ECLI:NL:RBARN:2011:BQ6443

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
16 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
213167
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging samenwerkingsovereenkomst Lusaro II en geschil over intellectuele eigendomsrechten

In deze zaak staat centraal of gedaagde en Lusaro B.V. gerechtigd waren om de samenwerking met eiser te beëindigen door de samenwerkingsovereenkomst Lusaro II op te zeggen. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. van Ast, vordert in kort geding dat de samenwerking wordt voortgezet en dat de gedaagden, waaronder de besloten vennootschap Lusaro B.V., worden veroordeeld tot teruggave van de prototypen van de lichtgewicht caravan en boottrailer. De procedure is gestart na een reeks van communicatieproblemen en beschuldigingen van frauduleus handelen door eiser, die zijn declaraties niet voldoende zou hebben onderbouwd. De rechtbank heeft de feiten en de procedure zorgvuldig onderzocht, waarbij het verloop van de samenwerkingsovereenkomst en de communicatie tussen partijen aan bod kwamen. De rechtbank oordeelt dat de samenwerkingsovereenkomst, die is aangegaan op 1 juli 2010, een duurovereenkomst is zonder mogelijkheid tot tussentijdse opzegging, tenzij er voldoende zwaarwegende redenen zijn. De gedaagden hebben de samenwerkingsovereenkomst op 3 januari 2011 opgezegd, maar de rechtbank oordeelt dat de redenen voor opzegging niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af, met uitzondering van de vordering tot teruggave van het chassis van de caravan, die wordt toegewezen. De gedaagde wordt veroordeeld tot teruggave binnen zeven dagen, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De proceskosten worden aan eiser opgelegd.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 213167 / KG ZA 11-126
Vonnis in kort geding van 16 mei 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. I. van Ast te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUSARO B.V.,
gevestigd te Westervoort,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [gedaagde sub 1] (gedaagde 1), directeur.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 20
- het verweer en de daarbij behorende producties A t/m U van [gedaagde sub 1] en Lusaro
B.V.
- de aanhouding ter zitting op 28 april 2011
- de producties 21 t/m 23 van [eiser]
- de mondelinge behandeling op 2 mei 2011
- de pleitnota van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde sub 1] heeft in 2004 een idee bedacht en uitgewerkt om een middenas aanhanger (caravan) te verbeteren. In plaats van een middenas aanhanger heeft [gedaagde sub 1] een aanhanger met minimaal één as aan de achterzijde en één enkele as aan de voorzijde ontwikkeld. Deze enkele as wordt gevormd door een neuswielmodule met scharnierende dissel. Op deze wijze wordt de trekhaak ontlast en kan de aanhanger makkelijker worden verplaatst. Tevens is de aanhanger stabieler en is er mogelijk meer ontwerpruimte qua indeling van een caravan.
2.2. In 2004 tot 2006 heeft [gedaagde sub 1] dit idee verder uitgewerkt met de Stichting Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (hierna: HAN).
2.3. [gedaagde sub 1] heeft in 2005 het eerste patent voor de uitvinding van de zogenaamde Lusaro neuswielmodule aangevraagd en verkregen.
2.4. Op 1 oktober 2008 zijn [gedaagde sub 1], handelend onder de naam Lusaro, HAN, Trios B.V., Kip Caravans B.V., WEGA Machinefabriek B.V. en [eiser], handelend onder de naam TDS Trailerbouw (hierna: TDS), voor de duur van negentien maanden een samenwerkingsovereenkomst aangegaan ten aanzien van het project “Lusaro, innovatie in aanhangers” (hierna: Lusaro I). Tevens is een projectplan opgesteld. TDS werd door [gedaagde sub 1] gevraagd om het Lusaro-concept te testen op een boottrailer. [eiser] heeft vervolgens een boottrailer chassis gebouwd waarin de Lusaro-module kon worden gemonteerd.
2.5. Voor het uitvoeren van het project Lusaro I is subsidie aangevraagd en ook verkregen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkelingen (hierna: EFRO).
2.6. De heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) was namens HAN, penvoerder van Lusaro I, projectcoördinator van Lusaro I. [betrokkene] stelde een overall planning op en verzorgde de notulen van de twee wekelijkse vergaderingen. Partijen dienden bij [betrokkene] de declaraties van gewerkte uren en gemaakte kosten in, waarna hij eenmaal per vier maanden een geconsolideerde rapportage en declaratie indiende bij de provincie, althans de Management Autoriteit Oost-Nederland (de subsidieverstrekker). Voorts was [betrokkene] het aanspreekpunt voor de provincie en de deelnemers aan het project.
2.7. Nadat Lusaro I was afgesloten, hebben [gedaagde sub 1] (handelend onder de naam Lusaro), de heer [ ] [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) (handelend onder de naam PP tailor-tronics) en [eiser] (handelend onder de naam TDS) een tweede, nieuwe samenwerkings-overeenkomst (Lusaro II) gesloten om hetgeen gerealiseerd was in Lusaro I verder te kunnen uitbouwen. In deze samenwerkingsovereenkomst is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
2. Doel van de samenwerkingsovereenkomst
1. Deze overeenkomst heeft tot doel de randvoorwaarden en condities te omschrijven tijdens Het Project waaronder Partijen industrieel onderzoek & experimenteel ontwikkeling zullen uitvoeren zoals omschreven in Het Projectplan, dat een integraal onderdeel vormt van deze overeenkomst.
2. Deze overeenkomst regelt tevens de randvoorwaarden en condities waaronder Partijen tot vijf jaar na het Einde en tijdens Het Project de Deel- en Eindproducten zoals genoemd in artikel 1 mogen exploiteren.
3. Duur van de overeenkomst
1. De onderhavige samenwerkingsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2010 en wordt aangegaan tot vijf jaar ná het Einde van Het Project.
