zaaknummer / rolnummer: 216255 / KG ZA 11-254
Vonnis in kort geding van 1 juni 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIO OLIE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
eiseres,
advocaat mr. R. Teerink te Tilburg,
1. [gedaagde],
wonende te [woonplaats] (België)
gedaagde,
advocaten mr. A.J.A. Dielissen te Bergen op Zoom en mr. L. Verstraeten te Antwerpen (België),
2. de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
BIO OIL EXPLOITATION N.V.
gevestigd te Tessenderlo (België),
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Bio Olie Nederland, [gedaagde sub 1] en Bio Oil Exploitation genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [gedaagde sub 1].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bio Olie Nederland en Bio Oil Exploitation zijn zustervennootschappen.
Het concern waartoe zij behoren is actief in de ontwikkeling van afvalbeheer en alternatieve energie.
2.2. [gedaagde sub 1] heeft in 2009 (ten minste) € 1.500.000,00 uitgeleend aan Bio Oil Exploitation. De lening is (onder meer) aangewend voor de ontwikkeling en bouw van installaties die olie (en gas) uit biologisch afval produceren (pyrolyse installaties).
Tot zekerheid van de terugbetaling van de lening is ten behoeve van [gedaagde sub 1] hypotheek gevestigd op – kort weergegeven – de bedrijfshal van Bio Exploitation in Tessenderlo (België).
2.3. Bio Oil Exploitation heeft een aantal facturen verstuurd aan Bio Olie Nederland. Het betreft de factuur onder nummer ‘01020’ en datum ‘31-12-07’, met het totaalbedrag van € 690.000,00 exclusief BTW, waarin staat:
‘Betreft Doorrekening kosten constructie voor 5 tons Pyrolyse installatie in Tessenderlo
(…)
Ontwerp- en ontwikkelingskosten voor 5 tons pyrolyse installatie
Bouw van 5 tons pyrolyse installatie incl. materialen
Waaronder
(…)
Ontwerpkosten voor de rookgasreinigingsinstallatie’
voorts de factuur met nummer ‘04005’ en datum ’10-12-2008’ met als totaalbedrag
€ 322.101,00, waarop staat:
‘Doorberekening kosten constructie 5 tons Pyrolyse installatie in Tessenderlo
(…)
Ontwerp- en ontwikkelingskosten voor 5 tons Pyrolyse installatie
Gedeeltelijke bouw van 5 tons Pyrolyse installatie incl. materialen
Waaronder
(…)
Incl. gedeeltelijke ontwerpkosten voor de rookgasreinigingsinstallatie’
verder de factuur met nummer ‘04006’ en datum ‘11-12-08’, met als totaalbedrag
€ 287.700,00 exclusief BTW, welke factuur vermeldt:
‘Ontwerp- en ontwikkelingskosten voor 5 tons Pyrolyse installatie
Gedeeltelijke bouw van 5 tons pyrolyse installatie inclusief materialen
Waaronder
(…)
incl. gedeeltelijke ontwerpkosten voor de rookgasreinigingsinstallatie’
en – ten slotte – de factuur met nummer ‘05022’ en datum ‘24-12-09’ waarop is opgenomen:
‘Betreft facturatie voor bouw 5 tons machine
(…)
Reeds gefactureerd
Aankoopfact 44 dd 11-12-08 fact 4006 van Bio Oil Exploitation nv € 287.700
Aankoopfact 43 dd 10-12-08 fact 4005 van Bio Oil Exploitation nv € 322.101
Aankoopfact 7 dd 2-1-08 fact 4001 van Bio Oil Exploitation nv € 690.000
Totaal reeds refactureerd € 1.299.807,00
Nu te factureren
Fact 5022 dd 24-12-09 € 62.799,00
Fact 5022 dd 24-12-09 € 392.000,00
Totaal nu te facturen bedrag € 454.799,00
Zie bijgesloten lijst van geleverde / te leveren goederen
Vrij van BTW wegens levering Diensten buitenland’
2.4. Tussen [gedaagde sub 1] en Bio Oil Exploitation zijn op enig moment geschillen gerezen over de bedrijfsvoering van Bio Oil Exploitation. Dat heeft geleid tot een procedure voor de Rechtbank van Koophandel te Hasselt (België) waarin [gedaagde sub 1] – kort weergegeven – teruggave heeft gevorderd van de door hem aan Bio Oil Exploitation verstrekte lening. Bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van 14 juli 2010 heeft de Rechtbank van Koophandel te Hasselt Bio Oil Exploitation veroordeeld tot – samengevat – terugbetaling van de door [gedaagde sub 1] verstrekte lening.
