zaaknummer / rolnummer: 215741 / KG ZA 11-232
Vonnis in kort geding van 20 mei 2011
de stichting
STICHTING BELANG ZWEEFVLIEGERS TERLET,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. B.F.H. Rumora-Scheltema te Amsterdam,
de stichting
STICHTING NATIONAAL ZWEEFVLIEGCENTRUM TERLET,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. van Os te Lochem.
Partijen zullen hierna SZT en SNZT worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de producties van SNZT
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van SZT
- de pleitnota van SNZT.
1.2. Vanwege de spoedeisendheid van de zaak is daarin op 20 mei 2011 vonnis gewezen. Hierna zullen de overwegingen van dat vonnis worden gegeven.
2. De feiten
2.1. SNZT heeft tot doel het zonder winstoogmerk exploiteren van het nationaal Zweefvliegcentrum Terlet en het daarmee ter beschikking stellen van faciliteiten en het verlenen van organisatorische, materiële en/of financiële ondersteuning van onder meer het zweefvliegen.
2.2. SZT doet op zweefvliegcentrum Terlet op alle dagen dat het weer dat toelaat een zweefvliegbedrijf plaatsvinden. Onder leiding van instructeurs van SZT worden leerlingen opgeleid om te zweefvliegen, kunnen bevoegde zweefvliegers op zweefvliegtuigen van SZT zweefvliegen en kunnen privé-vliegers met eigen zweefvliegtuigen gebruik maken van de door SZT gehuurde vliegstrip en startmiddelen (lier en sleepvliegtuig). Bij SZT zijn in totaal ruim 400 zogenaamde deelnemers aangesloten.
2.3. SNZT heeft met SZT drie huurovereenkomsten gesloten, op grond waarvan SNZT aan SZT heeft verhuurd:
- een onbebouwd terrein, waarop zich een L-strip bevindt (hierna: vliegstrip),
- twee opstallen (hangaar en garage), met uitzondering van twee hangaarstallingsplaatsen
(hierna: hangaar),
- kantoren in het gebouw de ‘Thermiekbel’ (hierna: kantoren).
2.4. Voornoemde huurovereenkomsten hebben, na verlengd te zijn na een eerste huurperiode van vijf jaar, een looptijd van 1 januari 2008 tot 1 januari 2013. Op grond van deze huurovereenkomsten heeft SNZT onderhoudsverplichtingen ten aanzien van de gehuurde zaken.
2.5. SZT heeft op grond van twee geldleenovereenkomsten in 2005 in totaal
€ 200.000,00 bij SNZT geleend.
2.6. Sinds 25 augustus 2008 heeft SZT geen huurbetalingen meer aan SNZT verricht. SZT heeft wel gebruik gemaakt van de door haar gehuurde faciliteiten.
2.7. Bij brief van 15 juni 2009 heeft SNZT de huurovereenkomst ten aanzien van de vliegstrip buitengerechtelijk ontbonden.
2.8. SNZT heeft in kort geding gevorderd dat SZT wordt verboden nog langer gebruik te maken van de vliegstrip alsook dat zij wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 62.0000,00. Bij vonnis van 22 december 2009 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, sector civiel, deze vorderingen afgewezen.
2.9. Vervolgens heeft SNZT in een procedure voor de kantonrechter te Arnhem betaling gevorderd van de achterstallige huur, ontbinding van de huurovereenkomsten met betrekking tot de kantoorruimten en de hangaar en een verklaring voor recht dat de door haar ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot de vliegstrip geldig was. Voorts heeft SNZT terugbetaling van de door haar verstrekte leningen gevorderd. SZT heeft zich beroepen op haar recht om de huurbetalingen op te schorten in verband met achterstallig onderhoud aan het gehuurde. Daartoe heeft zij reconventionele vorderingen ingesteld.
2.10. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in een incident ex artikel 223 Rv van 14 februari 2011 heeft de kantonrechter te Arnhem onder meer het volgende beslist:
5.1. veroordeelt SZT om vanaf de datum van de dagvaarding tot aan het in deze te wijzen eindvonnis aan SNZT € 6.630,55 per maand te betalen;
2.11. De kantonrechter heeft op 18 april 2011 een uitvoerbaar bij voorraad verklaard eindvonnis gewezen (hierna: het vonnis van 18 april 2011). Daarin is onder meer het volgende overwogen en beslist:
5.11. (…) De vordering tot ontruiming van het gehuurde wordt eveneens toegewezen,
met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen in verband met de wettelijke ontruimingsbescherming.
