zaaknummer / rolnummer: 212235 / KG ZA 11-75
Vonnis in kort geding van 24 maart 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ACCON AVM GROEP B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.W.H.M. [ ]ns te Bladel,
[gedaagden],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A. Gabel te Utrecht.
Partijen zullen hierna Accon B.V. en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- een brief van mr. Gabel van 8 maart 2011 met als bijlagen een eis in reconventie en producties;
- een brief van mr. Dijkmans van 9 maart 2011 met producties;
- de mondelinge behandeling op 10 maart 2011;
- de pleitnota van Accon B.V.;
- de pleitnota van [gedaagden].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Accon heeft op 8 december 2010 een verzoek ingediend tot het leggen van diverse conservatoire beslagen ten laste van Domino B.V. en [gedaagde sub 1], onder meer op de volgende drie auto´s, te weten de auto, merk Peugeot, type 206 (hierna: de Peugeot 206); de auto, merk Peugeot, type 106 (hierna: de Peugeot 106) en de auto, merk Audi, type A6 (hierna: de Audi A6), alsmede onder de ING Bank, zulks ter zekerheid van verhaal voor een voorlopig begrote vordering van, inclusief rente en kosten, € 1.690.000,--. Het verlof daartoe is verleend op 9 december 2010.
Accon heeft op 8 december 2010 eveneens een verzoek ingediend tot het leggen van diverse conservatoire beslagen ten laste van [gedaagde sub 3] B.V. en [gedaagde sub 3], onder meer op drie auto´s en twee motoren, te weten de auto, merk Ferrari, type F133; 550 Marinello (hierna: de Ferrari), de auto, merk Volkswagen, type Golf (hierna: de Volkswagen); de auto, merk Porsche, type Cayenne Turbo (hierna: de Porsche), de motor, merk Suzuki, type GSX-R1000 (hierna: de Suzuki) en de motor, merk Harley Davidson, type FLHRC Road King Classic (hierna: de Harley Davidson), alsmede onder de ING Bank voor dezelfde vordering van € 1.690.000,--.
De voorzieningenrechter heeft desgevraagd bevolen dat de in het verzoekschrift bedoelde zaken (tevens) ter gerechtelijk bewaring zullen worden afgegeven aan Witjes van Logicx aan de Boulevard Heuvelink 2b-4 in Arnhem respectievelijk aan R. Kuster van Kuster Facilities te Eindhoven.
2.2. Op 10 december 2010 heeft mr. K.A.L. Mutsaers, toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te Eindhoven (hierna: Mutsaers), op het adres van zowel [gedaagde sub 3] als [gedaagde sub 3] B.V. ten laste van [gedaagde sub 3] respectievelijk [gedaagde sub 3] B.V. conservatoir beslag gelegd op de Volkswagen, de Porsche, de Suzuki en de Harley Davidson.
2.3. Op 15 december 2010 heeft mr. T.J. Janssen, toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te Arnhem ten laste van [gedaagde sub 1] en Domino B.V., op het adres van zowel [gedaagde sub 1] als van Domino B.V. conservatoir beslag gelegd op de Peugeot 206 en de Audi A6.
2.4. Op 16 december 2010 heeft Mutsaers zich begeven naar het adres van zowel [gedaagde sub 3] als [gedaagde sub 3] B.V. , teneinde over te gaan tot gerechtelijke inbewaringneming van de op 10 december 2010 in conservatoir beslag genomen Volkswagen, de Porsche, de Suzuki en de Harley Davidson. Mutsaers heeft geen van de hiervoor genoemde voertuigen aangetroffen. Mutsaers heeft de echtgenote van [gedaagde sub 3] aangezegd dat [gedaagde sub 3] uiterlijk 17 december 2010 om 14.30 uur voor afgifte van de voertuigen aan het kantoor van de deurwaarder dient zorg te dragen.
2.5. Bij exploit van 17 december 2010 heeft A.R. Flanderijn, gerechtsdeurwaarder te Arnhem, aan Domino B.V. en [gedaagde sub 1] aangezegd dat de inbewaringneming van de in beslag genomen voertuigen zal plaatsvinden op het adres [adres] te [woonplaats] op 22 december 2010 om 15.00 uur.