2.5. Per 1 september 2010 heeft Bio Olie Nederland van Veluwse Afval Recycling B.V. (VAR) te Voorst, aanvankelijk voor de duur van 7 maanden, een gedeelte van een bedrijfsterrein gehuurd aan de [woonplaats]se Dijk 3-139 te [woonplaats], gemeente [woonplaats].
2.6. Eén van de twee 5 tons installaties die werden gebouwd in de bedrijfshal van Bio Oil Exploitation te Tessenderlo is, na demontering ervan, op 23 augustus 2010 in gedeelten getransporteerd naar het bedrijfsterrein in [woonplaats] dat door Bio Olie Nederland wordt gehuurd van VAR. Het vervoer van de gedemonteerde installatie is uitgevoerd door vervoers-onderneming N.V. Lambrecks te Hasselt (België). Die heeft daarvoor een factuur aan Bio Olie Nederland gestuurd, gedateerd 31 augustus 2010, ten bedrage van in totaal € 4.139,25.
2.7. Bio Oil Exploitation is in hoger beroep gekomen van het genoemde vonnis
van 14 juli 2010. In dat hoger beroep, dat nog aanhangig is, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen bij arrest van 9 december 2010 het verzoek van Bio Oil Exploitation ongegrond verklaard om de voorlopige tenuitvoerlegging van het vonnis van 14 juli 2010 teniet te doen of op te schorten.
2.8. Op 20 april 2011 heeft [gedaagde sub 1] uit hoofde van het vonnis van 14 juli 2010 ten laste van Bio Oil Exploitation executoriaal beslag gelegd op de gedemonteerde 5 tons installatie zoals die in gedeelten ligt opgeslagen op het door Bio Olie Nederland gehuurde terrein in [woonplaats]. [gedaagde sub 1] heeft daarbij de openbare verkoop op 8 juni 2011 aangekondigd van de in beslag genomen onderdelen van de 5 tons installatie.
3.1. Bio Olie Nederland B.V. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. voor recht te verklaren dat Bio Olie Nederland op goede gronden in verzet is gekomen tegen de voorgenomen executoriale verkoop van de roerende zaken die zich bevinden te [woonplaats], aan de [woonplaats]se Dijk no 3-139, op welke zaken [gedaagde sub 1] op 20 april 2011 beslag heeft gelegd;
2. de executie (verkoop van de roerende zaken) te schorsen;
3. het door [gedaagde sub 1] op 20 april 2011 gelegde beslag op te heffen;
4. te bevelen dat Bio Oil Exploitation de veroordelingen jegens [gedaagde sub 1] heeft te gedogen;
5. [gedaagde sub 1] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten indien hij de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis heeft voldaan.
3.2. Bio Olie Nederland legt aan de vorderingen ten grondslag dat het door [gedaagde sub 1] op 20 april 2011 gelegde beslag op de gedemonteerde 5 tons installatie onrechtmatig is. Bio Olie Nederland stelt daartoe dat zij de installatie in België heeft gekocht van Bio Oil Exploitation en daardoor eigenaar is geworden van de installatie die nadien, aldus Bio Olie Nederland, in gedeelten is getransporteerd naar [woonplaats] op het door haar gehuurde bedrijfsterrein.
3.3. [gedaagde sub 1] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Bio Oil Exploitation is niet verschenen in dit kort geding. De voor de dagvaarding voorgeschreven formaliteiten zijn in acht genomen. Overeenkomstig het verzoek van Bio Olie Nederland wordt daarom verstek verleend tegen Bio Oil Exploitation. Voor toewijsbaarheid van de vordering tegen Bio Oil Nederland is van belang hetgeen hierna ten aanzien van de vorderingen jegens [gedaagde sub 1] wordt overwogen.