2. De onderhavige overeenkomst wordt gesloten onder de ontbindende voorwaarde dat voor Het Project door de EFRO programmacommissie en de externe financier gezamenlijk minder dan 70% subsidie van het totale projectbudget te weten € 2.695.282,- wordt verleend.
3. De artikelen 13 tot en met 17 blijven van toepassing na afloop van deze overeenkomst.
4. Uitvoering van Het Project
1. Gedurende de looptijd van deze overeenkomst wordt door de Partijen in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid gehandeld.
2. De uitvoering van het project staat toe dat ook andere partijen bij de uitvoering van Het Project worden betrokken. Het betreft hier uitbesteding van werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de uitbestedende Partij, zoals vastgelegd in het Projectplan. Nieuwe partijen worden slechts toegelaten indien elk der Partijen hiermee uitdrukkelijk heeft ingestemd. Partijen zullen toestemming niet dan op redelijke gronden weigeren.
5. Projectcoördinatie en Projectadministratie
1. Partijen verklaren hierbij dat d[ ]er [gedaagde] gemachtigd is ten behoeve van Het Project subsidie aan te vragen uit het programma 2007-2013 van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en deze subsidieaanvraag mede namens hen te verrichten.
2. De heer [gedaagde] zal optreden als projectleider, penvoerder en eindverantwoordelijke voor Het Project.
3. Partijen verbinden zich om ten behoeve van Het Project zorg te dragen voor een nadere indiening van de stukken zoals vereist op grond van de verplichtingen, verbonden aan de subsidieverlening EFRO door de Management Autoriteit Oost-Nederland. Partijen zijn op de hoogte van deze subsidievoorwaarden.
4. De in het kader van Het Project aangevraagde en toegekende subsidie zal door penvoerder op basis van werkelijk gemaakte kosten over de Partijen worden verdeeld. Kosten kunnen slechts worden vergoed conform de in het Projectplan opgenomen specificatie, rekening houdend met de verplichtingen uit hoofde van de subsidieverlening door EFRO, en de door partijen toegezegde eigen bijdragen, zoals genoemd in artikel 7 van deze overeenkomst.
6. Rapportage en voortgang van Het Project
1. Partijen verbinden zich om een deugdelijke administratie te voeren van de kosten die worden gemaakt in het kader van Het Project. Van de administratie zal een sluitende urenregistratie deel uit maken.
2. Na afloop van elke maand zal door iedere Partij een rapportage worden verstrekt aan de projectleider, waaronder de administratie zoals genoemd in lid 1.
3. Eenmaal per 3 maanden zal door iedere Partij een rapportage worden verstrekt aan de projectleider, waarin de voortgang en de resultaten zijn opgenomen die tijdens de afgelopen rapportageperiode in het kader van Het project door de betreffende Partij zijn gemaakt, respectievelijk verkregen.
4. Eenmaal per 3 maanden verstrekt de projectleider een rapportage aan de programmacommissie van EFRO, op basis van de door de Partijen verstrekte informatie. Hierin zijn de totale voortgang en resultaten opgenomen die tijdens de achterliggende periode werden gemaakt, respectievelijk verkregen in het kader van Het Project.
5. Binnen 3 maanden na afloop van Het Project zal door de Partijen, onder regie van de projectleider, een eindrapportage worden samengesteld waarin de in het kader van Het Project uitgevoerde werkzaamheden, alsmede de verkregen resultaten worden beschreven. De eindrapportage zal tevens een van een accountantsverklaring vergezelde specificatie omvatten van de totale kosten die door de Partijen gemaakt zijn in het kader van Het Project. De eindrapportage zal worden verstrekt aan de EFRO programmacommissie.
7. Verplichtingen Partijen tijdens Het Project
1. Partijen verplichten zich om de per Partij afgesproken Deel- of Eindproducten conform het Projectplan te vervaardigen binnen het aldaar opgenomen tijdschema. Vertraging in de voortgang dient onmiddellijk te worden gemeld bij de Projectleider onder vermelding van het nieuwe tijdstip van oplevering. Indien de vertraging de algehele voortgang hindert en het eindresultaat in gevaar brengt, kan een Partij door de ander Partijen van verdere deelname worden uitgesloten en worden vervangen.
(…)
8. Verplichtingen Partijen tot vijf jaar na het Einde van Het Project
(…)
3. Tot vijf jaar na het Einde van de het Project kan alleen met toestemming van alle andere Partijen één der Partijen zijn Kennis en/of (Deel)product dat noodzakelijk is voor de vervaardiging van de Deel- of Eindproducten verkopen, verhuren of op een andere manier ter beschikking stellen aan een ander. De andere Partijen hebben daarbij de mogelijkheid als voorwaarde te stellen dat zij kosteloos alle productinformatie krijgen en de gebruikslicentie.
10. Verplichtingen ten aanzien van de Eindproducten tot vijf jaar na Einde project
1. TDS zal de productie verzorgen van:
a. ‘Lusaro Lichtgewicht caravan’, in opdracht van Lusaro.
b. ‘TDS Lichtgewicht Boottrailer’.
13. Intellectueel eigendom
1. Iedere Partij behoudt de intellectuele eigendomsrechten op de Kennis, Deelproducten en materialen die door haar ten behoeve van de samenwerking worden ingebracht en in het Projectplan worden omschreven en op materialen die door haar worden ontwikkeld in het kader van de samenwerking.
2. Het is Partijen uitdrukkelijk niet toegestaan op enigerlei wijze, zowel tijdens als na afloop van de overeenkomst, de in lid 1 omschreven Kennis, deelproducten en materialen waarvan de andere Partij de intellectuele eigendomsrechten heeft, te verveelvoudigen, te openbaren of te exploiteren.