2.6. Mr. E. Ligthart, destijds advocaat van [gedaagde sub 3], heeft bij mailbericht van 21 december 2010 aan Mutsaers het navolgende bericht:
“(…) Mocht u de inbewaarneming doorzetten, dan zal cliënt hieraan niet vrijwillig meewerken door het komen afgeven van goederen of transmiddelen. Het ligt op uw weg alsdan de transportmiddelen in beslag te nemen en in bewaring te nemen. (…)”
2.7. [ ] [betrokkene] heeft bij brief van 18 februari 2011 aan [gedaagde sub 3] het navolgende bericht:
“(…) Hierbij verklaar ik [ ] [betrokkene], geboren op [geboortedatum], wonende [adres] te [woonplaats] het volgende:
In juli 2008 is door mij de Ferrari 550 Maranello aangekocht in België en op Nederlands kenteken gezet. De auto kreeg hierbij kenteken [kenteken].
In 2009 werd ik geconfronteerd met faillissement van mijn onderneming, een echtscheiding en vervolgens een ziekenhuisopname. Ik heb toen aan dhr. [ ] [gedaagde sub 3] gevraagd om de Ferrari op zijn naam bij de RDW te zetten omdat ik vreesde dat mij alles zou worden ontnomen. Nadat ik van dhr. [gedaagde sub 3] hoorde dat er getracht is beslag te leggen op de Ferrari heb ik het kenteken weer op mijn naam laten stellen bij de RDW.
De Ferrari heeft tijdelijk bij de RDW op naam gestaan van dhr. [gedaagde sub 3] maar er heeft nooit levering aan hem plaatsgevonden door mij. Ook heeft er nooit enige betaling plaatsgevonden. De Ferrari is vanaf juli 2008 tot en met heden altijd mijn eigendom geweest en is ook steeds onder mijn beheer gebleven. Het is ook nooit de bedoeling geweest om dhr. [gedaagde sub 3] eigenaar te laten worden van de Ferrari. (…)”
2.8. [betrokkene 2], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft op 7 maart 2011 het navolgende schriftelijk verklaard:
“(…) Hierbij verklaar ik, [betrokkene 2], de Peugeot met kenteken [kenteken] (de Peugeot 106, de voorzieningenrechter) op 28 oktober te hebben gekocht. Sindsdien ben ik in het bezit en eigenaar van desbetreffende Peugeot. Ik heb de auto zelfstandig verzekerd en betaal tevens de wegenbelasting. (…)”
2.9. Accon B.V. is voornemens om ten aanzien van de geschillen tussen partijen een bodemprocedure aanhangig te maken bij deze rechtbank.
3. Het geschil in conventie
3.1. Accon B.V. vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
A. [gedaagde sub 1] privé te bevelen om uiterlijk 2 dagen na betekening van dit vonnis
1) de Peugeot 206
en
2) de Peugeot 106;
op een nader door de beslagleggend deurwaarder aan te geven tijd en plaats ter beslaglegging en/of ter gerechtelijke bewaring af te geven aan de beslagleggend deurwaarder, althans aan de gerechtelijk bewaarder Logicx, op straffe van een dwangsom van € 20.000,-- per voertuig indien [gedaagde sub 1] privé hiermee in gebreke blijft, te vermeerderen met een dwangsom van € 2.000,-- per voertuig per dag voor iedere dag dat de voertuigen niet worden afgegeven;
B. [gedaagde sub 1] B.V. te bevelen om uiterlijk 2 dagen na betekening van dit vonnis
1) de Audi A6;
op een nader door de beslagleggend deurwaarder aan te geven tijd en plaats ter beslaglegging en/of ter gerechtelijke bewaring af te geven aan de beslagleggend deurwaarder, althans aan de gerechtelijk bewaarder Logicx, op straffe van een dwangsom van € 20.000,-- indien [gedaagde sub 1] B.V. hiermee in gebreke blijft, te vermeerderen met een dwangsom van € 2.000,-- per dag voor iedere dag dat de voertuigen niet worden afgegeven;
C. [gedaagde sub 3] privé te bevelen om uiterlijk 2 dagen na betekening van dit vonnis
1) de Ferrari
en
2) de Suzuki
en
3) de Harley Davidson;
op een nader door de beslagleggend deurwaarder aan te geven tijd en plaats ter beslaglegging en/of ter gerechtelijke bewaring af te geven aan de beslagleggend deurwaarder, althans aan de gerechtelijk bewaarder Kusters Facility’s, op straffe van een dwangsom van € 20.000,-- per voertuig indien [gedaagde sub 3] privé hiermee in gebreke blijft, te vermeerderen met een dwangsom van € 2.000,-- per voertuig per dag voor iedere dag dat de voertuigen niet worden afgegeven;
D. [gedaagde sub 3] B.V. te bevelen om uiterlijk 2 dagen na betekening van dit vonnis
1) de Volkswagen
en
2) de Porsche;
op een nader door de beslagleggend deurwaarder aan te geven tijd en plaats ter beslaglegging en/of ter gerechtelijke bewaring af te geven aan de beslagleggend deurwaarder, althans aan de gerechtelijk bewaarder Kusters Facility’s, op straffe van een dwangsom van € 20.000,-- per voertuig indien [gedaagde sub 3] privé hiermee in gebreke blijft, te vermeerderen met een dwangsom van € 2.000,-- per voertuig per dag voor iedere dag dat de voertuigen niet worden afgegeven.