4.2. Bio Olie Nederland is gevestigd in Nederland. [gedaagde sub 1] is woonachtig in België. De door Bio Olie Nederland jegens [gedaagde sub 1] ingestelde vorderingen dragen daarom een internationaal karakter. Dat brengt met zich mee dat de voorzieningenrechter ambtshalve zijn bevoegdheid moet vaststellen.
4.3. In dit kort geding draait het om de executie van het vonnis van 14 juli 2010 van de Rechtbank van Koophandel te Hasselt. [gedaagde sub 1] heeft ter uitvoering van dat vonnis executoriaal beslag gelegd op zaken die zich bevinden op een (bedrijven)terrein in [woonplaats], gemeente [woonplaats]. Nu de gemeente [woonplaats] gelegen is binnen het arrondissement van de rechtbank Arnhem, komt de voorzieningenrechter van deze rechtbank krachtens artikel 22 lid 5 (in verbinding met artikel 31) EEX-Verordening (Brussel I) exclusieve bevoegdheid toe ten aanzien van het geschil in dit kort geding.
4.4. Ter voorkoming van de executoriale verkoop van de beslagen zaken stelt Bio Olie Nederland dat zij en niet Bio Oil Exploitation, de in het vonnis van 14 juli 2010 tot betaling veroordeelde partij, eigenaar is van de door [gedaagde sub 1] in beslag genomen zaken, omdat de onderhavige installatie in België aan haar was verkocht door Bio Oil Exploitation.
[gedaagde sub 1] betwist dat. Volgens hem berust de eigendom nog steeds bij Bio Oil Exploitation, de vennootschap ten laste waarvan hij het beslag heeft gelegd. Daarnaast voert [gedaagde sub 1] als verweer aan dat de door Bio Olie Nederland gedemonteerde en in gedeelten naar [woonplaats] weggevoerde 5 tons installatie duurzaam verbonden was met de bedrijfshal in Tessenderlo (België) waar de machine was opgebouwd en dat de installatie om die reden onroerend was en daardoor onder het hypotheekrecht viel dat op de bedrijfshal is gevestigd tot zekerheid van terugbetaling van de door hem aan Bio Oil Exploitation verstrekte lening.
4.5. De vragen die voorliggen zijn derhalve of Bio Olie Nederland eigenaar is geworden van de 5 tons installatie krachtens koop van en levering door Bio Oil Exploitation, waarbij niet in geschil is dat als de gestelde verkoop heeft plaatsgehad, dat in België moet zijn geweest, en voorts de vraag of de installatie in België onder het hypotheekrecht viel dat ten behoeve van [gedaagde sub 1] is gevestigd op – kort weergegeven – de bedrijfshal van Bio Exploitation in Tessenderlo. Op grond van artikel 2 Wet conflictenrecht goederenrecht (Wcg) dienen deze vragen beantwoord te worden naar Belgisch recht.
4.6. Voor haar stelling dat de door [gedaagde sub 1] in beslag genomen zaken in [woonplaats] haar eigendom zijn en niet die van Bio Oil Exploitation, voert Bio Olie Nederland aan dat zij met Bio Oil Exploitation een koopovereenkomst heeft gesloten, op grond waarvan voor haar in de bedrijfshal te Tessenderlo een 5 tons installatie is gebouwd. Hoewel een schriftelijke koopovereenkomst ontbreekt, omdat het hier, aldus Bio Olie Nederland, om experimentele bouw gaat van een ‘first of a kind’ installatie waardoor niet goed schriftelijk kon worden vastgelegd wat er precies gebouwd moest worden, kan volgens Bio Olie Nederland de koopovereenkomst worden afgeleid uit de door haar overgelegde en hiervoor weergegeven facturen van Bio Oil Exploitation. Bio Olie Nederland voert verder aan dat de installatie voor tijdelijke opslag naar [woonplaats] is vervoerd naar het speciaal daarvoor door haar gehuurde terrein van VAR, omdat de installatie in Tessenderlo in de weg stond aan de afbouw en ingebruikneming aldaar van de andere 5 tons installatie in de bedrijfshal van Bio Exploitation. Bio Olie Nederland wijst in dat verband op de door haar overgelegde huurovereenkomsten met VAR en de factuur van vervoerder Lambrecks. Bio Olie Nederland stelt dat van meet af aan de installatie was bestemd om elders operationeel te worden en niet in de bedrijfshal in Tessenderlo. In dat verband voert Bio Olie Nederland voorts aan dat de machine niet duurzaam met de bedrijfshal was verbonden. Volgens Bio Olie Nederland kan dat ook niet, omdat de machine heet wordt wanneer zij operationeel is en dan moet kunnen uitzetten. Volgens Bio Olie Nederland is het de bedoeling dat de installatie operationeel gaat worden en daartoe weer zal worden opgebouwd op een terrein in Delfzijl, op welk terrein zij en VAR, met wie zij stelt samen te werken, nu nog slechts een optie hebben, om welke reden de installatie voorlopig in gedeelten ligt opgeslagen in [woonplaats].
