zaaknummer / rolnummer: 206419 / HA ZA 10-1969
de burgerlijke maatschap
VAN DER STAP NOTARISSEN,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. Ph. Ekering te Rotterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE LEEUW HOLDING B.V.,
gevestigd te Bemmel, gemeente Lingewaard,
gedaagde,
advocaat mr. P.J. Willard te Nijmegen.
Partijen zullen hierna van der Stap Notarissenen de Leeuw Holding B.V. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 december 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 1 april 2011;
- de akte na comparitie tevens houdende akte overlegging productie’s van Van der Stap;
- de akte na comparitie van de Leeuw Holding B.V.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op of omstreeks september 2008 heeft De Leeuw Holding aan Deloitte opdracht gegeven tot een herstructurering van haar bedrijfsvoering.
2.2. In de periode 9 oktober 2008 tot en met 31 december 2008 heeft Van der Stap diverse notariële werkzaamheden verricht in het kader van de herstructurering van De Leeuw Holding waaronder de oprichting van een dochtervennootschap: Van Brakel & De Leeuw Scheepvaart B.V..
2.3. Op 10 november 2008 heeft Van der Stap hiertoe een e-mail met een opdrachtbevestiging verzonden aan de heer [betrokkene1], werkzaam bij Deloitte. In de e-mail is ondermeer het volgende opgenomen.
Met referte aan onze bespreking van vrijdag 7 november jl., zet ik hieronder uiteen op welke wijze Van der Stap Notarissen de heren Van Brakel en De Leeuw van dienst zal zijn bij:
i) de oprichting van Van Brakel De Leeuw Scheepvaart B.V. (de ‘Vennootschap’);
ii) de inbreng van de door De Leeuw Holding B.V. gehouden aandelen in het kapitaal van SVO L.W. de Leeuw B.V., Donjon B.V., Bonova Shipping B.B. en Iris Shipping B.V. op de aandelen in het kapitaal van de Vennootschap; en
iii) het aangaan van een aandeelhoudersovereenkomst tussen Van Brakel Holding B.V. en De Leeuw Holding B.V.
(…) Zodra het totaal van de door ons aan het dossier bestede tijd uitkomt op voormeld geschat honorarium, zullen wij dit aan je meedelen en onze werkzaamheden in het dossier in principe beëindigen, tenzij je ons alsdan opdracht geeft om onze werkzaamheden voort te zetten.
(…) Zoals gebruikelijk in de zakelijke dienstverlening hanteert onze maatschap “Algemene Voorwaarden”, die van toepassing zijn op onze dienstverlening. Een exemplaar daarvan gaat hierbij. Indien in dit bericht van die voorwaarden wordt afgeweken, prevaleert het bepaalde in dit bericht.
(…) Vriendelijk verzoek ik je voor zowel De Leeuw Holding B.V. als Van Brakel Holding B.V. de vragenlijsten C volledig in te (laten) vullen en te voorzien dan de daarin gevraagde bijlagen.
(…) Mocht je nog vragen en/of opmerkingen hebben, dan verneem ik deze graag van je.
2.4. Van der Stap heeft voor de werkzaamheden aan Van Brakel & De Leeuw Scheepvaart B.V. een tweetal facturen verzonden.
2.5. Omdat de betaling van de facturen uitbleef, heeft van der Stap Notarissen diverse sommaties gezonden gedateerd op 30 juni 2009, 25 augustus 2009 en 5 november 2009.
2.6. De Leeuw Holding heeft op 9 november 2009 een e-mail gezonden aan Van der Stap met de opmerking dat De Leeuw Holding de kosten voor de herstructurering met Deloitte heeft afgekaart en dat zij geen factuur van derden verwachtte.
2.7. Per e-mail d.d. 19 november 2009 heeft Van der Stap aan De Leeuw Holding laten weten dat haar kosten niet bij de tussen De Leeuw Holding en Deloitte besproken kosten waren inbegrepen.
2.8. Van der Stap heeft de vordering vervolgens uit handen gegeven aan Direct Incasso. Direct Incasso heeft per brief d.d. 29 april 2010 Van Brakel & De Leeuw Scheepvaart B.V. gesommeerd tot betaling over te gaan.
