zaaknummer / rolnummer: 215044 / KG ZA 11-197
Vonnis in kort geding van 25 mei 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
advocaat mr. H.H.D. van Velde te Amsterdam,
eiseres,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
advocaat mr. E.J.H. Gielen te Utrecht
2. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Zwitsers recht
JOHN DEERE INTERNATIONAL GmbH,
gevestigd te Schaffhausen (Zwitserland)
advocaten mrs. C.A. de Visser en R.C. Reitsma te Amsterdam
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JOHN DEERE NEDERLAND B.V.,
advocaten mrs. C.A. de Visser en R.C. Reitsma te Amsterdam
gedaagden.
Partijen zullen hierna [eiseres], [gedaagde sub 1], John Deere International en John Deere Nederland genoemd worden. De laatste twee worden gezamenlijk ook John Deere genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 mei 2011
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van [gedaagde sub 1]
- de pleitnota van John Deere.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is sinds 1960 dealer van landbouwmachines en professionele en particuliere tuin- en parkmachines van het merk John Deere.
2.2. Uit een overeenkomst van oktober/november 2009 met het opschrift exclusieve John Deere landbouwdealerovereenkomst, gesloten tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1], wordt geciteerd:
1. Aanstelling
[gedaagde sub 1] stelt Dealer [[eiseres], rechtbank] hierbij aan voor de verkoop van de Producten in het Dealerrayon van deze dealerovereenkomst.
2. Duur
Deze dealerovereenkomst wordt aangegaan voor een periode van 1 jaar. De dealerovereenkomst zal aanvangen op 2 november 2009 en aldus van rechtswege eindigen op 1 november 2010.
12. Beëindigingsmogelijkheid van [gedaagde sub 1]:
In de begeleidende brief van 19 oktober 2009 heeft [gedaagde sub 1] onder andere aan [eiseres] geschreven:
(...) U en uw echtgenote, met ondersteuning van uw registeraccountant [ ], gaan akkoord met een nieuw contract voor de bepaalde termijn van 2 november 2009 tot 1 november 2010.
In deze periode wenst u de onderneming incl. het John Deere dealerschap te verkopen aan de heer [ ]. Hiermee stemden wij volledig in. Mocht blijken, dat u hierin niet slaagt tijdens de termijn zoals gesteld in het nieuwe aangeboden contract, dan zeggen wij u hierbij toe wederom bereid te zijn per 2 november 2010 een laatste nieuw contract aan te bieden, het welk definitief eindigt op 1 november 2011. (...)
De dealerovereenkomst is per 2 november 2010 verlengd tot 1 november 2011.
2.3. [gedaagde sub 1] is sinds meer dan vijftig jaar distributeur van John Deere in Nederland. Laatstelijk heeft zij twee distributieovereenkomsten gesloten met John Deere, te weten een Distributor Agreement Agricultural en een Distributor Agreement Commercial & Consumer Equipment. Deze overeenkomsten worden beheerst door Zwitsers recht.
2.4. Op 3 september 2010 heeft John Deere International een persbericht doen uitgaan. Daaruit wordt geciteerd:
John Deere International and [gedaagde sub 1] B.V. end cooperation
Effective 28 February, 2011 [gedaagde sub 1] B.V. of [woonplaats], the Netherlands, will cease to be the general John Deere distributor of both agricultural and turf machinery in the Netherlands. With that, John Deere International GmbH and [gedaagde sub 1] B.V. will end their cooperation. (…)
2.5. Bij brief van 15 februari 2011 heeft [gedaagde sub 1] [eiseres] onder meer bericht:
U bent er reeds enige tijd mee bekend dat John Deere International GmbH, ondanks de reeds jarenlange contractuele verhouding met [gedaagde sub 1] B.V., op 4 augustus 2010 de Distributor Agreement Agricultural en de Distributor Agreement Commercial & Consumer Equipment heeft opgezegd tegen 28 februari 2011.
