ECLI:NL:RBARN:2011:BP2021

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/4448
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsmogelijkheid bij dwangbevel met invorderingskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 20 januari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een dwangbevel dat haar was opgelegd op 26 oktober 2010, waarin zij werd bevolen een openstaande vordering van € 140, vermeerderd met invorderingskosten van € 45, te betalen. Eiseres was het niet eens met de invorderingskosten en verzocht de rechtbank om het bezwaarschrift als zodanig terug te zenden aan verweerder, aangezien zij niet instemde met de behandeling van de zaak als een verzetschrift tegen een dwangbevel.

De rechtbank overwoog dat ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen, maar dat tegen een dwangbevel geen beroep kan worden ingesteld. De invorderingskosten die eiseres aanvecht, zijn kosten die bij dwangbevel kunnen worden ingevorderd en maken onlosmakelijk deel uit van het dwangbevel. De rechtbank concludeerde dat zij onbevoegd was om van het beroep kennis te nemen, omdat er geen mogelijkheid was om bezwaar te maken tegen het dwangbevel of de daarin vervatte invorderingskosten. Eiseres diende zich tot de burgerlijke rechter te wenden voor de beoordeling van de invorderingskosten.

De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen konden binnen zes weken na de verzenddatum verzet doen bij de Rechtbank Arnhem, sector bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/4448
uitspraak ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 20januari 2011
inzake
[naam], eiseres,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. A.E.L.Th. Balkema,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, verweerder.
1. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, het beroep kennelijk ongegrond is, of het beroep kennelijk gegrond is.
Bij dwangbevel van 26 oktober 2010, verzonden 1 november 2010, heeft verweerder eiseres meegedeeld dat nog een vordering van € 140 openstaat en eiseres bevolen dit bedrag, vermeerderd met invorderingskosten ten bedrage van € 45, te betalen binnen twee dagen na de datum van betekening van het dwangbevel door de terpostbezorging daarvan. Hiertegen heeft eiseres bij brief van 1 december 2010 bij verweerder bezwaar gemaakt. Deze brief is op 3 december 2010 door verweerder aan de rechtbank doorgezonden, met de mededeling dat tegen het dwangbevel alleen verzet openstaat.
Bij brief van 9 december 2010 heeft eiseres de rechtbank bericht dat zij niet instemt met behandeling van de zaak als een verzetschrift tegen een dwangbevel, welke procedure overigens een civiele is. Zij is het niet eens met de invorderingskosten en daartegen richt het bezwaar zich, zodat zij de rechtbank verzoekt het bezwaarschrift als zodanig terug te zenden aan verweerder.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, voor zover thans van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken.
In artikel 8:4, aanhef en onder m, van de Awb is, voor zover hier van belang, bepaald dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit inhoudende een dwangbevel.
Ingevolge artikel 4:114 van de Awb wordt onder dwangbevel verstaan een schriftelijk bevel van een bestuursorgaan dat ertoe strekt de betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 4:85 af te dwingen
Ingevolge artikel 4:119, eerste lid, van de Awb kunnen bij het dwangbevel tevens de aanmaningsvergoeding, de wettelijke rente en de kosten van het dwangbevel worden ingevorderd.
Ingevolge artikel 4:120, eerste lid, van de Awb geschieden de betekening en de tenuitvoerlegging van het dwangbevel op kosten van degene tegen wie het is uitgevaardigd.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel worden de gerechtelijke kosten berekend met toepassing van de op grond van artikel 434a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vastgestelde tarieven. De buitengerechtelijke kosten worden berekend met toepassing van bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen tarieven.
Ingevolge het derde lid zijn de kosten ook verschuldigd indien het dwangbevel door betaling van verschuldigde bedragen niet of niet volledig ten uitvoer is gelegd.
De wetgever heeft het dwangbevel, ook voorzover dat een besluit zou zijn, bij artikel 8:4, aanhef en onder m, van de Awb van beroep uitgezonderd. De invorderingskosten waartegen eiseres opkomt zijn kosten als bedoeld in artikel 4:119, eerste lid, van de Awb en kunnen aldus bij dwangbevel worden ingevorderd en maken daarvan onlosmakelijk deel uit. Daarom strekt de uitzondering van artikel 8:4, aanhef en onder m, zich naar het oordeel van de rechtbank ook uit over deze kosten voor zover deze bij dwangbevel worden ingevorderd, zodat (ook) tegen dit deel van het dwangbevel geen beroep mogelijk is. Nu tegen een dwangbevel noch tegen de daarin vervatte invorderingskosten beroep kan worden ingesteld, kan daartegen ook geen bezwaar worden gemaakt.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat zij onbevoegd is van het beroep kennis te nemen en dat geen aanleiding bestaat de brief van eiseres van 1 december 2010 ter behandeling als bezwaarschrift terug te zenden, nu de beoordeling van de invorderingskosten door de burgerlijke rechter dient te geschieden. In deze rechtsmachtsverdeling heeft de inwerkingtreding van Afdeling 4.4.4 van de Awb, waarvan bovenstaande artikelen deel uitmaken, geen verandering gebracht. Op de voet van artikel 8:71 van de Awb stelt de rechtbank dan ook vast dat eiseres zich ter zake tot de burgerlijke rechter dient te wenden.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb wordt als volgt beslist.
2. Beslissing
De rechtbank
verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, rechter, in tegenwoordigheid van R. van Diest, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 20 januari 2011
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 20 januari 2011
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum verzet doen bij de Rechtbank Arnhem, sector bestuursrecht, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. De indiener van het verzet kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Bij het doen van het verzet dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het verzetschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het verzetschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen verzet wordt gedaan;
d. de gronden van het verzet.