ECLI:NL:RBARN:2011:BR1076

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
208546
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen begrotingsbeschikking op basis van de Wet tarieven in burgerlijke zaken

In deze zaak heeft G.S. Verzekeringen B.V. verzet aangetekend tegen een begrotingsbeschikking van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten. De Raad had op 4 januari 2010 een declaratie van de advocaat begroot op een bedrag van € 10.289,27, gebaseerd op een basisuurtarief van fl. 310,-- en een factor 1,5 vanwege de spoedeisendheid van de werkzaamheden. G.S. Verzekeringen B.V. betwistte de juistheid van deze begroting en stelde dat de Raad de verkeerde maatstaf had aangelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Raad deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij tot deze begroting is gekomen en dat de bezwaren van G.S. Verzekeringen B.V. niet gegrond zijn. De rechtbank oordeelde dat de Raad de relevante omstandigheden in acht heeft genomen en dat het achterwege laten van een opdrachtbevestiging door de advocaat niet in de weg staat aan de vaststelling van het tarief. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en veroordeelde G.S. Verzekeringen B.V. in de proceskosten, die zijn begroot op € 904,--. Dit vonnis is uitgesproken op 22 juni 2011.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 208546 / HA ZA 10-2356
Vonnis van 22 juni 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G.S. VERZEKERINGEN B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres,
advocaat mr. P-P.F. Tummers te Nijmegen,
tegen
de maatschap naar burgerlijk recht
[gedaagde] ADVOCATEN,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. I. van Bekkum te Nijmegen.
Partijen zullen hierna G.S. Verzekeringen B.V. en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 februari 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 10 juni 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten, het geschil en de beoordeling ervan
2.1. Op verzoek van [gedaagde] heeft de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Arnhem (hierna: de Raad) bij beslissing van 4 januari 2010 een declaratie van [advocaat]e (hierna: [advocaat]) begroot op een bedrag van fl. 22.674,56 (€ 10.289,27).
2.2. De declaratie houdt verband met door [advocaat] begin 1998 verleende rechtsbijstand, in verband waarmee door G.S. Verzekeringen B.V. een voorschotnota van 9 februari 1998 ad fl. 23.500,-- (€ 10.663,84) is voldaan. Hangende een civielrechtelijke procedure tussen G.S. Verzekeringen B.V. en [gedaagde] over de betaling van facturen in verband met in andere kwesties door [advocaat 2] verleende rechtsbijstand, is geconstateerd dat ter zake van de werkzaamheden waarop genoemd voorschot zag, nimmer een specificatie is toegezonden. Bij brief van 9 juni 2008 heeft [advocaat] die specificatie alsnog gegeven, maar deze werd door G.S. Verzekeringen B.V. niet geaccepteerd.
2.3. Nadat bleek dat G.S. Verzekeringen B.V. zich evenmin wenste te conformeren aan de begrotingsbeslissing van de Raad, heeft [gedaagde] op de voet van de art. 33 lid 1 en art. 39 Wet tarieven in burgerlijke zaken de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht de declaratie nader vast te stellen op het door de Raad begrote bedrag en de tenuitvoerlegging daarvan te bevelen. Bij beschikking van 13 september 2010 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek toegewezen.
2.4. Bij dagvaarding van 12 oktober 2010 is G.S. Verzekeringen B.V. op de voet van art. 40 lid 1 WTBZ van deze beschikking in verzet gekomen. Zij heeft de vernietiging van die beschikking gevorderd, alsmede de afwijzing, alsnog, van het verzoek van [gedaagde]. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het verzet.