4.7. Tegenover de visie van Bio Olie Nederland staat de lezing van [gedaagde sub 1]. Volgens hem is er geen sprake van koop en duiden de door Bio Olie Nederland overgelegde facturen van Bio Oil Exploitation hoogstens op dienstverlening in de vorm van studiewerk dat in opdracht van Bio Olie Nederland door Bio Oil Exploitation is verricht. [gedaagde sub 1] betwist voorts dat de installatie bestemd was om elders in gebruik genomen te worden.
In dat verband heeft hij foto’s overgelegd van de bedrijfshal van Bio Oil Exploitation in Tessenderlo. Volgens [gedaagde sub 1] blijkt daaruit dat de twee 5 tons installaties werden gebouwd in twee afzonderlijke putten in de bedrijfshal en dat beide installaties bestemd waren om duurzaam met de bedrijfshal verbonden te blijven en daar operationeel te worden. Hij bestrijdt dan ook dat de machine die is gedemonteerd en verwijderd uit de bedrijfshal, in de weg stond aan afbouw en ingebruikneming van de andere machine. Volgens [gedaagde sub 1] is het ook niet logisch om een installatie (zo goed als) helemaal op te bouwen in de bedrijfshal in Tessenderlo, als die daar toch niet operationeel gaat worden. [gedaagde sub 1] neemt dan ook het standpunt in dat de installatie alleen maar is afgebroken en vervoerd naar een volgens haar in de haast gehuurde locatie in [woonplaats], omdat Bio Oil Exploitation executie vreesde van het vonnis van 14 juli 2010.
4.8. Gelet op wat Bio Olie Nederland heeft aangevoerd en hetgeen [gedaagde sub 1] daartegenover als verweer heeft geplaatst, kan de eigendomsvraag met betrekking tot de onderhavige installatie niet worden beantwoord zonder nader onderzoek, waarvoor een kort geding zich niet leent. Hoewel uit de door Bio Olie Nederland verstrekte gegevens wel aanwijzingen geput kunnen worden dat sprake is geweest van rechtsgeldige koop en levering, roept het ontbreken van een behoorlijk uitgewerkte overeenkomst en de haast waarmee de installatie in België is gedemonteerd en vervoerd naar een haastig gehuurd bedrijfsterrein kort na de uitspraak van 14 juli 2010 van de rechtbank van Koophandel te Hasselt en hetgeen [gedaagde sub 1] overigens heeft aangevoerd, de nodige twijfels op.
Dat Bio Olie Nederland eigenaar is van de gedemonteerde installatie die [gedaagde sub 1] in beslag heeft genomen, kan thans dus niet met voldoende mate van zekerheid worden aangenomen, maar omgekeerd evenmin, dat Bio Olie niet de eigenaar is. Ook dat is thans onvoldoende aannemelijk.
4.9. Voorts leidt hetgeen partijen hebben aangevoerd ertoe dat nader onderzoek nodig is om te kunnen bepalen of de gedemonteerde en weggevoerde installatie al dan niet door bestemming verbonden was met de bedrijfshal in Tessenderlo. Enkel op basis van de door [gedaagde sub 1] overgelegde foto’s kan niet beoordeeld worden of de installatie bestemd was om verbonden te blijven met de bedrijfshal in Tessenderlo. Daardoor blijft in dit kort geding ook de vraag onbeantwoord of de installatie door bestemming als onderdeel van de bedrijfshal onder het hypotheekrecht viel dat ten behoeve van [gedaagde sub 1] op de bedrijfshal is gevestigd.