15. Geheimhouding
1. Alle Kennis die door een Partij aan een andere Partij wordt geopenbaard in het kader van Het Project wordt geacht geheim te zijn en wordt geacht het eigendom te zijn van de openbarende Partij.
2. Voor zover er geen nadere overeenkomsten zijn die de behandeling van specifieke Kennis expliciet regelen, zal iedere Partij alle Kennis die zij ontvangt van een andere Partij, ongeacht of dit mondeling, schriftelijk, door demonstratie, of anderszins geschiedt, slechts gebruiken zoals toegestaan in deze overeenkomst, en gedurende een periode van 5 jaar na het Einde van het Project de Kennis niet openbaren aan derden of aan employees voor wie het kunnen beschikken over de Kennis geen noodzaak is voor het voltooien van Het Project. Niettemin zullen de Partijen niet gehouden zijn tot het geheim houden van de kennis wanneer die Kennis algemeen bekend is of, na verloop van tijd, wordt:
a) door de andere Partij aan derden ter beschikking is gesteld zonder dat de ontvangende Partij een schriftelijke geheimhoudingsverklaring heeft afgegeven;
b) met toestemming van de andere partij gebruikt wordt in wetenschappelijke publicaties;
c) reeds in het bezit was van de ontvangende Partij, voor zover de ontvangende Partij niet wist dat deze Kennis aan een geheimhoudingsverklaring met betrekking tot de openbarende Partij of een derde onderworpen was;
d) algemeen bekend is of wordt voor het publiek anders dan door openbaring door de ontvangende Partij, directieleden, kaderleden, werknemers, agenten of adviseurs;
e) in het bezit komt van de ontvangende Partij op niet-vertrouwelijke basis van een bron anders dan de openbarende Partij of haar adviseurs, of
f) opgeëist kan worden om te voldoen aan eisen van enige toepasbare wet, voorschrift of vonnis, waarbij de Partij die verplicht wordt om de Kennis te openbaren, zich redelijke inspanning getroost om geheime behandeling van de te openbaren Kennis te verkrijgen.
(…)
2.8. Aan de onder 2.7. genoemde samenwerkingsovereenkomst ligt een projectplan ‘Lusaro II, uitbreiding op Lusaro I’ ten grondslag.
2.9. Voor het uitvoeren van het project Lusaro II is eveneens subsidie aangevraagd en verkregen uit het EFRO.
2.10. Sinds 1 juli 2010 huurt [eiser] een ruimte (bedrijfshal), waarin de prototypen (caravan en boottrailer) van het project Lusaro I zijn opgeslagen.
2.11. [gedaagde sub 1] heeft [eiser] bij brief van 28 oktober 2010, voor zover thans van belang, het volgende medegedeeld:
Als penvoerder/eigenaar/initiator van Lusaro2 voel ik veel verantwoordelijkheid voor een fors project met veel subsidie. Het loopt en voelt niet zoals ik verwacht had, de volgende onderwerpen wil ik graag met je bespreken.
Informatieuitwisseling:
(…)
Eigenbijdrage:
(…)
Te maken uren:
(…)
De toekomst:
(…)
Het is nog te vroeg om jouw output in Lusaro2 te wegen. Ik vind echter wel dat je je terughoudend en gesloten opstelt, waardoor ik nog geen gevoel hebt wat hieruit gaat komen. (…)
Ik heb dit nu op papier gezet om mijn verwachtingen in dit project naar jou toe vroegtijdig kenbaar te maken, laten we dit volgende week samen even bespreken. (…)
2.12. [gedaagde sub 1], Lusaro B.V., heeft [eiser] op 1 november 2010 een gespreksverslag doen toekomen. Hierin is onder meer het volgende vastgelegd:
Hierbij wil ik ons gesprek van hedenmiddag als volgt samenvatten:
In jouw reactie op mijn brief heb je in je laatste regel aangegeven: “Het is mij nu duidelijk wat je wilt”. Daarop heb ik je vandaag gevraagd wat jou inziens nu duidelijk is, waarop je aangaf dat je dacht dat ik alleen verder wil in Lusaro2. Ik heb je aangegeven dat dit niet het geval is.
(…)
We hebben besproken dat we een duidelijk verschil zien in werkwijze en ambitie. Voor wat betreft het laatste heb ik je aangegeven dat ik degene was die in Lusaro2 voor de boottrailer, zeg maar “jouw boottrailer” een ambitie heb gedefinieerd.
Hierop aansluitend heb ik je vanmiddag gevraagd om goed na te denken over het traject waarin we nu zijn ingestapt en of jij hier zelf gelukkig van gaat worden. Daarin ook in oogschouwing genomen dat je al jaren lang als geheel vrije en zelfstandige ondernemer je tijd en activiteiten kan plannen, zonder dit met andere te hoeven delen. Iets wat in een project als Lusaro2 zeker anders is.
Ik hoop dan ook dat je voor jezelf en voor de andere partners in Lusaro2 een eerlijke afweging wilt maken. Daarbij hoeft het geen ja/nee antwoord te zijn, we kunnen ook activiteiten gaan verschuiven.
2.13. Bij brief van 7 november 2010 heeft [gedaagde sub 1] [eiser] onder meer het volgende bericht:
Nu ik jou meemaak in het Lusaro2 project constateer ik dat je tekort schiet in een aantal elementaire eigenschappen welke nodig zijn om tijdens en na dit project succesvol te zijn. In deze brief geef ik je een aantal voorbeelden en afsluitend geef ik je aan hoe wij verder gaan.
(…)
Resumerend is mijn conclusie op dit moment dat ik geen vertrouwen heb in de geschetste toekomst, zowel die van het project als die van ná het project Lusaro2. Ik zie jou geen productieplant draaien voor de producten van Lusaro2.