E. [gedaagde sub 1] privé, [gedaagde sub 1] B.V., [gedaagde sub 3] privé en [gedaagde sub 3] B.V. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2. Accon B.V. stelt dat de voertuigen door [gedaagde sub 3]gden] zijn verplaatst teneinde de inbewaringneming van de voertuigen te frustreren. Accon B.V. heeft belang bij de afgifte van de voertuigen teneinde het verhaal op haar vordering zeker te stellen.
3.3. [gedaagden] voert verweer en betwist onder meer het spoedeisend belang. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagden] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat - de onmiddellijke opheffing van de conservatoire beslagen op de hierna te noemen motorvoertuigen, zodra een gebruikelijke bankgarantie naar Rotterdams model is gesteld, met daarin vervat een bepaling dat de betreffende bank terstond tot betaling aan Accon AVM Groep B.V. zal overgaan zodra er een in kracht van gewijsde gegaan vonnis in de reeds aanhangige bodemprocedure is danwel partijen daartoe gezamenlijk opdracht geven, zulks ter vervangende zekerheid voor dit beslag ten bedrage van de getaxeerde executiewaarden van de volgende voertuigen:
I. de Peugeot 206, getaxeerde executiewaarde van € 2.675,--
II. de Audi A6, getaxeerde executiewaarde van € 15.375,--
III. de Suzuki, getaxeerde executiewaarde van € 2.850,--
IV. de Harley Davidson, getaxeerde executiewaarde van € 9.850,--
V. de Volkswagen, getaxeerde executiewaarde van € 13.200,--
VI. de Porsche, getaxeerde executiewaarde van € 29.500,--
alsmede tot een verbod op het nemen van maatregelen tot inbewaringneming van één of alle beslagen voertuigen en/of motorfietsen.
4.2. [gedaagden] stelt dat, nu zij de gebruikelijke bankgaranties naar Rotterdams model aanbiedt als vervangende zekerheid voor de beslagen objecten ten bedrage van het totaal van de door een gecertificeerde taxateur vastgestelde executiewaarden van de voertuigen, de gelegde conservatoire beslagen opheven dienen te worden.
4.3. Accon B.V. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Wat betreft de vraag of Accon B.V. een voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft, wordt als volgt overwogen. Accon B.V. heeft gesteld dat, op het moment dat de deurwaarder de voertuigen in bewaring wilde nemen, deze zich niet meer bij [gedaagden] bleken te bevinden. Accon B.V. vreest dat de voertuigen door [gedaagden] zijn verplaatst in een poging de inbewaringneming te frustreren dan wel de voertuigen te onttrekken aan inbewaringneming. Accon B.V. heeft hiermee voldoende heeft gesteld om ervan te kunnen uitgaan dat zij een spoedeisend belang heeft bij een onmiddellijke voorziening bij voorraad.
De Peugeot 106 en de Ferrari
5.2. Volgens [gedaagden] zijn de Peugeot 106 en de Ferrari niet het eigendom van [gedaagden], ter staving waarvan twee verklaringen zijn overgelegd van [ ] [betrokkene] en [betrokkene 2]. Beslag daarop is, aldus [gedaagden], niet mogelijk.