5.12. SZT heeft in reconventie subsidiair gevorderd dat de kantonrechter ontruimingsbescherming tot een jaar na de aangezegde ontruimingsdatum zal uitspreken zodat zij de tijd en gelegenheid heeft haar activiteiten af te bouwen en over te dragen aan een partij die de ‘nationale functie’ waar kan maken.
Deze vordering is gebaseerd op art. 7:230a BW. Op grond van deze bepaling heeft SZT recht op twee maanden ontruimingsbescherming betreffende de hangaar en kantoorruimte. De vordering tot verlenging van de ontruimingsbescherming ex art. 7:230a BW wordt afgewezen omdat wegens de ernstige wanbetaling door SZT niet van SNZT verlangd kan worden dat deze langer het recht van het gebruik van het gehuurde heeft, terwijl als vaststaand wordt aangenomen dat SNZT haar de ontruiming reeds bij brief van 15 juli 2009 heeft aangezegd. Bovendien is niet onderbouwd waarom de activiteiten niet in een periode van twee maanden afgebouwd zouden kunnen worden.
Voor wat betreft de huur van de vliegstrip bestaat geen wettelijk recht op huurbescherming omdat dit geen huur van gebouwde onroerende zaken betreft. De kantonrechter verstaat dat SZT verzoekt dat ook met betrekking tot de vliegstrip - materieel gezien - een gelijke ontruimingsbescherming geldt. Zij heeft immers betoogd en onderbouwd dat de drie huurovereenkomsten nauwe samenhang vertonen. De kantonrechter deelt dit standpunt in die zin dat het gebruik van de hangaar en kantoorruimte geen (relevante) betekenis heeft als geen gebruik kan worden gemaakt van de vliegstrip. De kantonrechter ziet daarin voldoende aanknopingspunten om de ontruimingstermijn betreffende de vliegstrip op twee maanden en drie dagen te stellen zodat het feitelijke gebruik van het gehuurde gelijktijdig eindigt. In dit verband wijst de kantonrechter er op dat SNZT in conventie een schadevergoeding (ad € 6.330,55 per maand) vordert die ziet op alle drie de huurovereenkomsten.
6.1. ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomsten betreffende de hangaar en de kantoorruimte en de twee onderhavige geldleenovereenkomsten met ingang van heden;
6.2. veroordeelt SZT om de hangaar en kantoorruimte binnen drie dagen en de vliegstrip binnen twee maanden en drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken – voor zover die niet het eigendom van SNZT zijn – te verlaten en te ontruimen en vervolgens ontruimd en verlaten te houden en onder opgave van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort, ter vrije en algehele beschikking van SNZT te stellen, met machtiging van SNZT om de ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen, indien SZT daarmee in gebreke blijft;
6.3. veroordeelt SZT om binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SNZT te betalen:
(…)
b. ter zake van schadevergoeding € 6.330,55 voor iedere maand of gedeelte van een maand dat SZT in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van SNZT te stellen, zulks ingaande heden;
2.12. Voornoemd vonnis is op 21 april 2011 aan SZT betekend.
2.13. Op 5 mei 2011 is namens het bestuur van SNZT een bericht met onder meer de navolgende inhoud op de website van SNZT geplaatst:
Met ingang van heden zijn alle activiteiten van de SZT op Terlet verboden, omdat niet tijdig aan de opgelegde verplichtingen is voldaan.
Er is besloten om vanaf maandag 9 mei de handhaving van dit verbod te effectueren, de havenmeester zal dit uitvoeren. Wij verzoeken alle SZT deelnemers dit verbod te respecteren en de havenmeester niet persoonlijk hierop aan te vallen.
Alle huurcontracten zijn al bij vonnis beëindigd.
2.14. Bij e-mailbericht van 6 mei 2011 heeft de heer [betrokkene], havenmeester, onder meer het volgende aan (onder meer) SZT bericht:
Tijdens deze mooie vliegweek met een zeer druk veld (6 clubs actief op Terlet) en onvoorstelbare thermiek, is door het SNZT bestuur het onvermijdelijke besluit genomen dat zondag a.s. 8 mei de laatste vliegdag zal zijn voor de SZT.