John Deere International heeft gebruik gemaakt van haar contractuele recht om genoemde distributieovereenkomsten met inachtneming van de contractuele opzegtermijn op te zeggen. Op de betreffende distributieovereenkomsten is Zwitsers recht van toepassing. Naar Zwitsers recht kan een dergelijke opzegging niet worden aangetast. De beëindiging van genoemde distributieovereenkomsten per 28 februari 2011 is daarmee helaas een vaststaand feit.
De opzegging door John Deere International GmbH van de distributie-overeenkomsten met [gedaagde sub 1] B.V. betekent dat [gedaagde sub 1] B.V. na 28 februari 2011 feitelijk niet meer in staat zal zijn om haar verplichtingen uit de dealerovereenkomst met [eiseres] B.V. na te komen: simpel gezegd zal [gedaagde sub 1] B.V. vanaf die datum in het geheel geen orders meer bij John Deere International GmbH kunnen plaatsen.
De landbouw dealerovereenkomst met [eiseres] B.V. is voor bepaalde tijd (tot 1 november 2011) aangegaan. Dit betekent echter niet, dat de met [eiseres] B.V. gesloten dealerovereenkomst niet tussentijds, voortijdig, door [gedaagde sub 1] B.V. zou kunnen worden opgezegd.
In de geschetste omstandigheden kan aan de redelijkheid en de billijkheid een opzeggingsbevoegdheid aan de zijde van [gedaagde sub 1] B.V. worden ontleend. Door de opzegging van genoemde distributie-overeenkomsten door John Deere International GmbH tegen 28 februari 2011 is er sprake van gewijzigde omstandigheden die van zo ernstige aard zijn dat [gedaagde sub 1] B.V. naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de dealerovereenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet van [gedaagde sub 1] B.V. mag verwachten. Dat behoeft geen verdere toelichting. Nu vaststaat dat [gedaagde sub 1] B.V. na 28 februari 2011 geen orders meer ten behoeve van [gedaagde sub 1] B.V. bij John Deere International GmbH kan plaatsen, en dus ook niet uitgeleverd krijgt, kan [gedaagde sub 1] B.V. immers niet van [gedaagde sub 1] B.V. vergen dat zij ook na 28 februari 2011 in het kader van de dealerovereenkomst nog koopovereenkomsten met betrekking tot de “dealerproducten” met [eiseres] B.V. (…) sluit.
Op grond van bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, rest er voor [gedaagde sub 1] B.V. niets anders dan bij deze de dealerovereenkomst met [eiseres] B.V. tussentijds op te zeggen tegen 28 februari 2011. Dit spijt [gedaagde sub 1] B.V. uiteraard.
2.6. [eiseres] deed bestellingen van John Deere-onderdelen altijd rechtstreeks bij John Deere via een geautomatiseerd bestel- en technisch informatiesysteem (‘Service Advisor’). Bestellingen werden rechtstreeks bij [eiseres] afgeleverd, maar gefactureerd aan [gedaagde sub 1], die op haar beurt aan [eiseres] factureerde. Op 28 februari 2011 heeft John Deere dat bestel- en technisch informatiesysteem ontkoppeld.
2.7. Bij brief van 10 maart 2011 van haar advocaat heeft [eiseres] John Deere Nederland onder meer verzocht het bestelsysteem weer in werking te stellen en haar voorts aansprakelijk gesteld voor schade die zij lijdt doordat John Deere Nederland niet aan haar verplichtingen heeft voldaan of zal voldoen.
2.8. Ook bij brief van 10 maart 2011 van haar advocaat heeft [eiseres] [gedaagde sub 1] onder meer aansprakelijk gesteld voor schade die zij lijdt doordat [gedaagde sub 1] niet aan haar verplichtingen heeft voldaan of zal voldoen.