Ten aanzien van de overige voertuigen, te weten de Peugeot 206, de Audi A6, de Suzuki, de Harley Davidson, de Volkswagen en de Porsche, hebben [gedaagden] als verweer gevoerd dat, mede gelet op de aangeboden bankgarantie en de omstandigheid dat geen sprake is van gegronde vrees voor verduistering een inbewaringneming disproportioneel is.
[gedaagden] hebben voorts aangevoerd dat de door Accon B.V. ingezette inbewaringneming van de voertuigen nadelig voor hen zal uitwerken, omdat nagenoeg alle in beslag genomen voertuigen worden gebruikt voor het vervoer ten behoeve van het werk door [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 1] privé en hun partners.
5.3. Het staat vast dat de Peugeot 106 en de Ferrari niet door de deurwaarder zijn aangetroffen en dat daarop geen beslag is gelegd. Onder verwijzing naar de beide schriftelijke verklaringen van [betrokkene] en [betrokkene 2] stellen [gedaagden] dat niet zij, maar [betrokkene] eigenaar is van de Ferrari en [betrokkene 2] van de Peugeot 106. In dat verband knopen zij aan bij het bepaalde in artikel 3:109 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in samenhang met het eigendomsvermoeden van artikel 3:119 BW. Het is dan vervolgens, gelet op dat gemotiveerde verweer van [gedaagden], aan Accon om binnen het beperkte kader van dit kort geding aannemelijk te maken dat dit niet juist is, en dat het bezit van die voertuigen – en daarmee het vermoeden dat zij daarvan de eigenaar zijn – niet bij [betrokkene] en [betrokkene 2] berust, maar bij [gedaagden].
5.4. Accon B.V. is daarin niet geslaagd. Daarbij wordt voorop gesteld dat in het beperkte kader van dit kort geding weinig valt te zeggen over de geloofwaardigheid van de door [betrokkene] en [betrokkene 2] opgestelde schriftelijke verklaringen, nu concrete aanwijzingen die erop duiden dat zij onjuist zijn ontbreken. Enig concreet bewijsstuk waaruit kan volgen dat de Ferrari en de Peugeot 106 eigendom zijn van [gedaagden], is niet voorhanden, terwijl de kentekenregistratie van de RDW van een persoon als houder van een kenteken vooralsnog onvoldoende is om aan te nemen dat deze persoon ook civielrechtelijk de eigenaar is, nu een kentekenregistratie geen zakenrechtelijke betekenis heeft. In dit kort geding kan er daarom niet van worden uitgegaan dat de eigendom van de Ferrari en de Peugeot 106 bij [gedaagden] rust. Voor zover de vorderingen betrekking hebben op de Ferrari en de Peugeot 106 moeten deze reeds daarom worden afgewezen.
De overige voertuigen
5.5. Vast staat dat krachtens verlof conservatoir beslag is gelegd op de Peugeot 206, de Audi A6, de Suzuki, de Harley Davidson, de Volkswagen en de Porsche en dat tevens de gerechtelijke bewaring daarvan is bevolen. Dat laatste is echter niet gebeurd, volgens Accon B.V., omdat [gedaagden] die voertuigen daaraan onttrekt en volgens [gedaagden] om redenen die aan de deurwaarder zijn te wijten. Voor het overige hebben [gedaagden] aangevoerd dat een belangenafweging meebrengt dat de gevorderde gerechtelijke bewaring van deze voertuigen moet worden afgewezen. Zij stellen deze voertuigen – dat wil zeggen: de auto´s – nodig te hebben bij de uitoefening van hun werkzaamheden en betogen dat dit belang zwaarder dient te wegen dan het belang van Accon B.V. bij inbewaringgeving van deze in conservatoir beslag genomen motorvoertuigen.
5.6. Wat betreft de Harley Davidson en de Suzuki zullen [gedaagden] daarin niet worden gevolgd, reeds omdat zij ter zitting hebben erkend dat zij deze motoren niet nodig hebben voor de uitoefening van hun werkzaamheden. In zoverre prevaleert het belang van Accon B.V. en zal de gevorderde afgifte ter gerechtelijke bewaring worden toegewezen.