Dit besluit wordt door hen op zeer korte termijn gecommuniceerd naar de buitenwacht via de daartoe geëigende kanalen.
2.15. Op 7 mei 2011 is op de website www.zweefvliegenonline.nl onder het kopje ‘Re: Nieuwsbericht bestuur SNZT’ het volgende bericht geplaatst:
Met ingang van heden zijn alle activiteiten van de SZT op Terlet verboden, omdat niet tijdig aan de opgelegde verplichtingen is voldaan. Alle huurcontracten zijn al bij vonnis beëindigd.
update: Er is besloten om vanaf maandag 9 mei de handhaving van dit verbod te effectueren, de havenmeester zal dit uitvoeren. Wij verzoeken alle SZT deelnemers dit verbod te respecteren en de havenmeester niet persoonlijk hierop aan te vallen.
Het bestuur van SNZT
2.16. Bij brief van 7 mei 2011 heeft een kantoorgenoot van de advocaat van SZT, mr. R.J. van Galen, SNZT - kort gezegd - gesommeerd zich van gedragingen te onthouden waardoor aan SZT gedurende de ontruimingsperiode van twee maanden en drie dagen het gebruik van de faciliteiten wordt belemmerd. Tevens heeft hij SNZT gesommeerd zich van mededelingen omtrent voortijdige beëindiging van de activiteiten van SZT te onthouden.
2.17. Bij e-mailbericht van 8 mei 2011 heeft havenmeester [betrokkene] onder meer het volgende aan SZT bericht:
Na overleg en in opdracht van mijn bestuur zal op dit moment het beleid niet worden aangepast.
Wellicht kan het initiatief vermeld in deze laatste nieuwsbrief nog tot andere uitkomsten gaan leiden doch op dit moment is de situatie als volgt:
• Vanaf morgen stopt het zweefvliegen voor de SZT.
• In overleg met het bestuur van de GeZC is er morgen, maandag 9 mei een algeheel vliegverbod van kracht.
(…)
2.18. Op de website www.zweefportaal.nl is op 13 mei 2011 het volgende bericht geplaatst:
De SZT kan vanaf vandaag (13 mei 2011) weer gaan vliegen.
Vanmorgen is er in het kader van de “schadevergoeding tijdens de ontruimingsbescherming” door de SZT betaald. De uiterste betaaldatum 5 mei is verstreken, maar er is nu geen dwingende reden meer om voor de komende periode het vliegverbod te handhaven.
Voor geïnteresseerden is het vonnis gewezen op 18 april 2011 nog in te zien.
3.1. SZT vordert dat SNZT wordt bevolen:
a. zich te onthouden van iedere gedraging waardoor het gebruik door SZT van de hangaar, de kantoorruimte en de vliegstrips wordt belemmerd of op enige wijze het vliegbedrijf van SZT wordt belemmerd gedurende de periode van ontruimingsbescherming welke zal eindigen op het tijdstip gelegen aan het einde van de hierna te noemen verlengingsperiode na 24 juni 2011; de verlengingsperiode beloopt drie dagen voor iedere dag gelegen tussen 8 mei 2011 en de dag na dit vonnis,
b. binnen een dag na betekening van dit vonnis op de homepage van haar website op opvallende wijze een mededeling te plaatsen inhoudende (i) dat SNZT eerder ten onrechte op die website heeft medegedeeld dat de activiteiten van SZT op 9 mei zouden eindigen en (ii) dat SZT haar bedrijf zal mogen voortzetten tot de in dit vonnis bepaalde datum, onder verwijzing naar het vonnis en onder publicatie van het vonnis op haar website,
c. zich te onthouden van iedere vorm van mededeling of openbaarmaking waaruit derden zouden kunnen afleiden dat SZT voor het einde van de onder a. bedoelde periode het zweefvliegbedrijf zou moeten staken,
d. (i) binnen twee dagen na betekening van dit vonnis zorg te dragen voor rectificatie van de onjuiste mededeling op de website van zweefvliegen-online.nl en (ii) zorg te dragen voor rectificatie op iedere andere website van iedere onjuiste mededeling die gebaseerd is op een of meer beslissingen van SNZT omtrent het gebruik van Terlet, binnen drie dagen nadat SZT SNZT op zodanige onjuiste mededeling wijst,
een en ander telkens op straffe van een dwangsom.