Natuurlijk kan dit veranderen, maar voor mij is het een noodzaak om vanaf nu dit scherp te monitoren, ik wil dan ook met jou dit ieder kwartaal doorspreken. Dit om te voorkomen dat er veranderingen tijdens of na Lusaro2 gebeuren welke voor jou een verrassing zijn.
Voorlopig wil ik dat jij je focust op de boottrailer en ik op de caravan. De onderliggende producten dienen we zoveel mogelijk in samenwerking te doen.
Voor het project gaan we vanaf nu op deze manier verder:
(volgt een korte opsomming, de voorzieningenrechter)
Hierbij wil ik je ook aangeven dat ik verleden week veel moeite had om jouw tijdschrijven te ondertekenen. Ik heb met name een slecht gevoel bij jouw 154 uren voor TD4. De werkzaamheden welke jij beschreef mogen mijn inziens niet meer bedragen dan 2 a 3 dagen. Ik verzoek je dan ook om in Q4 van 2010 100 uur van je gemaakte uren niet te declareren als compensatie.
In Q3 2010 heb je maar liefst 193 uur voor de caravan geschreven, waarvan ik zowel in rapportage als in resultaat niets heb terug gezien. Ik verzoek je zelf om hier een compensatie voor te vinden.
Afsluitend wil ik herhalen dat ik nu niet van plan ben om zonder jou verder te gaan maar je wel op het hart wil drukken dat Lusaro2 geen project is waar we veel uren op gaan schrijven omdat het budget ruim is. Ik ben en blijf verantwoordelijk voor het resultaat naar de provincie, maar vooral naar mijzelf en mijn eigen toekomst.
2.14. [eiser] heeft op deze brief gereageerd bij e-mailbericht van 11 november 2010 en heeft daarin – kort gezegd – aangegeven dat hij zich niet kan vinden in het standpunt van [gedaagde sub 1].
2.15. Bij brief van 9 december 2010 heeft [gedaagde sub 1], Lusaro B.V., [eiser] onder meer het volgende bericht:
Na zorgvuldig de huidige situatie inzake TDS geanalyseerd te hebben ben ik tot de conclusie gekomen dat de partnersamenstelling en daarmee het budget van Lusaro2 gewijzigd dient te worden om de doelstellingen te waarborgen.
Mijn standpunt welke ik jou eerder heb laten weten over jouw capaciteiten in relatie tot Lusaro2 is niet gewijzigd en alleen maar versterkt. Ik heb mij laten adviseren en informeren door ondermeer Heino [betrokkene 2] van PP TailorTronics, [ ] [B] van de Provincie Gelderland en Gerard van Gaal van OostNV. De besproken gebreken richten zich primair op de punten 6.1, 6.2, 6.3, 7.1, 13.2 en 15 van onze Samenwerkingsovereenkomst.
Ik wil jou onder onderstaande voorwaarden een kans geven om de boottrailer tot een succes te laten komen binnen Lusaro2, waarbij ik de volgende optie voorstel:
(volgt een opsomming, de voorzieningenrechter)
Voorts wil ik benadrukken dat de declaraties te allen tijde door de penvoerder beoordeeld zullen worden op de verhouding inspanning/resultaat. Ten behoeve van de nader samen te stellen partners zal er een vervangende samenwerkingsverklaring opgesteld worden.
Ik wil uiterlijk maandag 13 december 17.00 uur van jou vernemen of je hiermee akkoord gaat. Het enige alternatief van bovengenoemde optie is dat TDS geheel stopt met Lusaro2. Uiterlijk vrijdag 17 december 2010 17.00 uur zal dan het volledige voorschot bedrag a 230.000 euro terug gestort moeten zijn (…).
2.16. [eiser] heeft [gedaagde sub 1] op 12 december 2010 bericht dat hij, althans zijn advocaat, uiterlijk 17 december 2010 zou reageren. Een reactie is evenwel uitgebleven.
2.17. [gedaagde sub 1], Lusaro B.V., heeft [eiser] bij brief van 27 december 2010 onder meer het volgende medegedeeld:
We zijn al weer ruim 2 weken verder na de deadline van mijn brief van 9 december 2010. Helaas heb ik niets meer van je vernomen. Ik heb bewust even gewacht op de mening in deze kwestie van de subsidieverlener van Lusaro BV, de Provincie Gelderland.
In de afgelopen weken is de Provincie door mij geïnformeerd en zijn [ ] [A] en [ ] [B] bij jou geweest om zelf een beeld te vormen van de situatie. Vrijdagochtend 24 december jl. ben ik door [ ] [A] van de Provincie geïnformeerd dat jouw declaratie van Q3 2010 geheel is afgekeurd. Ik neem aan dat het je nu helemaal duidelijk is waarom deelname aan Lusaro2 voor TDS reeds beëindigd is.
Ik heb mij laten adviseren door een jurist en wil je het volgende voorstel voorleggen. Tot 1 januari 2011 heb je de kans om vrijwillig mee te werken met jouw afronding van het Lusaro2 project, onder de volgende voorwaarden:
(volgt een opsomming, de voorzieningenrechter)
Indien je niet ingaat op deze mogelijkheid om vrijwillig het project af te ronden en het voorschot terug te betalen, wordt er een dagvaarding ingediend om jouw deelname af te ronden en het voorschot terug te vorderen, waarbij tenminste onder meer de volgende motieven worden gehanteerd:
1. Poging tot oplichting en/of bedrieging,
2. Het zwaar verstoren van de voortgang van het project Lusaro2,
3. Het herhaaldelijk niet naleven van de Samenwerkingsovereenkomst ‘Lusaro2, uitbreiding op Lusaro1’.
(…) Verder heeft je verstoren zoals genoemd in punt 2 inmiddels geleid tot beëindiging van onze samenwerking op grond van artikel 7.1 van onze samenwerkingsovereenkomst. Indien je niet vrijwillig wenst mee te werken houd ik tevens de optie open om een schadeclaim tegen je in te dienen wegens het schenden van de geheimhouding.
