ECLI:NL:RBARN:2010:BR4706

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/344
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot gegrondverklaring van bezwaar en gevolgen van niet tijdig beslissen door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 27 april 2010 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar, waarbij zijn verzoek om een individuele reïntegratieovereenkomst was afgewezen. Eiser stelde verweerder in gebreke omdat er niet tijdig op zijn bezwaar was beslist. De rechtbank oordeelde dat verweerder in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had gehandeld door niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn een besluit te nemen op het bezwaar van eiser. De rechtbank benadrukte dat een beslissing tot enkele gegrondverklaring van een bezwaar, zonder dat het primaire besluit wordt herroepen of vervangen door een nieuw besluit, niet als een geldig besluit kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en vernietigde de weigering van verweerder om tijdig te beslissen. Verweerder werd opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens werd een dwangsom van € 50 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank besloot ook dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 150 diende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/344
uitspraak ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 27 april 2010.
inzake
[Eiser], eiser,
wonende te [woonplaats],
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar, verweerder.
1. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, het beroep kennelijk ongegrond is, of het beroep kennelijk gegrond is.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:2, aanhef en sub b, van de Awb wordt voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijk gesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaalt dat een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Awb dient, indien een bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats te vinden.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat, voorzover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestuursorgaan het bestreden besluit moet herroepen en voorzover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit moet nemen.
Bij brief van 31 augustus 2009 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen verweerders besluit van 13 augustus 2009, waarbij zijn verzoek om een individuele reïntegratieovereenkomst is afgewezen.
Bij brief van 30 november 2009 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld, als bedoeld in artikel 6:12 van de Awb.
Bij brief van 23 januari 2010 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen door verweerder van een besluit op het bezwaar.
De rechtbank overweegt als volgt.
Niet in geschil is dat verweerder ten tijde van het instellen van beroep in gebreke was tijdig een besluit op het bezwaar te nemen.
Bij beslissing van 16 februari 2010 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en aan eiser medegedeeld dat hij graag met eiser in overleg gaat over de opzet van een individuele reïntegratieovereenkomst.
Volgens vaste jurisprudentie is een beslissing tot enkele gegrondverklaring van een bezwaar, zonder dat het primaire besluit wordt herroepen of daarvoor een nieuw besluit in de plaats wordt gesteld, in strijd met bepaalde in artikel 7:11 van de Awb genomen en kan zo’n beslissing niet als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb worden aangemerkt.
Niet is gebleken dat verweerder het besluit van 13 augustus 2009 heeft herroepen en/of daarvoor een nieuw nader besluit in de plaats heeft gesteld. Ook de verwijzing naar het advies van de bezwaarcommissie geeft daartoe geen grond, omdat daaruit ook niet kan worden opgemaakt dat een nader besluit is genomen en hoe dat luidt.
Gelet op het bovenstaande staat vast dat verweerder niet binnen de in artikel 7:10 (oud) van de Awb opgenomen termijn een besluit heeft genomen op het door eiser ingediende bezwaarschrift en dat verweerder nog altijd in gebreke is tijdig een besluit op het bezwaar te nemen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in strijd met dit artikel heeft gehandeld, zodat de met een besluit gelijk te stellen weigering om tijdig te beslissen dient te worden vernietigd.
Het beroep is om die reden kennelijk gegrond.
Verweerder dient binnen de hieronder bepaalde termijn alsnog een besluit op het bezwaar te nemen en, nu hij blijkens de beslissing van 16 februari 2010 van oordeel is dat het besluit van 13 augustus 2009 geen stand houdt, het besluit van 13 augustus 2009 te herroepen en een nieuw besluit op het verzoek te nemen.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb zal de rechtbank verweerder opdragen binnen een termijn van vier weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar te nemen. Daarbij neemt zij in aanmerking dat kennelijk overleg met eiser noodzakelijk is om een nieuw besluit op het verzoek van eiser te nemen.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 50 verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Nu niet gebleken is van door eisers gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 8:54, eerste lid, aanhef en sub d, en 8:74 van de Awb wordt als volgt beslist.
2. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het met een besluit gelijkgesteld niet tijdig beslissen op het bezwaar van eiser tegen verweerders besluit van 13 augustus 2009;
bepaalt dat verweerder binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak alsnog een beslissing neemt op het door eisers gemaakte bezwaar;
bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 50 verbeurt voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500;
bepaalt voorts dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van € 150 vergoedt.
Aldus gegeven door mr. J.J.W.P. van Gastel, rechter, in tegenwoordigheid van R. van Diest, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2010.
Ingevolge artikel 8:55, eerste lid, van de Awb kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na de dag van verzending hiervan verzet doen bij de Rechtbank, sector bestuursrecht, postbus 9030, 6800 EM Arnhem
Verzonden op: 27 april 2010.