Ten slotte vordert SZT dat SNZT wordt veroordeeld in de kosten van dit geding.
3.2. SZT legt samengevat het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Uit het vonnis van 18 april 2011 volgt dat SZT tot 24 juni 2011 haar vliegbedrijf op Terlet mag voortzetten. Het e-mailbericht van SNZT van 6 mei 2011, dat SZT na 8 mei 2011 geen gebruik meer mag maken van de vliegstrip, en het daarop gevolgde vliegverbod van vijf dagen, zijn dan ook in strijd met dit vonnis. Datzelfde geldt voor enkele publicaties/ mededelingen op de website van SNZT en de website www.zweefvliegenonline.nl. Deze zijn feitelijk onjuist en tendentieus. SNZT handelt volgens SZT aldus onrechtmatig jegens haar. Als gevolg hiervan lijdt SZT reputatie- en vermogensschade. Een bevel om zich aan de door de kantonrechter bevolen ontruimingsbescherming te houden is volgens SZT dan ook op zijn plaats. Bovendien dienen de onrechtmatige publicaties/mededelingen te worden gerectificeerd. De onrechtmatige belemmeringen dienen voorts te leiden tot een even grote verlenging van de ontruimingsperiode. Omdat de belemmeringen vallen in het hoogseizoen (mei/juni) en omdat het na opheffing van de belemmeringen geruime tijd zal duren voordat het bedrijf weer in volle gang is, wordt gevorderd dat de ontruimingsperiode wordt verlengd met drie dagen voor iedere dag tussen 8 mei 2011 en de dag na het wijzen van dit vonnis.
3.3. SNZT voert gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. SZT heeft de voorzieningenrechter verzocht verstek te verlenen tegen SNZT en de vorderingen op de voet van artikel 139 Rv toe te wijzen. Volgens SZT kan de advocaat van SNZT zijn cliënte niet rechtsgeldig vertegenwoordigen, omdat vier van de vijf bestuursleden van SNZT, waaronder de ter zitting verschenen heren [ ] [betrokkene 1] (voorzitter) en [ ] [betrokkene a] (secretaris), niet meer in functie zijn. Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn zij immers meer dan drie jaar geleden benoemd, hetgeen in strijd is met de statuten van SNZT. Van een herbenoeming is niet gebleken.
4.2. De voorzieningenrechter passeert deze stellingen van SZT. Ter zitting heeft de advocaat van SNZT geciteerd uit een brief van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) van 16 maart 2011. Hiertegen heeft SZT niets ingebracht. Op grond van deze brief moet er van worden uitgegaan dat de in het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel genoemde bestuursleden van SNZT tijdig zijn herbenoemd en dus thans gewoon in functie zijn. Daarmee kan de advocaat van SNZT zijn cliënte rechtsgeldig vertegenwoordigen, daargelaten wat er overigens zij van de vraag of onbevoegdheid van de bestuursleden van SNZT tot verstekverlening zou hebben moeten leiden.
4.3. SNZT betwist dat SZT een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Dit verweer wordt verworpen. SNZT heeft ter zitting aangegeven dat SZT bij niet tijdige betaling van het in het vonnis van 18 april 2011 onder 6.3 sub b weergegeven bedrag ter zake van schadevergoeding, het risico loopt opnieuw met een vliegverbod te worden geconfronteerd. Bovendien hebben de gestelde onrechtmatige publicaties op de verschillende websites een voortdurend karakter. Ten slotte heeft SZT onweersproken gesteld dat de maanden mei en juni het hoogseizoen vormen voor de zweefvliegerij. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
4.4. Partijen verschillen in de eerste plaats van mening over de vraag wat de exacte betekenis is van de ontruimingsbescherming die de kantonrechter in het vonnis van 18 april 2011 aan SZT heeft toegekend. Volgens SZT volgt uit dat vonnis dat zij tot 24 juni 2011 haar vliegbedrijf op Terlet mag voortzetten. Zolang de ontruimingsbescherming geldt, is SZT niet in gebreke het gehuurde te ontruimen. SNZT stelt daartegenover dat nu de huurovereenkomsten tussen partijen zijn ontbonden, buitengerechtelijk dan wel bij vonnis van 18 april 2011, SZT geen huurder meer is en dientengevolge ook geen recht meer heeft op het exclusieve gebruik van het gehuurde. Zij dient het gehuurde te ontruimen. Aan haar is ontruimingsbescherming verleend om haar de tijd te geven voor deze ontruiming voorbereidingen te treffen. SNZT heeft slechts de passieve verplichting te dulden dat er niet direct wordt ontruimd.