2.9. Bij brief van 17 maart 2011 aan de advocaat van [eiseres] heeft John Deere onder meer bericht:
(…) John Deere International GmbH (JDIN) and [gedaagde sub 1] B.V. used to be partners of a Distributor Agreement. This Distributor Agreement between JDIN and [gedaagde sub 1] B.V. has been terminated by mutual agreement between the parties effective 28 of February 2011. A direct contractual relationship between JDIN and your client actually never existed. We therefore kindly ask you to direct any possible claims against your client’s contract partner. (…)
3.1. [eiseres] heeft gevorderd dat de voorzieningenrechter
I [gedaagde sub 1] veroordeelt de dealerovereenkomst met haar na te komen;
II John Deere International en John Deere Nederland beveelt de distributieovereenkomsten met [gedaagde sub 1] na te komen;
III John Deere International en John Deere Nederland beveelt uiterlijk binnen een week na het in dezen te wijzen vonnis het bestelsysteem en informatiesysteem ‘Service Advisor’ wederom aan te koppelen c.q. in werking te stellen c.q. te herstellen althans afdoende technische maatregelen en/of welke maatregelen dan ook te nemen, zodat [eiseres] daadwerkelijk in staat is bestellingen te plaatsen en informatie op te vragen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag, elk gedeelte van de dag daaronder begrepen, dat John Deere International en John Deere Nederland hiermee in gebreke blijven;
IV [gedaagde sub 1] beveelt met onmiddellijke ingang haar medewerking te verlenen aan het leveren van door [eiseres] bij John Deere International en John Deere Nederland aangekochte producten en onderdelen;
V [gedaagde sub 1], John Deere International en John Deere Nederland te verbieden het klantenbestand van [eiseres] te gebruiken c.q. te raadplegen c.q. gegevens uit dit bestand aan andere dealers dan [eiseres] te verstrekken;
VI [gedaagde sub 1], John Deere International en John Deere Nederland te veroordelen aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 50.000,- bij wijze van voorschot op schadevergoeding;
VII [gedaagde sub 1], John Deere International en John Deere Nederland te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. [eiseres] legt aan deze vorderingen de feiten ten grondslag. Zij heeft betoogd dat de dealerovereenkomst is gesloten voor bepaalde tijd en in artikel 12 een aantal beëindigingsmogelijkheden bevat die zich in dit geval niet voordoen. Zij heeft bij gebrek aan wetenschap betwist dat de distributieovereenkomsten tussen John Deere en [gedaagde sub 1] rechtsgeldig zijn beëindigd. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] zich tegen die beëindiging ten onrechte niet verzet. Uit de brief van 17 maart 2011 van John Deere aan [eiseres] leidt zij af dat de overeenkomsten met wederzijds goedvinden zijn beëindigd. [gedaagde sub 1] heeft de gewijzigde omstandigheden waarop zij zich beroept dus zelf in het leven geroepen. Als de dealerovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] al kon worden opgezegd, dan is dat volgens [eiseres] onredelijk laat geschied, nu John Deere de distributieovereenkomsten reeds op 4 augustus 2010 heeft opgezegd, derhalve zeven maanden eerder.
3.3. [gedaagde sub 1] en John Deere hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Gedaagde sub 2 is een in Zwitserland gevestigde vennootschap naar Zwitsers recht. De zaak heeft daarmee een internationaal aspect. De Nederlandse rechter heeft in deze zaak rechtsmacht op grond van artikel 5 aanhef en lid 1 dan wel lid 3, dan wel op grond van artikel 6 aanhef en lid 1 van het verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EVEX, 30 oktober 2007, PbEU L 339).
4.2. Met betrekking tot de vorderingen die mede zijn gericht tegen John Deere International, is de vraag aan de orde door welk recht de rechtsverhouding tussen de partijen wordt beheerst. Voor zover de vorderingen van [eiseres] zijn gebaseerd op een overeenkomst, moet worden vastgesteld dat gesteld noch gebleken is van welke datum deze overeenkomst dateert, noch wat de inhoud van die overeenkomst zou zijn. Deze grondslag is daarmee zo vaag dat de voorzieningenrechter niet in staat is te bepalen naar welk recht de vordering op deze grondslag moet worden beoordeeld. Daarom wordt Nederlands recht toegepast. Voor zover de vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad, volgt de toepasselijkheid van Nederlands recht uit artikel 4 lid 1 van de Europese verordening nr. 864/2007 van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II), dat bepaalt dat op een onrechtmatige daad het recht van toepassing is van het land waar de schade zich voordoet, in dit geval bij [eiseres]. Die verordening heeft een universeel toepassingsgebied (artikel 3) en is van toepassing op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich voordoen na 11 januari 2009 (artikel 31), derhalve op de opzegging van de distributieovereenkomsten op 4 augustus 2010.