Indien je vrijwillig uit Lusaro2 wilt stappen, verzoek ik je dit uiterlijk vrijdag 31 december 2010 om 17.00 uur aan mij kenbaar te maken per e-mail en per brief te bevestigen met daarin expliciet de bevestiging van de door mij gestelde voorwaarden.
2.18. [eiser] heeft [gedaagde sub 1] bij e-mailbericht van 31 december 2010 aangegeven dat zijn advocaat pas na 9 januari 2011 kan reageren.
2.19. Bij brief van 3 januari 2011 van [gedaagde], Lusaro B.V., ondertekend door [ ] [betrokkene 2], PP tailor-tronics, en [gedaagde], Lusaro B.V., is [eiser] het volgende medegedeeld:
In december 2010 heb ik je in verschillende brieven aangesproken op je verantwoordelijkheid inzake de deelname van TDS aan Lusaro2. De vertraging die Lusaro2 hierdoor inmiddels heeft opgelopen en het gebrek in vertrouwen dat dit op korte termijn verbetert, maken dat ik op basis van artikel 7.1. in onze samenwerkingsovereenkomst de samenwerking met TDS per 13 december heb beëindigd (zie mijn brief van 9 december j.l.).
Het artikel 7.1 van onze samenwerkingsovereenkomst vereist dat voor het uitsluiten van één partij de andere partijen hiermee akkoord moeten gaan. Hoewel langs andere wegen reeds verschillende malen eerder aangegeven, bevestig ik met dit schrijven dat zowel Lusaro als PP tailor-tronics beide van mening zijn dat TDS momenteel de voortgang en daarmee het eindresultaat van Lusaro2 in gevaar brengt en daarom uitgesloten wordt van verdere deelname aan het project Lusaro2.
Voor de verdere gang van zaken verwijs ik naar de brief van 27 december 2010, met kenmerk “brief 27 december 2010 TDS”.
2.20. Bij brief van 10 januari 2011 heeft de heer [ ] [A], namens (de provincie) Gelderland & Overijssel (GO EFRO), Lusaro, [gedaagde sub 1], bericht dat de door TDS ingediende declaratie ad € 42.897,- over de periode 1 juli tot en met 30 september 2010 is afgekeurd, omdat de gedeclareerde uren onvoldoende onderbouwd zijn.
2.21. De heer [ ] [B], programmamanager GO, heeft namens de Management Autoriteit Oost-Nederland, [gedaagde sub 1] bij brief van 17 januari 2011 onder meer het volgende bericht:
Wij hebben geconstateerd dat de onderlinge relaties binnen het samenwerkingsverband feitelijk zijn vastgelopen en dat de communicatie over wat er nu verder zou moeten gebeuren van de zijde van TDS niet meer plaatsvindt. Om deze ontstane situatie goed te kunnen inschatten, zijn we eind 2010 ook zelf naar [woonplaats] gegaan, om bij TDS polshoogte te nemen.
De situatie die we nu zien zou er toe kunnen leiden dat we moeten ingrijpen en de subsidieverlening wellicht geheel moeten beeindigen, omdat de onderlinge communicatie van de partners als gevolg van het zwijgen en kennelijk defungeren van één van hen is gestagneerd, zonder dat er een werkbare nieuwe samenwerkingsconstellatie in beeld is gekomen.
Ik hoop dat het zover niet hoeft te komen, maar de ernst van de huidige situatie noopt me tot het zenden van deze extra waarschuwing.
2.22. De advocaat van [eiser] heeft Lusaro B.V., [gedaagde sub 1], bij brief van 3 februari 2011 medegedeeld dat er volgens haar geen grond bestaat om tot buitengerechtelijke ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst te komen.
2.23. Bij brief van 8 februari 2011 heeft [gedaagde sub 1], Lusaro B.V., hierop gereageerd en aangegeven dat de feiten volgens hem anders liggen.
2.24. Na daartoe verlof te hebben gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank hebben [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. ten laste van [eiser] en Tonli Beheer B.V. ( een vennootschap van [eiser]) op 18 februari 2011 voor een bedrag van
€ 300.000,- conservatoir derdenbeslag gelegd op alle gelden, geldswaarden en/of banktegoeden die Coöperatieve Rabobank De Liemers U.A., SNS Bank N.V., [X], en Stichting Hogeschool van Nijmegen en Arnhem nog aan hen verschuldigd zijn. Tevens is op 18 februari 2011 door [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. ten laste van [eiser] en Tonli Beheer B.V. conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaak gelegen aan de [adres] ([postcode]) [woonplaats], kadastraal bekend [woonplaats] en [woonplaats], sectie C, nummer 1671, en op 22 februari 2011 op alle roerende zaken, niet zijnde registergoederen en niet zijnde handelsvoorraad, waarvan [eiser] en Tonli Beheer B.V. eigenaar en/of rechthebbende zijn, zich bevindende in (de nabijheid van) het (woon)adres gelegen te ([postcode]) [woonplaats] aan de [adres] en ([postcode]) [woonplaats], aan de [adres].
2.25. Bij dagvaarding van 17 maart 2011 hebben [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. een bodemprocedure tegen [eiser] en Tonli Beheer B.V. aanhangig gemaakt bij deze rechtbank, waarin zij vorderen dat voor recht wordt verklaard dat de samenwerkingsover-eenkomst Lusaro II op 3 januari 2011 wat betreft [eiser] en Tonli Beheer B.V. is ontbonden. Tevens vorderen zij betaling van een bedrag van € 246.723,84 (ontvangen subsidiegelden).