4.5. Voorop wordt gesteld dat partijen het erover eens zijn dat het vonnis van 18 april 2011 in 6.2 van het dictum een kennelijke verschrijving bevat, in die zin dat daar ten aanzien van de hangaar en kantoorruimte een ontruimingstermijn van drie dagen wordt genoemd, terwijl dit - net als ten aanzien van de vliegstrip - twee maanden en drie dagen moet zijn.
4.6. Voorshands geoordeeld volgt uit rechtsoverweging 5.12 van het vonnis van 18 april 2011 dat SZT gedurende de gehele periode van ontruimingsbescherming gebruik kan blijven maken van het gehuurde. Dit volgt ook met zoveel woorden uit de wet, waarin in artikel 7:230a lid 3 BW is bepaald dat de verhuurder niet kan verlangen dat de huurder voor het einde van de in lid 1 bedoelde termijn tot ontruiming overgaat, terwijl voorts in artikel 7:230a lid 4 BW, dat een verplichte afwijzingsgrond voor een verlengingsverzoek bevat, wordt gesproken over het recht op het gebruik van de zaak of gedeelte daarvan. De periode van ontruimingsbescherming is derhalve niet (slechts) bedoeld om een huurder de tijd te geven voorbereidingen te treffen voor de ontruiming, maar ziet er op dat een huurder gedurende die periode ten volle gebruik kan blijven maken van het gehuurde. Voor een andersluidende opvatting biedt de wet geen aanknopingspunten. Dit betekent dat SZT tot 24 juni 2011 haar vliegbedrijf op Terlet mag voortzetten. In beginsel dient SNZT zich dan ook gedurende de periode van ontruimingsbescherming te onthouden van iedere gedraging waardoor het gebruik door SZT van het gehuurde wordt belemmerd. Voor zover SNZT in dit verband heeft willen betogen dat zij niet verantwoordelijk is voor het e-mailbericht dat havenmeester [betrokkene] op 6 mei 2011 heeft verzonden (zie 2.14), gaat zij daarbij voorbij aan het feit dat de havenmeester in zijn bericht expliciet aangeeft dat “het SNZT bestuur het onvermijdelijke besluit (heeft) genomen dat zondag a.s. 8 mei de laatste vliegdag zal zijn voor de SZT”, terwijl (het bestuur van) SNZT zelf reeds een dag eerder een bericht met soortgelijke strekking op haar eigen website had geplaatst (zie 2.13). Bovendien heeft [betrokkene] op 8 mei 2011 een e-mailbericht verzonden waarin hij spreekt van “na overleg en in opdracht van mijn bestuur zal op dit moment het beleid niet worden aangepast” (zie 2.17).
4.7. De volgende vraag die partijen verdeeld houdt, is hoe de veroordelingen onder 6.2 en 6.3 sub b van het vonnis van 18 april 2011 zich tot elkaar verhouden. Meer in het bijzonder speelt hierbij een rol de vraag of SNZT het gebruik van het gehuurde door SZT gedurende de periode van ontruimingsbescherming kan belemmeren, omdat SZT de door haar te betalen vergoeding ter zake van schadevergoeding niet (tijdig) voldoet. Hierbij wordt opgemerkt dat het op 9 mei 2011 geëffectueerde vliegverbod weliswaar door SNZT weer is opgeheven, maar niet is uitgesloten, zoals hiervoor bij de beoordeling van het spoedeisend belang reeds is overwogen, dat SZT in de nabije toekomst wederom met een vliegverbod wordt geconfronteerd.