3. Het geschil
3.1. Van der Stap Notarissen vordert, dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, De Leeuw Holding zal veroordelen om te voldoen het bedrag van € 11.596,54 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over het bedrag ad € 9.650,04 vanaf 10 september 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van De Leeuw Holding in de kosten van het geding, alsmede dat de rechtbank zal bepalen dat De Leeuw Holding de wettelijke rente over genoemde proceskostenveroordeling verschuldigd zal zijn indien deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan Van der Stap zijn voldaan, alsmede dat de rechtbank De Leeuw Holding zal veroordelen in de nakosten ad €131,- dan wel, indien gedaagde nalatig blijft om aan de inhoud van het vonnis te voldoen en door Van der Stap tot betekening overgegaan dient te worden €199,-.
3.2. Van der Stap legt aan deze vordering ten grondslag dat zij zich beroept op de nakoming van de overeenkomst van opdracht, zoals gesloten met De Leeuw Holding.
3.3. De Leeuw Holding voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen zijn het er over eens dat noch De Leeuw Holding, noch Van Brakel & De Leeuw Scheepvaart B.V. rechtstreeks opdracht hebben gegeven aan Van der Stap tot het verrichten van notariële werkzaamheden in het kader van de herstructurering van haar bedrijfsvoering. Op de comparitie heeft Van der Stap verklaard dat de opdracht door Deloitte, in de persoon van [betrokkene1], namens De Leeuw Holding aan haar is gegeven, derhalve als vertegenwoordiger van De Leeuw Holding. Van der Stap verwijst in dat verband naar de door haar als productie 13 overgelegde e-mail van haar (in de persoon van [betrokkene 2]n) aan [betrokkene1] van Deloitte van 10 november 2008. Dat impliceert dat in haar visie niet Deloitte, maar De Leeuw Holding de contractspartij van Van der Stap is geworden, en in die zin begrijpt de rechtbank dan ook het gestelde in de akte na comparitie van Van der Stap sub 3. De Leeuw Holding betwist echter dat Deloitte namens haar is opgetreden bij het verstrekken van de opdracht aan Van der Stap. Volgens haar is het zo, dat zij de onder 2.1. vermelde opdracht tegen een fixed price aan Deloitte heeft verstrekt en dat in die fixed price alle werkzaamheden in het kader van de herstructurering zaten, derhalve ook de notariële werkzaamheden, en dat Deloitte op haar beurt (naar de rechtbank begrijpt) vervolgens in eigen naam opdracht aan Van der Stap heeft gegeven tot het verrichten van de notariële werkzaamheden. Dat betekent dat volgens beide partijen de opdracht aan Van der Stap door Deloitte is gegeven (hetgeen ook steun vindt in de onder 2.3. geciteerde e-mail van Van der Stap aan Deloitte van 10 november 2008) en dat het geschil zich in eerste instantie toespitst op de vraag of Deloitte daarbij handelde in eigen naam dan wel (mede) namens De Leeuw Holding.
4.2. Het antwoord op de vraag of Deloitte jegens Van der Stap bij het sluiten van de overeenkomst van opdracht tot het verrichten van notariële werkzaamheden in eigen naam – dat wil zeggen als wederpartij van Van der Stap – is opgetreden dan wel (mede) als vertegenwoordiger van een derde (De Leeuw Holding), hangt af van hetgeen Deloitte en Van der Stap daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de aard van de desbetreffende overeenkomst en hetgeen ten aanzien van overeenkomsten als de onderhavige in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is.
4.3. Nu Van der Stap stelt dat Deloitte haar namens De Leeuw Holding de opdracht heeft gegeven en zij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept (namelijk dat tussen Van der Stap en De Leeuw Holding een overeenkomst van opdracht is tot stand gekomen) en De Leeuw zulks gemotiveerd heeft betwist volgt uit de hoofdregel van artikel 150 Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) dat Van der Stap haar stelling zal moeten bewijzen.
