ECLI:NL:RBARN:2010:BP1809
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitleg en geldigheid van een boetebeding in een inleenovereenkomst tussen een zorgverlener en een opdrachtgever
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, ging het om een geschil tussen een zorgverlener, aangeduid als [eiseres], en een opdrachtgever, aangeduid als [gedaagde]. De procedure volgde op een inleenovereenkomst die op 3 juli 2009 was gesloten, waarbij [eiseres] zorgverleners ter beschikking stelde aan [gedaagde]. Het geschil ontstond toen [eiseres] aanspraak maakte op een contractuele boete van € 18.500, omdat [gedaagde] buiten haar om een zorgverlener had ingeschakeld, wat volgens haar een overtreding van het boetebeding inhield. [gedaagde] betwistte echter de geldigheid van het boetebeding, stellende dat het niet van toepassing was omdat het ging om een proefplaatsing en dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van het beding.
De rechtbank oordeelde dat de tekst van het boetebeding onduidelijk en onbegrijpelijk was. De rechtbank stelde vast dat de bepalingen in het boetebeding niet duidelijk maakten dat [gedaagde] een boete verschuldigd was voor het inschakelen van de zorgverlener zonder toestemming van [eiseres]. Bovendien werd opgemerkt dat [gedaagde] als particulier handelde en niet als ondernemer, wat zijn interpretatie van het beding beïnvloedde. De rechtbank concludeerde dat [eiseres] niet had aangetoond dat het boetebeding op de door haar voorgestane wijze moest worden uitgelegd.
Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten. In reconventie werd de vordering van [gedaagde] tot betaling van € 935,00 toegewezen, aangezien [eiseres] deze had erkend. De rechtbank benadrukte dat de kosten aan de zijde van [gedaagde] werden begroot op € 1.309,00, die door [eiseres] aan de griffier moesten worden betaald. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.J. Dammingh op 29 december 2010.