Dan resteren de Peugeot 206, de Audi A6, de Volkswagen en de Porsche. Niet in geschil is dat de Audi en de Porsche de hoogste waarden vertegenwoordigen. Bij de belangenafweging betrekt de voorzieningenrechter voorts dat op zichzelf door Accon B.V. niet (gemotiveerd) is bestreden dat [gedaagde sub 3] privé en [gedaagde sub 1] privé ieder een auto ten behoeve van de uitoefening van hun werkzaamheden nodig hebben, en dat hetzelfde geldt voor hun respectieve echtgenotes. Voorts dient in ogenschouw te worden genomen de omstandigheid dat namens [gedaagden] ter zitting onbestreden is betoogd dat de advocaat van [gedaagden] op 23 december 2010 nog een keer schriftelijk heeft bevestigd dat als de deurwaarder aangeeft wanneer hij de voertuigen komt ophalen, deze voertuigen er ook zullen staan (pleitnota mr. Gabel, sub 6). Dat impliceert dat vrees voor onttrekking aan het beslag van de voertuigen voorshands ongegrond moet worden geacht. Daar staat echter tegenover het belang van Accon B.V. om zich te zijner tijd op die voertuigen te kunnen verhalen. Hoewel moet worden aangenomen dat de in beslag genomen auto´s in waarde zullen verminderen, zowel in het geval dat zij bij [gedaagden] in gebruik blijven als in het geval dat zij in gerechtelijke bewaring zullen worden genomen, is aannemelijk dat die waardevermindering bij dagelijks gebruik groter zal zijn (en sneller zal gaan). Daarbij komt het risico van beschadiging bij dagelijks gebruik. Een en ander brengt mee dat het belang van [gedaagde sub 1] privé en [gedaagde sub 3] privé om ten behoeve van hun werkzaamheden te kunnen blijven beschikken over ieder afzonderlijk één auto groter moet worden geacht dan het belang van Accon B.V. dat is gediend bij gerechtelijke bewaring daarvan. Daar staat dan wel tegenover dat het belang van Accon B.V. bij gerechtelijke bewaring van de auto´s met de hoogste waarden – de Audi en de Porsche – zwaarder weegt dan het belang van [gedaagden] om ook over die auto´s te kunnen blijven beschikken, hetzij voor zichzelf dan wel voor hun respectieve echtgenotes. Dat impliceert dat de vordering tot afgifte ter gerechtelijke bewaring van de Audi en de Porsche zullen worden toegewezen en dat de vordering met betrekking tot de Peugeot 206 en de Volkswagen zal worden afgewezen.
5.7. Ten aanzien van de gevorderde dwangsommen bestaat aanleiding deze te matigen en te maximeren, zoals hierna zal worden vermeld. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang, de niet aannemelijk geachte vrees van onttrekking en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
5.8. Gelet op het feit dat partijen over een weer deels in het ongelijk zijn gesteld bestaat aanleiding de proceskosten te compenseren.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. [gedaagden] stellen zich op het standpunt dat de voorgestelde bankgaranties tegen de getaxeerde waarden als voldoende vervangende zekerheid moeten worden aangemerkt op voet waarvan de beslagen op de voertuigen opgeheven moeten worden. De hoogte van de geboden bankgarantie bedraagt € 73.450,--. [gedaagden] stelt dat de uitgevoerde taxaties deugdelijk en betrouwbaar zijn. De beide uitvoerende taxateurs zijn gecertificeerde register taxateurs en als zodanig geregistreerd. In het bedrag van de geboden bankgarantie is niet een waarde voor de Ferrari of de Peugeot 106 begrepen, nu deze voertuigen niet tot het eigendom van [gedaagden] behoren.
6.2. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Een conservatoir beslag voor een geldvordering dient ertoe betaling van die vordering veilig te stellen. Indien de beslagene voldoende zekerheid stelt wordt het beslag desgevorderd opgeheven. Voor het bepalen van de hoogte van de zekerheidstelling geldt als uitgangspunt het bedrag waarvoor op de voet van artikel 700 lid 2 Rv. het beslag werd toegestaan. Beslissend is echter de begroting daarvan door de rechter die over de opheffing beslist.
6.3. De vraag die ter beoordeling voorligt is of de door [gedaagden] voorgestelde zekerheid – in de vorm van de bankgarantie tegen de getaxeerde waarden – voldoende is om opheffing van de gelegde beslagen te kunnen rechtvaardigen.