4.4. In de e-mail d.d. 10 november 2008, overgelegd door Van der Stap als productie 13 is de volgende zinsnede opgenomen: ‘Met referte aan onze bespreking van vrijdag 7 november jl., zet ik hieronder uiteen op welke wijze Van der Stap Notarissen de heren Van Brakel en De Leeuw van dienst zal zijn (…)’ Uit deze zinsnede zou kunnen worden afgeleid dat Van der Stap uit de mondeling met Deloitte gesloten overeenkomst heeft opgemaakt dat zij werkzaamheden zou gaan verrichten voor De Leeuw Holding. Van der Stap heeft in dezelfde e-mail ook geschreven: ‘Ik zal de declaratie voor onze werkzaamheden aan de Vennootschap zenden zodra de werkzaamheden zijn afgerond.’ Ook deze zinsnede zou kunnen bijdragen aan de juistheid van de stelling dat Van der Stap uit de verklaringen en gedragingen van Deloitte heeft afgeleid dat Deloitte optrad namens De Leeuw Holding bij het verstrekken van de opdracht.
In de betreffende e-mail zijn daarentegen ook passages opgenomen waaruit afgeleid zou kunnen worden dat Deloitte, óók volgens Van der Stap, in eigen naam een overeenkomst gesloten heeft met Van der Stap: ‘Zodra het totaal van de door ons aan het dossier bestede tijd uitkomt op voormeld geschat honorarium, zullen wij dit aan je meedelen en onze werkzaamheden in het dossier in principe beëindigen , tenzij je ons alsdan opdracht geeft om onze werkzaamheden voort te zetten’. En: ‘Zoals gebruikelijk in de zakelijke dienstverlening hanteert onze maatschap “Algemene Voorwaarden”, die van toepassing zijn op onze dienstverlening. Een exemplaar daarvan gaat hierbij. Indien in dit bericht van die voorwaarden wordt afgeweken, prevaleert het bepaalde in dit bericht’.
4.5. Met die e-mail is het bewijs dus nog niet geleverd. Van der Stap zal in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs van haar stelling te leveren.
4.6. Indien Van der Stap er in slaagt te bewijzen dat Deloitte in naam van De Leeuw Holding de overeenkomst gesloten heeft, zal vervolgens de door De Leeuw opgeworpen vraag beantwoord moeten worden of Deloitte bevoegd was om een dergelijke overeenkomst aan te gaan. De Leeuw Holding heeft immers betwist dat Deloitte bevoegd was in haar naam de overeenkomst met Van der Stap te sluiten. Uit de hoofdregel van artikel 150 Rv volgt dat De Leeuw Holding dient te bewijzen dat Deloitte daartoe niet bevoegd was nu daaruit volgt dat zij, indien zij in dit bewijs slaagt, in beginsel niet gebonden is aan een onbevoegd door Deloitte namens haar gegeven opdracht. De rechtbank zal De Leeuw Holding voor het geval dat Van der Stap in haar bewijsopdracht slaagt, het bewijs opdragen van haar stelling dat Deloitte onbevoegd was haar te vertegenwoordigen. Om proceseconomische redenen zal De Leeuw Holding dit bewijs reeds nu worden opgedragen.
4.7. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
4.8. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt van der Stap Notarissen op te bewijzen dat Deloitte haar namens De Leeuw Holding opdracht heeft gegeven tot het verrichten van de notariële werkzaamheden, zoals onder 2.2. genoemd,
5.2. draagt de Leeuw Holding B.V.op te bewijzen dat Deloitte niet bevoegd was aan Van der Stap opdracht te verstrekken tot het verrichten van de notariële werkzaamheden, zoals onder 2.2. genoemd,
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 13 juli 2011 voor uitlating door van der Stap Notarissen en door De Leeuw Holding of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.4. bepaalt dat Van der Stap en De Leeuw Holding, indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.5. bepaalt dat van der Stap Notarissenen De Leeuw Holding, indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de maandagen in de maanden september en oktober 2011 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald,
5.6. bepaalt dat de getuigenverhoren zullen plaatsvinden op de terechtzitting van mr. R.A van der Pol in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.7. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.8. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A van der Pol en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2011.