ECLI:NL:RBARN:2011:BP5080
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake proceskosten in civiele procedure
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is op 26 januari 2011 een vonnis gewezen in de zaak met rolnummer 193407. De eiseressen, bestaande uit een vennootschap onder firma en een besloten vennootschap, hebben de gedaagde, een natuurlijke persoon, aangesproken in een vrijwaringsprocedure. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 20 oktober 2010 overwogen dat de vordering in de vrijwaring in beginsel voor afwijzing gereed ligt, omdat de vordering in de hoofdzaak bij vonnis van 10 februari 2010 was afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat een comparitie van partijen of een wisseling van re- en dupliek niet opportuun was en heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere uitlating door partijen.
In het vonnis van 26 januari 2011 heeft de rechtbank de vordering van de eiseressen afgewezen. De eiseressen hebben verzocht om de gedaagde te veroordelen in de proceskosten, stellende dat de kosten van de vrijwaringsprocedure ten laste van de gedaagde moeten komen, omdat deze tekortgeschoten zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat proceskosten geen schade zijn in de zin van boek 6 BW en dat de veroordeling tot betaling van proceskosten gegrond is op artikel 237 Rv. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de kosten die door de gedaagde zijn gemaakt niet nodeloos zijn en dat de eiseressen als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moeten worden veroordeeld.
De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseressen afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, begroot op € 805,- aan vast recht en € 579,- aan salaris voor de advocaat. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.