2.26. [gedaagde sub 1] en [betrokkene 2] hebben inmiddels een nieuwe partner gevonden om het project Lusaro II mee voort te zetten. Daarnaast is het projectplan op een aantal punten gewijzigd en is de subsidiebeschikking aangepast.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. veroordeelt
I. op straffe van verbeurte van een dwangsom de samenwerking conform de samenwerkingsovereenkomst ten aanzien van project Lusaro II voor te zetten,
II. op straffe van verbeurte van een dwangsom [eiser] ongestoord zijn werkzaamheden conform de samenwerkingsovereenkomst voort te laten zetten,
III. op straffe van verbeurte van een dwangsom tot teruggave aan [eiser] van de prototypen, meer in het bijzonder: (het chassis van) de lichtgewicht caravan en (het chassis van) de lichtgewicht boottrailer,
IV. een einde te maken aan de inbreuk op de (intellectuele) eigendomsrechten van [eiser] en [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. verbiedt om in de toekomst inbreuk te maken op de intellectuele eigendomsrechten van [eiser], in ieder geval in het bijzonder [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. verbiedt om de prototypen, in het bijzonder (het chassis van) de caravan en (het chassis van) de boottrailer, bekend te maken aan, te verspreiden onder en te laten gebruiken door derden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom,
V. in de kosten en de nakosten van deze procedure, waaronder de kosten gemaakt door de advocaat van [eiser], en
VI. in de buitengerechtelijke kosten van deze procedure.
3.2. [eiser] legt kort gezegd aan zijn vorderingen ten grondslag dat er volgens hem geen grond bestaat om tot beëindiging door middel van opzegging van de samenwerkingsovereenkomst over te gaan. Volgens [eiser] is sprake van een duurovereenkomst, gesloten voor onbepaalde tijd, die – nu de overeenkomst geen mogelijkheid tot tussentijdse opzegging kent – alleen kan worden opgezegd als daar een voldoende zwaarwegende grond voor is. De redenen die tot de opzegging hebben geleid, zijn volgens [eiser] niet onderbouwd met enig bewijs en kunnen dan ook niet leiden tot opzegging van de samenwerkingsovereenkomst. Partijen dienen derhalve de samenwerking voort te zetten. Daarnaast dienen [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. de prototypen te retourneren en een einde te maken aan de inbreuk op de (intellectuele) eigendomsrechten van [eiser].
3.3. [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. voeren verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang van [eiser] vloeit in voldoende mate voort uit zijn stellingen en is ook niet betwist door [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V.
4.2. Kernvraag in deze zaak is of het, voorshands geoordeeld, [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. vrij stond om de samenwerking met [eiser] te beëindigen door de samenwerkingsovereenkomst (Lusaro II) op te zeggen.
4.3. [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. betogen dat zij de duurovereenkomst op 3 januari 2011 met onmiddellijke ingang konden opzeggen. Als redenen voor de opzegging hebben zij aangevoerd dat [eiser] frauduleus heeft gehandeld bij het indienen van zijn declaraties, dat hij zijn eenmanszaak niet zou hebben ingebracht in een besloten vennootschap en dat hij tekort geschoten zou zijn in de verslaglegging van de door hem verrichte werkzaamheden. Tot slot hebben [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. nog gesteld dat [eiser] niet capabel genoeg zou zijn om deel te nemen aan Lusaro II. Nadat [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. [eiser] enkele malen hadden aangeschreven en hem hadden medegedeeld dat zijn manier van werken gewijzigd diende te worden, hebben [gedaagde sub 1] (Lusaro B.V.) en [betrokkene 2] bij brief van 3 januari 2011 de samenwerkingsovereenkomst met [eiser] opgezegd.
4.4. [eiser] komt hiertegen in dit kort geding op. Volgens [eiser] zijn de redenen die tot de opzegging hebben geleid niet onderbouwd met enig bewijs. Allereerst stelt [eiser] dat [gedaagde sub 1], als projectleider en eindverantwoordelijke van Lusaro II, heeft verzuimd om [betrokkene] aan te stellen als programmamanager, terwijl afgesproken was dat [betrokkene] ook tijdens Lusaro II de kwartaalrapportages van de deelnemers zou opstellen en inleveren bij de subsidieverstrekker. Verder komt uit de samenwerkingsovereenkomst niet naar voren wat de inhoud van de door partijen in te leveren rapportages zou moeten zijn. [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. hebben [eiser] nimmer zelf enig voortgangsverslag doen toekomen. De thans door [gedaagde sub 1] overgelegde verslagen hebben slechts betrekking op één kwartaal en zijn erg summier.
Voorts vonden er anders dan bij Lusaro I geen tweewekelijkse besprekingen plaats, was er weinig ruimte voor overleg en wisten partijen nauwelijks van elkaar waar ze mee bezig waren. Daarnaast ontbreekt enig bewijs van frauduleus handelen door [eiser]. Dat [eiser] niet capabel genoeg zou zijn om deel te nemen aan Lusaro II is evenmin onderbouwd door [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V.. Tot slot is nimmer overeengekomen dat partijen binnen Lusaro II hun eenmanszaak zouden moeten inbrengen in een besloten vennootschap. Evenmin is dit opgelegd door de subsidieverstrekker. Bovendien heeft [gedaagde sub 1] hier zelf ook niet aan voldaan, nu hij een nieuwe besloten vennootschap heeft opgericht en niet zijn eenmanszaak Lusaro heeft ingebracht. Ook PP tailor-tronics, de andere partij bij de samenwerkingsovereenkomst, is nog steeds een eenmanszaak. Wat hier verder ook van zij, de samenwerkingsovereenkomst is tussen drie eenmanszaken gesloten. Er heeft nimmer een wijziging van partijen plaatsgevonden. Om die reden is Lusaro B.V. volgens [eiser] geen partij geworden bij de samenwerkingsovereenkomst en kon zij de overeenkomst met [eiser] dan ook niet rechtsgeldig opzeggen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.5. De samenwerkingsovereenkomst Lusaro II, die een vervolg is op Lusaro I, is aangegaan op 1 juli 2010 en duurt voort tot vijf jaar na het einde van het project (artikel 3, eerste lid Samenwerkingsovereenkomst). De overeenkomst zelf bevat geen duidelijke markering in tijd van het “einde van het project”. [eiser] heeft in het verlengde daarvan betoogd dat de overeenkomst een duurovereenkomst is, die voor onbepaalde tijd is gesloten, hetgeen niet is bestreden door [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V.. Dit zal dan ook tot uitgangspunt worden genomen voor de beoordeling van de vraag of het [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. vrij stond om de samenwerking met [eiser] te beëindigen.