4.10. Maar ook als de installatie wel als onderdeel van de bedrijfshal had te gelden, kan hier niet zonder meer aangenomen worden dat het hypotheekrecht thans nog rust, of moet worden geacht te rusten, op de afzonderlijke uit de bedrijfshal verwijderde gedeelten van de installatie, zoals [gedaagde sub 1] stelt met een beroep op artikel 41 van de in België geldende Hypotheekwet (Boek III van het Burgerlijk Wetboek). In dat artikel staat:
‘Hypotheek is een zakelijk recht op onroerende goederen, die verbonden zijn ter voldoening van een verbintenis.
Zij is uit haar aard ondeelbaar en blijft voor het geheel bestaan op al de verbonden onroerende goederen, op elk van die goederen en op ieder gedeelte ervan.
Zij volgt die goederen, in welke handen zij ook overgaan’
4.11. Het bepaalde in artikel 41 Hypotheekwet duidt erop dat de hypotheek op de onroerende zaak als zodanig blijft rusten, ook als de eigendom ervan overgaat in andere handen. Hier gaat het evenwel om de vraag, aangenomen dat de installatie beschouwd moet worden onderdeel te zijn van de bedrijfshal, of na de afsplitsing van de installatie door demontage en het wegvoeren van de onderdelen uit de bedrijfshal het hypotheekrecht van [gedaagde sub 1] daarop is blijven rusten. Dat is echter onvoldoende aangetoond. Artikel 41 Hypotheekwet duidt daarop niet en het komt ook niet aannemelijk voor.
4.12. Bij deze stand van zaken is de slotsom dan ook dat vooralsnog de executoriale verkoop van de door [gedaagde sub 1] in beslag genomen gedeelten van de installatie geen doorgang kan vinden. De vordering sub 2, tot schorsing van de executie, zal daarom worden toegewezen op de wijze als hierna is vermeld. Bio Olie Nederland heeft bij die vordering een spoedeisend belang omdat de executieverkoop gepland staat op 8 juni 2011.
4.13. Nu in dit kort geding de eigendomsvraag met betrekking tot de onderhavige installatie niet met voldoende mate van zekerheid kan worden beantwoord, dient het beslag daarop gehandhaafd te blijven. De vordering onder 3 zal dan ook afgewezen worden.
4.14. De vordering onder 1 houdt een verklaring voor recht in. Die vordering wordt reeds afgewezen omdat een verklaring voor recht geen voorlopige voorziening is en daarom als vordering niet thuis hoort in een kort geding.
4.15. Voor toewijzing van de vordering sub 4, die gericht is tegen Bio Exploitation, is gelet op al het vorenstaande geen grond. Als gevolg hiervan zal Bio Olie Nederland worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Bio Exploitation. Die kosten worden begroot op nihil.
4.16. Aangezien Bio Olie Nederland en [gedaagde sub 1] zijn te beschouwen als partijen die elk op enig punt in het ongelijk zijn gesteld, zullen hun eigen proceskosten worden gecompenseerd op de wijze als hierna is vermeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. schorst de executoriale verkoop van de zaken die zich bevinden te [woonplaats], gemeente [woonplaats], aan de [woonplaats]se Dijk 3-139, op welke zaken [gedaagde sub 1] op 20 april 2011 beslag heeft gelegd, zolang niet in een bodemprocedure tussen de partijen is vastgesteld dat Bio Olie Nederland daarvan geen eigenaar is danwel dat [gedaagde sub 1] een hypotheekrecht op de beslagen zaken heeft,
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. veroordeelt Bio Olie Nederland in de kosten van Bio Oil Exploitation in dit kort geding en begroot die kosten op nihil,
5.4. compenseert de overige proceskosten tussen Bio Olie Nederland en [gedaagde sub 1], in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 1 juni 2011.