeft de fraudespecialist een frauderapport opgesteld.
2.4. In het frauderapport d.d. 31 maart 2010 is ondermeer het volgende opgenomen:
Eerdere oogsten: in overleg met (naam politieambtenaar) [betrokkene1] zijn wij tot de slotsom gekomen dat hier vermoedelijk tenminste…3 keer eerder is geoogst. Dit is gebaseerd op:…vervuiling filterdoeken alg en kalkaanslag waterton en grondzeil.
2.5. Liander heeft direct het transport van elektriciteit naar dit adres onderbroken en de elektriciteitsmeter daar weggehaald.
2.6. Namens Liander is aangifte gedaan bij het regionale korps van de politie in Nijmegen. In de aangifte d.d. 15 april 2010 is ondermeer het volgende opgenomen:
Door de heer [betrokkene1] is in samenwerking met de fraudespecialist een registratie gemaakt van de in de hennepplantage aangetroffen apparatuur en het door de fraudespecialist geconstateerde vermogen hiervan (…) Uit het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in bovengenoemd perceel in ieder geval in de periode van juli 2009 tot 31 maart 2010. Dit betekent dat er in deze periode vermoedelijk sprake is geweest van drie eerdere oogsten. De aangetroffen teelt was tenminste zeven weken oud. Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 53.616 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepplantage.
2.7. Op basis van het voorgaande heeft Liander [gedaagde] bij brief van 17 april 2010 in gebreke gesteld en gesommeerd het in verband met de illegaal afgenomen elektriciteit op grond van de transportovereenkomst verschuldigde bedrag binnen 14 dagen aan Liander te voldoen. [gedaagde] heeft geen gehoor gegeven aan deze sommatie en is niet tot betaling overgegaan.
3. Het geschil
3.1. Liander vordert, na vermindering van eis ter comparitie, waarbij zij de BTW heeft laten vallen, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 13.415,11, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts heeft Liander gevorderd dat de rechtbank [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis en (voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede met veroordeling van gedaagde in de nakosten ad € 131,- dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, ad € 199,-.
3.2. Aan deze eis heeft Liander primair ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de met Liander gesloten overeenkomst, doordat, kort gezegd, de elektriciteitsmeter aan [adres] zo is gemanipuleerd dat de hoeveelheid naar dit adres getransporteerde elektriciteit niet (juist) kon worden vastgesteld. In dit verband heeft Liander meerdere bepalingen uit haar algemene voorwaarden en de Netcode opgesomd die door [gedaagde] niet zijn nageleefd. Op basis van de overeenkomst en meer in het bijzonder op grond van artikel 4 lid 7 van de algemene voorwaarden, is [gedaagde] gehouden de door Liander geschatte hoeveelheid energie die buiten de meter om is afgenomen (in dit geval: circa 53.616 kWh) te betalen, evenals de transportkosten en de overige schadeposten, aldus Liander. Voor zover deze vordering niet bij wijze van nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst kan worden toegewezen vordert zij subsidiair hetzelfde bedrag als schadevergoeding ten gevolge van de genoemde tekortkoming. Meer subsidiair heeft Liander haar vordering gegrond op de stelling dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en uit dien hoofde de schade dient te vergoeden.
3.3. [gedaagde] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde] erkent dat tussen hem en Liander een overeenkomst met betrekking tot het transport van elektriciteit tot stand is gekomen voor het adres [adres], dat op die overeenkomst de algemene voorwaarden van Liander van toepassing zijn, dat op dat adres een hennepkwekerij heeft bestaan en ook dat ten behoeve daarvan de meetinrichting van Liander is gemanipuleerd.
4.2. [gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat niet hij, maar degenen aan wie hij zijn huis heeft onderverhuurd tijdens zijn verblijf in het buitenland, de meter hebben gemanipuleerd en de illegaal afgetapte stroom hebben verbruikt. [gedaagde] betwist aansprakelijk te zijn voor het manipuleren van de energiemeter. [gedaagde] had er geen weet van dat de meter gemanipuleerd werd en kon daarvan dus ook geen mededeling doen aan Liander. [gedaagde] betwist voorts dat hij zijn contractuele zorgplicht jegens Liander geschonden heeft. Het was voor [gedaagde] immers niet te verwachten dat misbruik gemaakt zou worden van het onderhuurrecht.
4.3. Op [gedaagde], de contractspartij van Liander, rust de verplichting te zorgen voor en toe te zien op correct gebruik van de aansluiting en de meetinrichting. Dat vloeit niet alleen voort uit de algemene voorwaarden van Liander, maar ook uit de aard van de contractuele verhouding tussen de partijen. De aansluiting en de meetinrichting bevinden zich in beginsel in de macht van [gedaagde], de contractspartij van Liander. Aan de zorgplicht van [gedaagde] doet niet af dat hij de woonruimte van het aansluitadres aan een derde ter beschikking heeft gesteld. Daarop heeft Liander immers geen invloed. De gevolgen van deze keuze van [gedaagde] komen naar de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van [gedaagde]. Van overmacht in de zin van art. 6:75 BW is geen sprake. [gedaagde] had zijn aansprakelijkheid jegens Liander voor de gevolgen van het onrechtmatig handelen van de persoon aan wie hij zijn woning tijdelijk ter beschikking stelde kunnen voorkomen door deze op eigen naam contracten met een stroomleverancier en Liander te laten sluiten. Dit verweer van [gedaagde] wordt dan ook verworpen.