4.6. [gedaagde sub 1], althans Lusaro B.V. en [betrokkene 2] hebben de samenwerkings-overeenkomst bij brief van 3 januari 2011 beëindigd (per 13 december 2010 naar, maar moet worden aangenomen: met onmiddellijke ingang) en daarbij verwezen naar een eerdere brief van 9 december 2010. In die brief heeft [gedaagde sub 1] c.q. Lusaro B.V., [eiser] tot 13 december 2010 de tijd gegeven om aan te geven of [eiser] akkoord ging met het voorstel van [gedaagde sub 1], Lusaro B.V.. De brief van 3 januari 2011 zal als een opzegging van de duurovereenkomst worden beschouwd, nu ook partijen daarvan uitgaan. Niet in geschil is dat tussen partijen geen contractuele opzegtermijn geldt.
4.7. [eiser] betoogt allereerst dat Lusaro B.V. niet bevoegd was om de samenwerkingsovereenkomst op te zeggen, omdat zij geen partij is bij die overeenkomst.
Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.8. De brief van 3 januari 2011 is gericht aan TDS Trailerbouw, ter attentie van [eiser], en is geschreven door ‘[gedaagde], Lusaro B.V.’. De brief is ondertekend door ‘PP tailor-tronics, [ ] [betrokkene 2]’, en door ‘Lusaro B.V., [gedaagde]’. Daarbij zijn de handtekeningen van respectievelijk [betrokkene 2] en [gedaagde sub 1] geplaatst. De brief van 9 december 2010, waarnaar de brief van 3 januari 2011 verwijst, is ondertekend door ‘[gedaagde], Lusaro B.V., penvoerder en projectleider Lusaro2’. Daarbij is de handtekening van [gedaagde sub 1] geplaatst.
4.9. Het is op zichzelf juist dat het er voorshands op grond van de in dit kort geding bekende gegevens voor moet worden gehouden dat Lusaro B.V. niet als partij bij de samenwerkingsovereenkomst kan worden aangemerkt. [eiser] heeft echter redelijkerwijs kunnen en moeten begrijpen dat de opzegging (daarnaast óók) afkomstig was van zowel [gedaagde sub 1] als [betrokkene 2], beiden partij bij de samenwerkingsovereenkomst. Uit het feit dat [gedaagde sub 1] de brief heeft ondertekend volgt nog niet dat hij dit uitsluitend heeft gedaan in zijn hoedanigheid van directeur van Lusaro B.V. en niet (tevens) pro se. [eiser] diende daarom te begrijpen dat de brief van 3 januari 2011 (ook) afkomstig was van de twee (andere) partijen ([gedaagde sub 1] en [betrokkene 2]) bij de samenwerkingsovereenkomst.
4.10. [eiser] heeft vervolgens aangevoerd dat er geen goede redenen voor opzegging waren, een en ander zoals hiervoor onder 4.4. is weergegeven. Daarnaast stelt [eiser] een groot belang te hebben bij de voortzetting van de samenwerkingsovereenkomst.
4.11. In het geval van een overeenkomst voor onbepaalde tijd zal, bij gebreke van een wettelijke of contractuele regeling omtrent de opzegging, de vraag of de opzegging in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van dat geval. Meestal zal een redelijke, aan de omstandigheden van het geval aangepaste, opzegtermijn in acht moeten worden genomen. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen echter in verband met de zeer bijzondere concrete omstandigheden van het geval ook meebrengen dat opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat (vgl. HR 3 december 1999, NJ 2000, 120).
4.12. Laatstgenoemde situatie doet zich hier niet voor. Daartoe is van belang dat de samenwerkingsovereenkomst Lusaro I – waarop Lusaro II het vervolg is – is aangegaan in oktober 2008 terwijl Lusaro II op 1 juli 2010 is aangegaan. Partijen werkten dus pas samen sinds oktober 2008. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, is onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiser] gedurende de relatief korte periode dat het project liep kostbare investeringen (€ 34.000,- of mogelijk zelfs € 340.000,- (in de stukken wordt abusievelijk gesproken over € 340.00,00)) heeft gedaan met het oog op het voortduren van de overeenkomst dan wel dat [eiser] een bijzonder belang heeft bij het voortduren daarvan. Evenmin is voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] wat betreft zijn omzet vrijwel volledig afhankelijk is van de inkomsten voortvloeiende uit de samenwerkingsovereenkomst. Uit de bedrijfsomschrijving opgenomen in het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat TDS zich, naast het fabriceren van boottrailers, tevens bezighoudt met de import van, agenturen- en commissiehandel in voornamelijk conserven, textiel, computeronderdelen. Dat [eiser] gedurende de looptijd van Lusaro II orders van andere partijen heeft moeten weigeren, betekent niet dat hij niet opnieuw orders zou kunnen verkrijgen. In het beperkte kader van dit kort geding kan, bij gebreke aan een deugdelijke onderbouwing, niet worden aangenomen dat het einde van de tussen partijen bestaande overeenkomst zal leiden tot een substantieel omzetverlies bij TDS. Onder deze omstandigheden moet voorshands worden geoordeeld dat opzegging van de tussen partijen bestaande overeenkomst mogelijk is zonder dat daartoe een voldoende zwaarwegende grond bestaat en zonder dat een opzegtermijn in acht diende te worden genomen. Voor het overige zijn niet zodanig bijzondere omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie nopen dat de eisen van de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat opzegging slechts mogelijk was indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestond, danwel dat een opzegtermijn in acht had moeten worden genomen.
