ECLI:NL:RBARN:2011:BQ6897
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst en afwijzing billijke vergoeding in het voortgezet onderwijs
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 3 mei 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting Alliantie Voortgezet Onderwijs voor Nijmegen en het Land van Maas en Waal en een werknemer. De werknemer, die sinds 16 augustus 2002 in dienst was, voerde conciërgewerkzaamheden uit en ontving een bruto maandsalaris van € 2.443,-. De Alliantie verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van enige vergoeding, onderbouwd door claims van onvoldoende functioneren en een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft de stellingen van beide partijen zorgvuldig gewogen, waarbij de werknemer aanvoerde dat zijn kansen op ander werk klein waren en dat hij aanspraak kon maken op een aanzienlijke bovenwettelijke uitkering.
De kantonrechter oordeelde dat de samenwerking in redelijkheid niet meer mogelijk was en heeft het verzoek tot ontbinding toegewezen. Echter, de vraag naar een billijke vergoeding werd niet beantwoord, omdat de kantonrechter oordeelde dat de omvangrijke bovenwettelijke uitkering, die de werknemer kon ontvangen, voldoende was om de belangen van de werknemer te waarborgen. De Alliantie, als eigenrisicodrager, zou naar schatting ongeveer € 35.000,- aan uitkeringskosten voor de werknemer moeten dragen. Gezien deze omstandigheden werd er geen aanleiding gezien om een extra vergoeding toe te kennen aan de werknemer.
De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 juni 2011, en de proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Deze beschikking werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter J.W.M. Tromp.