4.4. Op grond van het voorgaande staat vast dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn zorgplicht uit hoofde van de met Liander gesloten overeenkomst. Op grond daarvan is Liander gerechtigd nakoming te vorderen van de eveneens door de overeenkomst c.q. in de algemene voorwaarden geregelde gevolgen van de tekortkoming.
4.5. [gedaagde] heeft voorts de omvang van de vordering betwist. [gedaagde] heeft aangevoerd dat bepaalde onderdelen van de installatie niet bevuild waren en dat het daarom aannemelijk is dat er slechts sprake zou zijn geweest van 1 oogst. Daarnaast stelt [gedaagde] dat Liander onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de fraude al vanaf juli 2009 plaatshad en dat de apparatuur sinds juli 2009, 12 uur per dag in bedrijf is geweest. Ook merkt [gedaagde] op dat er mogelijk gewerkt is met tweedehands assimilatielampen, hetgeen vaker gebeurt in hennepkwekerijen.
4.6. Liander vordert vergoeding van de kosten van het illegale verbruik en de daarmee samenhangende kosten. Liander gaat er bij de berekening van het verbruik vanuit dat in de betreffende hennepkwekerij drie eerdere oogsten hebben plaatsgevonden. De aangetroffen planten waren ongeveer zeven weken oud, hetgeen [gedaagde] op zichzelf niet heeft betwist. Liander gaat er vanuit dat de hennepkwekerij in het pand aan [adres] in elk geval was ingericht in de periode van juli 2009 tot 31 maart 2010. Liander onderbouwt haar inschatting van het aantal oogsten onder andere met de mate van vervuiling van de filterdoeken, de aangetroffen alg, de kalkaanslag en de aangetroffen hennep op de grond. Voorts heeft Liander in samenwerking met de politie een inventarisatie gemaakt van de in de hennepplantage aangetroffen apparatuur en het vermogen hiervan. Ter comparitie heeft Liander nog een vergroting van foto 6, productie 4, in het geding gebracht. Op de foto is een koolstoffilter te zien. De onderzoekers hebben de kettingen waarmee het filter was opgehangen opzij geschoven, waarna een witte streep zichtbaar werd op de plek waar de kettingen zaten. De kleur van het filter is verder donker en dit wijst op een ernstige vervuiling en langdurig gebruik.
4.7. De rechtbank is voorshands van oordeel dat Liander met het frauderapport op zichzelf voldoende heeft aangetoond dat de kwekerij circa 53.616 kWh heeft verbruikt en dat er drie eerdere oogsten hebben plaatsgevonden.
Aan de enkele opmerking van [gedaagde] dat er mogelijk gewerkt is met tweedehands assimilatielampen wordt voorbijgegaan, nu deze opmerking als onvoldoende concrete betwisting van het aantal kweken heeft te gelden. Liander baseert het aantal kweken immers op een reeks van aangetroffen indicatoren in het pand aan [adres], waarvan Liander ook foto’s heeft overgelegd ter comparitie.
Het is vaste rechtspraak dat het feit dat het daadwerkelijke verbruik niet meer met zekerheid is vast te stellen, voor rekening en risico komt van degene die verantwoordelijk kan worden gehouden voor het illegale verbruik, in dit geval [gedaagde] (Hof Leeuwarden, 04 april 2007, LJN: BA2716).
4.8. [gedaagde] zal evenwel in de gelegenheid gesteld worden om tegenbewijs te leveren.
4.9. Indien [gedaagde] faalt in het tegenbewijs, ligt de vordering als overigens niet betwist voor toewijzing gereed. Indien [gedaagde] daarentegen slaagt in het tegenbewijs, moet worden uitgegaan van de illegale afname van elektriciteit gedurende zeven weken voor slechts 1 kweek en zoveel minder voorafgaande oogsten als [gedaagde] zal weten te bewijzen. Liander zal aansluitend aan de getuigenverhoren in de gelegenheid worden gesteld aan te geven wat haar vordering in dat geval bedraagt.
4.10. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. laat [gedaagde] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het vooralsnog geleverde bewijs dat ten behoeve van de hennepkwekerij in de woning aan [adres] in de periode van juni 2009 tot 31 maart 2010 drie voltooide oogsten hebben plaatsgevonden en circa 53.616 kWh illegale stroom is afgetapt,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 20 juli 2011 voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat [gedaagde], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat [gedaagde], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen in de maanden augustus tot en met oktober 2011 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. N.W. Huijgen in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2011.