4.3. Het spoedeisend belang voor [eiseres] bij een voorlopige voorziening vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.4. [gedaagde sub 1] heeft aangevoerd dat John Deere de distributieovereenkomsten met haar eenzijdig en onherroepelijk heeft opgezegd. Zij heeft dat toegelicht aan de hand van een memorandum dat op verzoek van haar advocaat is opgesteld door dr. S. [ ], werkzaam bij het Zwitserse advocatenkantoor CMS von Erlach Henrici. In dat memorandum, dat dateert van 25 augustus 2010, dus kort na de opzegging van 4 augustus 2010, wordt uiteengezet dat de opzegging van de door Zwitsers recht beheerste distributieovereenkomsten naar Zwitsers recht rechtsgeldig is en geen aanspraak geeft op schadevergoeding. Dit wordt bevestigd door een op verzoek van John Deere International door de Zwitserse advocaat dr. B. [ ] opgestelde brief van 12 mei 2011, die dezelfde strekking heeft als het memorandum van dr. [ ]. Tegen de juistheid van dit een en ander heeft [eiseres] niet iets gemotiveerd ingebracht. Op grond hiervan is voorshands voldoende aannemelijk dat John Deere de distributieovereenkomsten met [gedaagde sub 1] rechtsgeldig heeft opgezegd.
4.5. [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] verweten dat zij met beëindiging van de distributieovereenkomsten met John Deere heeft ingestemd. Zij heeft daartoe gewezen op de brief van John Deere van 17 maart 2011 aan de advocaat van [eiseres], waarin sprake is van beëindiging by mutual agreement. [gedaagde sub 1] heeft daartegen ingebracht dat zij, nadat John Deere de distributieovereenkomsten eenzijdig had opgezegd, overleg met haar heeft gehad over een zogenaamd phase-out scenario met het oog op de afwikkeling van de opgezegde overeenkomsten, maar dat de opzegging als zodanig toen een voldongen feit was. Dat wordt door John Deere in deze procedure bevestigd. [eiseres] heeft dat niet voldoende gemotiveerd weersproken. De enkele verwijzing naar de woorden by mutual agreement in de brief van 17 maart 2011 is daartoe immers niet voldoende. Het voorshandse oordeel dat John Deere de distributieovereenkomsten met [gedaagde sub 1] rechtsgeldig heeft opgezegd, wordt hierdoor dus niet anders.
4.6. Hieruit volgt dat [gedaagde sub 1] geen producten van John Deere meer kan betrekken en dus ook niet in staat is producten van John Deere aan [eiseres] te leveren. Hierop stuit de vordering tot nakoming jegens [gedaagde sub 1] af. Of [gedaagde sub 1] zich zelf in de toestand heeft gebracht dat zij niet kan nakomen, is daarbij niet van belang (HR 21 mei 1976, NJ 1977, 73). Bij dit oordeel kan in het midden blijven of [gedaagde sub 1] de dealerovereenkomst met [eiseres] rechtsgeldig tussentijds heeft opgezegd.
