ECLI:NL:RBARN:2011:BQ8601
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Faillietverklaring van Iceland Enterprises N.V. en de beoordeling van baten na ontbinding
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 24 mei 2011 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure tegen Iceland Enterprises N.V. Het verzoek tot faillietverklaring werd ingediend door mr. N.S. Reerink q.q., de curator van LAB Venture Capital B.V., die een vordering had op verweerster. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en het verweer van verweerster, vertegenwoordigd door mr. D.Th.J. van der Klei. Tijdens de zitting op 17 mei 2011 zijn pleitnotities overgelegd door beide partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Iceland Enterprises N.V. op 19 november 2008 door een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders is ontbonden en dat het bestuur op 23 februari 2009 heeft aangegeven dat er geen baten meer aanwezig zijn. Dit leidde tot de vraag of er nog baten waren die het faillissement konden rechtvaardigen.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel verweerster had aangevoerd dat de curator niet inningbevoegd was en dat de vordering uit geldlening achtergesteld was, er summierlijk was gebleken van het vorderingsrecht van LAB. De rechtbank verwierp het verweer van verweerster en concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren dat er nog baten aanwezig waren, onder andere door onbehoorlijk bestuur van de voormalige bestuurder(s) van verweerster. De rechtbank oordeelde dat nader onderzoek door een curator noodzakelijk was om de (eventuele) activa van de ontbonden vennootschap te onderzoeken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om Iceland Enterprises N.V. in staat van faillissement te verklaren, met de aanstelling van mr. C.W. Houtman als curator. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de activa en passiva van een ontbonden vennootschap in faillissementsprocedures, vooral wanneer er twijfels zijn over de aanwezigheid van baten.