4.8. SZT stelt dat zij in het incidentele vonnis van 14 februari 2011 is veroordeeld tot betaling van € 6.330,55 per maand vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van het eindvonnis. Aangezien de dagvaarding dateert van 15 oktober 2010 heeft SZT op/rond elke 15e van de maand aan die verplichting voldaan. De veroordeling onder 6.3 sub b van het vonnis van 18 april 2011 is niets anders dan een voortzetting van deze regeling gedurende de periode van ontruimingsbescherming. De laatste betaling die SZT heeft gedaan, op 13 mei 2011, moet ook in dit kader worden bezien en betreft dus een vooruitbetaling, die ziet op de periode van 15 mei tot 15 juni 2011. Volgens SZT is betaling van de vergoeding geen voorwaarde voor de ontruimingsbescherming en bestaat er in zoverre dan ook geen verband tussen beiden.
4.9. SNZT stelt dat SZT op grond van het vonnis van 18 april 2011 € 6.330,55 aan haar dient te betalen voor iedere maand of gedeelte daarvan dat SZT in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen, ingaande op 18 april 2011. Omdat SZT het gehuurde op 18 april 2011 niet heeft ontruimd, is zij genoemd bedrag dus verschuldigd geworden aan SNZT. Er is dan ook wel degelijk sprake van een verband tussen de periode van ontruimingsbescherming en de schadevergoeding. Omdat de voorlopige voorziening die de kantonrechter in het incidentele vonnis van 14 februari 2011 heeft gegeven door het eindvonnis van 18 april is komen te vervallen, betreft de laatste betaling die SZT heeft gedaan geen vooruitbetaling, maar ziet zij op de achterliggende periode, van 19 april tot en met 18 mei 2011.
4.10. Hoewel SZT kan worden nagegeven dat het vonnis van 18 april 2011 op dit punt niet geheel duidelijk is, moet dat vonnis naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel zo worden begrepen dat er een verband bestaat tussen de periode van ontruimingsbescherming en de te betalen schadevergoeding. In het incidentele vonnis van 14 februari 2011 heeft de kantonrechter SZT veroordeeld om vanaf de datum van de dagvaarding tot aan het in deze te wijzen eindvonnis aan SNZT € 6.630,55 per maand te betalen. Artikel 223 Rv bepaalt dat tijdens een aanhangig geding iedere partij kan vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Op grond hiervan moet dan ook worden aangenomen dat de door de kantonrechter op 14 februari 2011 gegeven voorlopige voorziening haar werking heeft verloren nadat op 18 april 2011 einduitspraak in de hoofdzaak is gedaan. In die einduitspraak heeft de kantonrechter de rechtstoestand tussen partijen bepaald. SZT is daarbij (onder meer) veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde op termijn als gevolg van ontruimingsbescherming, alsmede om binnen veertien dagen na betekening van dat vonnis aan SNZT te betalen “ter zake van schadevergoeding € 6.330,55 voor iedere maand of gedeelte van een maand dat SZT in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van SNZT te stellen, zulks ingaande heden”. Omdat SZT ontruimingsbescherming geniet, staat het gehuurde gedurende de periode van ontruimingsbescherming nog niet ter beschikking van SNZT, als gevolg waarvan zij schade lijdt. Het ligt dan ook voor de hand dat SZT voor iedere maand of gedeelte daarvan dat zij nog gebruik maakt van het gehuurde een bedrag van € 6.330,55 aan SNZT betaalt. Dat de kantonrechter deze koppeling ook heeft beoogd, kan worden afgeleid uit de laatste zin van rechtsoverweging 5.12 van het vonnis van 18 april 2011, waarin de ontruimingsbescherming wordt besproken: “In dit verband wijst de kantonrechter er op dat SNZT in conventie een schadevergoeding (ad € 6.330,55 per maand) vordert die ziet op alle drie de huurovereenkomsten.”