2.5. Voorop gesteld wordt dat in een begrotingsprocedure als de onderhavige slechts ruimte bestaat voor debat over de vraag op welk honorarium de advocaat, gelet op de door hem verrichte werkzaamheden, in de gegeven omstandigheden aanspraak kan doen gelden. In de verzetprocedure krijgt degene tegen wie een bevelschrift tot betaling van de door de voorzieningenrechter nader vastgestelde declaratie is gegeven de gelegenheid zijn bezwaren tegen de begroting in volle omvang te doen beoordelen door de rechter (HR 26 februari 1988, NJ 1988, 506). Wel bepaalt art. 40 lid 2 WTBZ dat het verzet ‘als eene summiere zaak’ wordt afgedaan.
2.6. Aan haar verzet heeft G.S. Verzekeringen B.V. allereerst ten grondslag gelegd dat de Raad en, in het verlengde hiervan, de voorzieningenrechter de verkeerde maatstaf hebben aangelegd bij het (nader) vaststellen van de declaratie, die eerst ruim tien jaren na de werkzaamheden is gespecificeerd. Zij meent dat het basisuurtarief van fl. 310,-- en de factor 1,5 niet voor juist hadden kunnen worden gehouden. In het bijzonder acht zij het onjuist dat het achterwege laten van een opdrachtbevestiging met het afgesproken uurtarief en een deugdelijke urenverantwoording niet voor rekening en risico van [advocaat] is gelaten. Hierdoor is er immers een grijs gebied ontstaan, aldus G.S. Verzekeringen B.V. G.S. Verzekeringen B.V. beklaagt zich er ook over dat door [advocaat] in zijn brief van 9 juni 2008 ook werkzaamheden zijn opgenoemd die vallen buiten de reikwijdte van de onderhavige declaratie (volgens de brief van [advocaat] van 2 juni 2009: het kort geding in eerste aanleg). Zij meent dat daardoor werkzaamheden door de Raad in de begroting zijn meegenomen die daarin niet thuishoren. Overigens stelt zij dat met [advocaat] een basisuurtarief van fl. 170,-- is overeengekomen en dat op basis van het resultaat eventueel later meer in rekening zou worden gebracht.
2.7. [gedaagde] meent dat de voorzieningenrechter in navolging van de Raad tot een juiste beslissing is gekomen. Volgens haar doet niet ter zake dat [advocaat] de opdrachtbevestiging en urenverantwoording achterwege heeft gelaten, omdat de Raad op basis van het dossier tot begroting en tot vaststelling van uurtarief en factor heeft kunnen komen. De Raad is volgens haar uiteindelijk alleen van de uit het dossier af te leiden tijd uitgegaan, dus niet van alle werkzaamheden die [advocaat] destijds vergat te noteren. [gedaagde] betwist de door G.S. Verzekeringen B.V. nu beweerde tariefafspraak.
2.8. Tussen de partijen is niet in geschil dat het voorschot is voldaan ter betaling van aan [advocaat] opgedragen, spoedeisende werkzaamheden in het kader van een kort geding in eerste aanleg, in een omvangrijk geschil met een aanzienlijk belang. Uit de begrotingsbeschikking van de Raad blijkt dat deze ten behoeve van zijn begrotingsbeslissing de beschikking heeft gehad over het dossier van [advocaat] - voor zover nog in diens bezit - met betrekking tot de verrichte werkzaamheden. De Raad heeft met toepassing van de maatstaf van art. 30 WTBZ, dus rekening houdend met het belang en de complexiteit van de zaak en de daaraan noodzakelijkerwijs te besteden tijd, het verschuldigde loon begroot. Aldus heeft de Raad de juiste maatstaf aangelegd.
2.9. Voorts geldt dat de Raad deugdelijk heeft gemotiveerd, op grond van de relevante omstandigheden van het geval, waarom hij een basisuurtarief van fl. 310,-- voor de destijds door [advocaat] verrichte werkzaamheden passend vindt (in overwegingen 13 en 14 van de begrotingsbeslissing).