4.13. Voorshands geoordeeld mocht de samenwerkingsovereenkomst, gegeven de omstandigheden van het geval, door [gedaagde sub 1] eenzijdig worden beëindigd, zulks onverschillig of aan [eiser] enig te kort schieten ter zake viel te verwijten. De discussie tussen partijen over de kwaliteit van de prestaties en werkzaamheden van [eiser] kan hier daarom verder buiten beschouwing blijven.
4.14. Het voorgaande leidt er toe dat de vorderingen onder I. en II. zullen worden afgewezen.
4.15. Ten aanzien van de vordering sub III. (teruggave van de lichtgewicht boottrailer en de caravan) wordt het volgende overwogen. Niet weersproken is dat [eiser] gedurende het project Lusaro I het chassis van de boottrailer en de caravan heeft gemaakt. Deze prototypen zijn door [eiser] vervolgens opgeslagen in een door hem gehuurde bedrijfshal.
4.16. Artikel 8, derde lid van de samenwerkingsovereenkomst luidt dat “tot vijf jaar na het Einde van het Project […] alleen met toestemming van alle andere Partijen één der Partijen zijn Kennis en/of (Deel)product dat noodzakelijk is voor de vervaardiging van de Deel- of Eindproducten [kan] verkopen, verhuren of op een andere manier ter beschikking [kan] stellen aan een ander”. [eiser] heeft verklaard dat hij geen toestemming heeft verleend om het door hem gemaakte chassis van de boottrailer en van de caravan verder te ontwikkelen. [eiser] vordert thans teruggave van de prototypen en legt daaraan ten grondslag dat hij op grond van zaaksvorming daarvan eigenaar is geworden, althans dat het door [gedaagde sub 1] ontwikkelde neuswiel van de caravan en de boottrailer is nagetrokken aan het chassis van die caravan en boottrailer, nu deze als hoofdzaak zijn aan te merken. Ten aanzien hiervan wordt het volgende overwogen.
4.17. [gedaagde sub 1] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet in het bezit is van het chassis van de boottrailer. Daartegenover heeft [eiser] niets concreets aangevoerd waaruit blijkt dat dit standpunt van [gedaagde sub 1] onjuist is. De vordering tot teruggave van het chassis van de boottrailer zal daarom niet worden toegewezen. Ten aanzien van het chassis van de caravan geldt dat [gedaagde sub 1] heeft verklaard dat in Lusaro II geen gebruik zal worden gemaakt van het chassis/de caravanbodem die in Lusaro I is vervaardigd. Voor het overige heeft [gedaagde sub 1] zich niet verzet tegen teruggave van het chassis van de caravan, zodat deze vordering zal worden toegewezen. Hieraan zal een dwangsom worden verbonden, zoals hierna volgt.
4.18. [eiser] heeft tot slot nog gevorderd dat [gedaagde sub 1] een einde dient te maken aan de inbreuk op de (intellectuele) eigendomsrechten van [eiser], ook in de toekomst, waaronder begrepen een verbod de prototypen bekend te maken aan, te verspreiden onder en te laten gebruiken door derden. [gedaagde sub 1] heeft te dien aanzien aangevoerd dat voor zover al sprake is van een intellectueel eigendomsrecht van [eiser] op het chassis van de boottrailer, dit chassis geen rol (meer) speelt in Lusaro II. Ten aanzien van het beweerdelijke intellectuele eigendomsrecht op het chassis van de caravan heeft [gedaagde sub 1] aangegeven dat [eiser] op de constructie geen rechten kan verkrijgen, nu een dergelijke sandwichconstructie al jarenlang door meerdere ondernemingen in de caravanbranche wordt toegepast. Nu de stelling van [eiser] dat [gedaagde sub 1] inbreuk maakt op de rechten van [eiser] gemotiveerd is betwist en [eiser] zijn stelling op dit punt in geen enkel opzicht concreet heeft onderbouwd, zal de vordering onder IV. niet worden toegewezen. Voor beantwoording van de vraag of [eiser] intellectuele eigendomsrechten heeft en of daarop door [gedaagde sub 1] inbreuk wordt gemaakt, is nadere onderbouwing en bewijslevering nodig, waarvoor in dit kort geding geen plaats is.
4.19. De vorderingen van [eiser] (met uitzondering van de vordering sub III ten aanzien van teruggave van het chassis van de caravan) zullen dus worden afgewezen. Er bestaat evenmin aanleiding om de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten toe te wijzen, reeds omdat niets is aangevoerd omtrent het bestaan van enig spoedeisend belang ten aanzien van deze nevenvordering.
4.20. [eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. worden begroot op:
- griffierecht € 568,00
Totaal € 568,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde sub 1] tot teruggave aan [eiser] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis van (het chassis van) de lichtgewicht caravan (het prototype, zoals weergegeven op de foto die door [eiser] als productie 3 in het geding is gebracht),
5.2. bepaalt dat [gedaagde sub 1] voor iedere dag dat hij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan [eiser] een dwangsom verbeurt van € 500,00, tot een maximum van € 10.000,00,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
5.5. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] en Lusaro B.V. tot op heden begroot op € 568,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A van der Pol en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 16 mei 2011.