4.7. De conclusie uit het voorgaande is dat de vorderingen onder I en IV zullen worden afgewezen.
4.8. [eiseres] heeft geen grondslag aangevoerd voor haar vorderingen onder II en III, strekkende tot het geven van bevelen aan John Deere de distributieovereenkomsten met [gedaagde sub 1] na te komen en het bestel- en informatiesysteem ‘Service Advisor’ weer in werking te stellen. Voor zover een grondslag moet worden gevonden in enige overeenkomst tussen [eiseres] en John Deere, is van belang dat [eiseres] heeft gesteld dat zij rechtstreeks bij John Deere onderdelen kon bestellen, op grond waarvan zij een directe contractuele relatie met John Deere aanneemt. [eiseres] heeft echter niet betwist dat deze bestellingen werden gefactureerd via [gedaagde sub 1] en zij heeft niet uitgewerkt wat deze veronderstelde overeenkomst met John Deere verder inhield. De vorderingen onder II en III zijn daarom niet toewijsbaar op de grondslag dat John Deere zou zijn tekortgeschoten in de nakoming van een overeenkomst. Voor zover een grondslag voor toewijzing van de vorderingen tegen John Deere moet worden gevonden in een onrechtmatige daad van John Deere jegens [eiseres], wordt geoordeeld dat [eiseres] onvoldoende feitelijke stellingen heeft aangevoerd die toewijzing op die grondslag rechtvaardigen. Het enkele feit dat John Deere de distributieovereenkomsten met [gedaagde sub 1] heeft opgezegd, bovendien rechtsgeldig, maakt niet dat zij onrechtmatig handelt jegens [eiseres], ook al ondervindt [eiseres] daarvan nadeel. De vorderingen onder II en III zijn daarom ook op deze grond niet toewijsbaar.
4.9. Ter zitting is aan de orde gekomen dat John Deere in het kader van de reorganisatie van haar dealernetwerk alle bestaande dealers in de gelegenheid heeft gesteld businessplannen in te dienen, op grond waarvan de mogelijkheid van voortzetting van de dealerschappen werd beoordeeld. [eiseres] heeft in dat verband gesteld dat zij in samenwerking met twee andere dealers een businessplan heeft ingediend, waarin is kenbaar gemaakt dat [eiseres] voornemens was haar onderneming te verkopen aan een derde, en dat het dealerschap vervolgens wel aan de andere indieners van het businessplan is gegund, maar niet aan [eiseres], die daarmee de verkoop van haar bedrijf ook illusoir zag worden omdat haar rayon aan (een van) de beide andere dealers gegeven is. Deze gang van zaken is in het kader van het onderhavige kort geding echter niet voldoende duidelijk geworden en door [eiseres] ook niet aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. Hetgeen in dit kader is aangevoerd, kan daarom niet leiden tot toewijzing van de vorderingen.
4.10. Ter toelichting op haar vordering onder V, strekkende tot het geven van een verbod op het gebruik van haar klantenbestand, heeft [eiseres] gesteld dat zij haar klantenbestand gedurende vele jaren zorgvuldig heeft opgebouwd, dat zij exclusief rechthebbende erop is en dat John Deere en [gedaagde sub 1] onrechtmatig handelen indien en voor zover zij er gebruik van maken. [eiseres] heeft echter niet gesteld dat [gedaagde sub 1] en John Deere over haar klantenbestand beschikken, en ook niet dat zij er gebruik van maken, noch waaruit dit alles kan blijken. De enkele stelling dat verkoop plaatsvindt in het rayon waarin [eiseres] altijd werkzaam is geweest, is daartoe niet voldoende. De vordering is daarmee onvoldoende feitelijk onderbouwd, reden waarom deze zal worden afgewezen.
4.11. De vordering onder VI strekt tot betaling van een voorschot op schadevergoeding. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, is voorshands niet voldoende aannemelijk dat [eiseres] een vordering op [gedaagde sub 1] en John Deere geldend kan maken. Bovendien is de hoogte van de gestelde schade op geen enkele wijze onderbouwd. Ook zijn geen feiten en omstandigheden gesteld die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een voorziening is geboden bestaande uit een veroordeling tot betaling van een voorschot op schadevergoeding. De vordering onder VI zal daarom worden afgewezen.
4.12. Nu alle vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen, zal [eiseres] als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van [gedaagde sub 1] begroot op € 1.181,- voor vast recht en € 816,- voor salaris advocaat, en aan de zijde van John Deere International en John Deere Nederland gezamenlijk op € 1.181,- voor vast recht en € 816,- voor salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.L.B. Lewin op 25 mei 2011.