ECLI:NL:RBARN:2011:BQ8597
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Faillietverklaring in hoofdinsolventieprocedure met betwisting van vordering
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 18 mei 2011 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.W. Reintjes, heeft verzocht om de faillietverklaring van verweerder, die in persoon verscheen. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de zittingen op 29 maart, 19 april en 10 mei 2011. Verzoeker heeft een vordering van € 144.251,40 op verweerder, voortvloeiend uit een arrest van het Gerechtshof Arnhem van 29 juni 2010. Verweerder heeft betwist dat er sprake is van een vorderingsrecht, omdat er een herroepingprocedure en een derdenverzetprocedure aanhangig zijn gemaakt. Verweerder stelde dat verzoeker misbruik van recht pleegde door het faillissementsverzoek in te dienen terwijl er andere mogelijkheden waren om de vordering te innen.
De rechtbank heeft overwogen dat het arrest van het Gerechtshof in kracht van gewijsde is gegaan, wat betekent dat het vorderingsrecht van verzoeker summierlijk vaststaat. De rechtbank oordeelde dat de herroepingsprocedure en het derdenverzet geen afbreuk doen aan het vorderingsrecht van verzoeker. De rechtbank concludeerde dat er voldoende belang was voor het faillissementsverzoek, gezien de pogingen van verzoeker om de vordering te innen zonder resultaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in de toestand verkeert te hebben opgehouden te betalen, wat het verzoek om faillietverklaring rechtvaardigt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank verweerder in staat van faillissement verklaard en de curator belast met het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. D.M.I. de Waele in het openbaar, met W.H. van Alst als griffier.