4.11. Hetgeen onder 4.6 en 4.10 is overwogen leidt, in onderling verband en samenhang bezien, tot de conclusie dat enerzijds SNZT het gebruik van het gehuurde door SZT gedurende de periode van ontruimingsbescherming niet mag belemmeren, en anderzijds dat SZT gedurende die periode, althans de periode dat het gehuurde niet is ontruimd, verplicht is de daartegenover staande vergoeding aan SNZT te voldoen. Op grond van de veroordeling onder 6.3 sub b van het vonnis van 18 april 2011 moet worden aangenomen dat SZT deze vergoeding voor het eerst is verschuldigd op 19 april 2011. Aangezien daarbij tevens is bepaald dat SZT de vergoeding binnen veertien dagen na betekening van het vonnis (21 april 2011) dient te betalen, is de eerste vergoeding op 5 mei 2011 opeisbaar geworden. Omdat als gevolg van het vonnis van 18 april 2011 de op 14 februari 2011 gegeven voorlopige voorziening haar werking heeft verloren, kan de betaling die SZT op 13 mei 2011 heeft gedaan, nergens anders betrekking op hebben dan op voldoening van deze eerste vergoeding. Anders dan SZT stelt, betreft die betaling dus geen vooruitbetaling, maar ziet zij op de periode 19 april tot en met 18 mei 2011. Dit betekent tevens dat de tweede termijn (19 mei tot en met 18 juni 2011) inmiddels ook opeisbaar is geworden. Het gevorderde onder 3.1 sub a zal dan ook worden toegewezen onder de voorwaarden dat (1) SZT de schadevergoeding ad € 6.330,55, die ziet op de periode 19 mei 2011 tot en met 18 juni 2011, binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis aan SNZT zal hebben voldaan, en (2) dat SZT uiterlijk op 19 juni 2011 de resterende termijn, die ziet op de periode van 19 juni 2011 tot 24 juni 2011, aan SNZT zal hebben voldaan.
4.12. SZT stelt nog dat zij door het vliegverbod van 9 tot en met 13 mei 2011 in ieder geval € 7.500,00 aan directe (variabele) inkomsten is misgelopen. Zij wil dit bedrag verrekenen met de door haar nog te betalen vergoedingen. Dit verweer wordt verworpen. SZT heeft geen concrete - met stukken onderbouwde - feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid hoe het bedrag van € 7.500,00 tot stand is gekomen en waaruit het is opgebouwd. Daarmee is de gegrondheid van het verrekeningsverweer van SZT niet op eenvoudige wijze vast te stellen.
4.13. De tevens onder 3.1 sub a gevorderde verlenging van de ontruimingsperiode zal worden afgewezen. Met het hiervoor weergegeven oordeel moet achteraf worden geconstateerd dat SZT ten onrechte de vergoeding niet heeft betaald op het moment dat zij opeisbaar was. Bij die stand van zaken kan de belemmering die vervolgens heeft plaatsgevonden door SNZT in het gebruik van de vliegstrip (feitelijk het opgelegde vliegverbod) er niet toe leiden dat de periode van ontruimingsbescherming zoals die door de kantonrechter is vastgesteld thans wordt verlengd.
4.14. Het gevorderde onder 3.1 sub b ziet op het plaatsen van een mededeling op de website van SNZT, inhoudende dat zij eerder ten onrechte op die website heeft medegedeeld dat de activiteiten van SZT op 9 mei 2011 zouden eindigen en dat SZT haar bedrijf zal mogen voortzetten tot de in dit vonnis bepaalde datum, onder verwijzing naar het vonnis en onder publicatie van het vonnis op haar website. Daargelaten of SNZT op 5 mei 2011 al dan niet terecht op haar website de mededeling heeft geplaatst dat de activiteiten van SZT op 9 mei 2011 zouden eindigen, dient SNZT deze mededeling binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis op haar website te rectificeren, aangezien bij de huidige stand van zaken, mede naar aanleiding van het vonnis van 18 april 2011, moet worden aangenomen dat SZT onder bepaalde voorwaarden is gerechtigd het gebruik van het gehuurde voort te zetten tot 24 juni 2011. Daarbij komt dat SZT er groot belang bij heeft dat zij gedurende deze periode, die het hoogseizoen vormt voor de zweefvliegerij, haar activiteiten op Terlet ongestoord kan voortzetten. Indien de bewuste mededeling op de website van SNZT blijft gehandhaafd, ligt het voor de hand dat (potentiële) zweefvliegers -al dan niet als ‘deelnemer’ bij SZT aangesloten- naar aanleiding van die mededeling ervan uitgaan dat zij voor het uitoefenen van de zweefvliegsport niet langer bij SZT terecht kunnen. Het gevorderde onder 3.1 sub b zal dan ook worden toegewezen.