Accon B.V. voert als verweer aan dat de aangeboden bankgarantie is gebaseerd op een eenzijdige waardebepaling door partij-taxateur Jeroen W. Helms (hierna: Helms), en zij betwist onder verwijzing naar de door haar als producties 11 tot en met 18 overgelegde waarde bepalingen van onder meer de ANWB en Autotrack met betrekking tot soortgelijke voertuigen de juistheid van de taxaties van Helms. Die waardebepalingen komen bepaald hoger uit dan de door Helms getaxeerde waarden. Gelet op die gemotiveerde betwisting door Accon B.V. kan in dit kort geding niet worden uitgegaan van de juistheid van de door [gedaagden] gestelde waarden. Dat betekent dat niet kan worden aangenomen dat door [gedaagden] voldoende zekerheid wordt gesteld voor de vordering van Accon B.V. waarvoor het verlof tot het leggen van beslag is verleend. De vordering tot opheffing van de conservatoire beslagen zal daarom worden afgewezen. Het gevorderde verbod tot het nemen van maatregelen tot inbewaringneming stuit, wat betreft de Audi, de Suzuki, de Harley Davidson en de Porsche af op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen. Wat betreft de Peugeot 206 en de Volkswagen strandt deze vordering bij gebrek aan voldoende belang, nu in conventie de gevorderde gerechtelijke bewaring van die voertuigen is afgewezen en geen feiten zijn aangevoerd die erop duiden dat Accon B.V. in strijd daarmee maatregelen tot inbewaringneming van die voertuigen zal nemen.
6.4. [gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Accon B.V. worden begroot op € 408,00 aan salaris advocaat, overeenkomstig het liquiditeitstarief.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. beveelt [gedaagde sub 1] B.V. om uiterlijk 2 dagen na betekening van dit vonnis de auto, merk Audi, type A6, met kenteken 61-ZS-FF, op een nader door de beslagleggend deurwaarder aan te geven tijd en plaats ter gerechtelijke bewaring af te geven aan de beslagleggend deurwaarder, althans aan de gerechtelijk bewaarder Logicx,
7.2. veroordeelt [gedaagde sub 1] B.V. om aan Accon B.V. een dwangsom te betalen van
€ 2.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 7.1. uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt,
7.3. beveelt [gedaagde sub 3] privé om uiterlijk 2 dagen na betekening van dit vonnis de motor, merk Suzuki, type GSX-R1000, met kenteken MN-VJ-52, op een nader door de beslagleggend deurwaarder aan te geven tijd en plaats ter gerechtelijke bewaring af te geven aan de beslagleggend deurwaarder, althans aan de gerechtelijk bewaarder Kusters Facility’s,
7.4. veroordeelt [gedaagde sub 3] privé om aan Accon B.V. een dwangsom te betalen van
€ 2.000,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 7.3. uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 7.000,00 is bereikt,
7.5. beveelt [gedaagde sub 3] privé om uiterlijk 2 dagen na betekening van dit vonnis de motor, merk Harley Davidson, type FLHRC Road King Classic, met kenteken MR-VD-73, op een nader door de beslagleggend deurwaarder aan te geven tijd en plaats ter gerechtelijke bewaring af te geven aan de beslagleggend deurwaarder, althans aan de gerechtelijk bewaarder Kusters Facility’s,
7.6. veroordeelt [gedaagde sub 3] privé om aan Accon B.V. een dwangsom te betalen van
€ 2.000,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 7.5. uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt,
7.7. beveelt [gedaagde sub 3] B.V. om uiterlijk 2 dagen na betekening van dit vonnis de auto, merk Porsche, type Cayenne Turbo, met kenteken 98-XH-ZX, op een nader door de beslagleggend deurwaarder aan te geven tijd en plaats ter gerechtelijke bewaring af te geven aan de beslagleggend deurwaarder, althans aan de gerechtelijk bewaarder Kusters Facility’s,
7.8. veroordeelt [gedaagde sub 3] B.V. om aan Accon B.V. een dwangsom te betalen van
€ 2.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 7.7. uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 35.000,00 is bereikt,
7.9. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.10. wijst het meer of anders gevorderde af,
7.11. compenseert de proceskosten, met dien verstande dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
7.12. wijst het gevorderde af,
7.13. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Accon B.V. tot op heden begroot op EUR 408,00 voor salaris advocaat, overeenkomstig het liquiditeitstarief.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A van der Pol en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier I.W.H.M. Verheijen op 24 maart 2011.