Verder blijkt uit overweging 14 van de Raad dat, anders dan G.S. Verzekeringen B.V. stelt, de Raad niet (zo) maar heeft aangenomen dat er sprake is van een factor 1,5. Die factor achtte de Raad van toepassing in verband met de spoedeisendheid van de te verrichten werkzaamheden. Naar het oordeel van de rechtbank staat het achterwege laten van een opdrachtbevestiging met tariefafspraak en een schriftelijke urenverantwoording door [advocaat] aan dit oordeel van de Raad over het tarief en de factor niet in de weg.
Voorts wordt geconstateerd dat de Raad het risico vanwege het tijdsverloop tussen het verrichten van de werkzaamheden en het moment van specificatie, anders dan G.S. Verzekeringen B.V. betoogt, wel ten laste van [advocaat] heeft gebracht. Voor zover de door hem in rekening gebrachte uren niet steunden op stukken in het dossier, heeft de Raad van Toezicht die uren immers buiten beschouwing gelaten (overwegingen 15 en 16 van de begrotingsbeslissing).
G.S. Verzekeringen B.V. heeft niet weersproken dat de Raad alleen door middel van de stukken verantwoorde tijd in de begroting heeft meegenomen. G.S. Verzekeringen B.V. heeft bovendien niet gesteld dat de door [advocaat] genoemde werkzaamheden die buiten de werkzaamheden voor het kort geding vallen op zichzelf niet hadden mogen worden gedeclareerd. Voor zover de Raad die andere werkzaamheden al in zijn begroting heeft meegenomen geldt dat daartegen bij deze stand van zaken in redelijkheid geen bezwaar kan bestaan. Voor verrichte werkzaamheden moet worden betaald. Enkel een te beperkte omschrijving door [advocaat] van de declaratie met betrekking tot die werkzaamheden doet daaraan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet af.
2.10. Uit het voorgaande volgt dat de begroting zoals opgesteld door de Raad aan de rechtbank juist voorkomt en dat de bezwaren van G.S. Verzekeringen B.V. daartegen worden verworpen. Overigens heeft zij geen gronden aangevoerd waaruit kan volgen dat haar door middel van de onderhavige declaratie kosten of verschotten in rekening zijn gebracht die niet nuttig, doelmatig of nodig zijn geweest of door haar niet zijn verlangd (art. 35 WTBZ).
2.11. Daarmee resteert nog de stelling van G.S. Verzekeringen B.V. dat destijds in afwijking van het tussen de partijen gebruikelijke uurtarief is afgesproken dat het uurtarief voor deze zaak fl. 170,-- zou bedragen. Gesteld noch gebleken (uit alle overgelegde stukken) is dat G.S. Verzekeringen B.V. zich ook tijdens de begrotingsprocedure bij de Raad al op dit standpunt stelde. Integendeel: uit de brief aan de Raad van 10 augustus 2009 blijkt dat G.S. Verzekeringen B.V. zich destijds op het standpunt stelde dat nadrukkelijk is afgesproken dat ‘het basistarief’ zou worden berekend. Wat hiervan ook zij, een geschil inzake een al dan niet gemaakte tariefafspraak valt niet binnen het toetsingskader van de onderhavige begrotingsprocedure. Deze stelling van G.S. Verzekeringen B.V. wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
2.12. Ter comparitie is besproken dat de opmerking in het verzoekschrift met betrekking tot de (handels-)rente geen direct verband houdt met de begroting van de declaratie, zodat daarover geen beslissing hoeft te worden gegeven.
2.13. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzet van G.S. Verzekeringen B.V. ongegrond zal worden verklaard, met veroordeling van G.S. Verzekeringen B.V. in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 904,-- wegens salaris (2 punten à € 452,--, tarief II).
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verklaart ongegrond het verzet van G.S. Verzekeringen B.V. tegen de beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem, gewezen onder nr. 203307/KV RK 10-881 op 13 september 2010,
3.2. veroordeelt G.S. Verzekeringen B.V. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 904,00,
3.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp, mr. F.J. de Vries en mr. C.M.E. Lagarde en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2011.
Coll.: CL