4.15. Het gevorderde onder 3.1 sub c zal worden afgewezen. Deze vordering, die ziet op een bevel om zich te onthouden van iedere vorm van mededeling of openbaarmaking waaruit derden zouden kunnen afleiden dat SZT voor het einde van de periode van ontruimingsbescherming het zweefvliegbedrijf zou moeten staken, is naast het gevorderde onder 3.1 sub a en in het licht van hetgeen in dit vonnis is overwogen te algemeen en te weinig omlijnd om te kunnen toewijzen.
4.16. Het gevorderde onder 3.1 sub d ziet op twee rectificaties. In de eerste plaats gaat het om een rectificatie van een onjuiste mededeling op de website www.zweefvliegen-online.nl. Het gaat hierbij met name om de mededeling dat alle activiteiten van SZT op Terlet zijn verboden, omdat niet tijdig aan de opgelegde verplichtingen is voldaan, alsmede dat er is besloten om vanaf maandag 9 mei 2011 de handhaving van dat verbod te effectueren. Vaststaat dat SNZT dit verbod met ingang van 13 mei 2011 weer heeft opgeheven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is SNZT dan ook gehouden om de mededelingen op genoemde website te rectificeren, door aldaar te (laten) vermelden dat SZT haar bedrijf zal mogen voortzetten tot 24 juni 2011. Hierbij wordt nog overwogen dat tegenover de stelling van SZT dat (het bestuur van) SNZT door middel van het doen uitgaan van berichten kan bewerkstelligen dat deze worden geplaatst op de website www.zweefvliegen-online.nl, SNZT geen concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit het tegendeel blijkt.
In de tweede plaats gaat het om een rectificatie op iedere andere website van iedere onjuiste mededeling die gebaseerd is op een of meer beslissingen van SNZT omtrent het gebruik van Terlet. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen, omdat het te vaag en onbepaald is. Bovendien wordt met deze vordering teveel op de zaken vooruitgelopen.
4.17. Er bestaat aanleiding de gevorderde dwangsommen te matigen en te maximeren.
4.18. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze. Het gevorderde onder 3.1 sub a zal immers slechts gedeeltelijk en bovendien onder voorwaarden worden toegewezen, terwijl het gevorderde onder 3.1 sub b en d (i) zal worden toegewezen en het gevorderde onder 3.1 sub c en d (ii) zal worden afgewezen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. beveelt SNZT zich te onthouden van iedere gedraging waardoor het gebruik door SZT van de hangaar, de kantoorruimte en de vliegstrip wordt belemmerd of op enige wijze het vliegbedrijf van SZT wordt belemmerd gedurende de periode van ontruimingsbescherming, welke zal eindigen op 24 juni 2011, onder de voorwaarden dat:
- SZT de schadevergoeding ad € 6.330,55, die ziet op de periode 19 mei 2011 tot en met 18 juni 2011, binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis aan SNZT zal hebben voldaan, en
- SZT uiterlijk op 19 juni 2011 de resterende termijn, die ziet op de periode van 19 juni 2011 tot 24 juni 2011, aan SNZT zal hebben voldaan,
5.2. beveelt SNZT binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis op de homepage van haar website op opvallende wijze een mededeling te plaatsen inhoudende (i) dat de eerdere mededeling van SNZT op die website, dat de activiteiten van SZT op 9 mei 2011 zouden eindigen, onjuist is en (ii) dat SZT haar bedrijf zal mogen voortzetten tot 24 juni 2011, onder verwijzing naar dit vonnis en onder publicatie van dit vonnis op haar website,
5.3. beveelt SNZT om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis zorg te dragen voor rectificatie van de onjuiste mededeling op de website van zweefvliegen-online.nl, dat alle activiteiten van SZT op Terlet verboden zijn en vanaf 9 mei 2011 een verbod geldt, door aldaar te (laten) vermelden dat SZT haar bedrijf zal mogen voortzetten tot 24 juni 2011,
5.4. bepaalt dat SNZT voor iedere overtreding van de hiervoor onder 5.1 tot en met 5.3 opgenomen bevelen aan SZT een dwangsom verbeurt van € 2.000,00, alsmede een dwangsom van 2.000,00 voor iedere dag dat zodanige overtreding voortduurt, echter tot een maximum van € 100.000,00,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2011 in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren, terwijl de overwegingen waarop de beslissing stoelt afzonderlijk zijn vastgelegd op 31 mei 2011.