zaaknummer / rolnummer: 206107 / KG ZA 10-642
Vonnis in kort geding van 19 november 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WHR INSTALLATIE-ADVISEURS BREDA B.V.,
gevestigd te Breda,
eiseres,
advocaat mr. J.S.O. den Houting te Amsterdam,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE OVERBETUWE,
zetelend te Elst,
gedaagde,
advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam.
waarin heeft gevorderd primair als tussenkomende, subsidiair als voegende partij toegelaten te worden
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DWA INSTALLATIE- EN ENERGIEADVIES B.V.,
gevestigd te Bodegraven,
advocaat mr. P.B.J. van den Oord te Alphen aan den Rijn.
Partijen zullen hierna WHR, de Gemeente en DWA genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot tussenkomst, althans tot voeging
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota’s van WHR
- de pleitnota van de Gemeente
- de pleitnota van DWA.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Gemeente heeft in augustus 2007 het ‘Inkoop- en aanbestedingsbesluit gemeente Overbetuwe 2007’ vastgesteld. Dat besluit is openbaar gemaakt en per 1 januari 2007 van kracht. In artikel 2 daarvan staat vermeld:
“Doelstellingen van het gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid zijn:
1. het naleven van de relevante (Europese) wet- en regelgeving;
2. het realiseren van een doelmatig aanbestedingsbeleid;
3. het afleggen van verantwoording over de besteding van publieke gelden;
4. het streven naar openbaarheid opdat bedrijven gelijke kansen en gelijke behandeling krijgen in het proces van aanbestedingen;
5. het optimaliseren van kostenbeheersing en kwaliteit in casu het stimuleren van opdrachtnemers tot het aanbieden van de economisch voordeligste aanbieding;
6. het waarborgen van de integriteit van het aanbestedingsproces zowel op bestuurlijk als op
ambtelijk niveau.”
2.2. Op 29 april 2010, gerectificeerd op 20 mei 2010, heeft de Gemeente op de aanbestedingskalender (www.aanbestedingskalender.nl) de ‘Openbare aanbesteding adviseursselectie (constructeur en installatie adviseur) voor de Nieuwbouw van het Huis der Gemeente Overbetuwe te Elst’ aangekondigd, met als gunningscriterium de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI).
2.3. De aangekondigde aanbestedingsprocedure ziet op twee door de Gemeente gevraagde diensten`en bestaat uit twee percelen, te weten perceel 1 (installatieadviseur) en perceel 2 (constructeur).
2.4. In de Selectieleidraad adviseursselectie bij deze aanbesteding, staat ten aanzien van de gevraagde diensten onder meer:
‘Perceel 1 (installatieadviseur)
De dienst die wordt gevraagd van de installatieadviseur is het in fasen vervaardigen van het werktuigbouwkundig- en elektrotechnisch ontwerp en bijbehorende berekeningen voor de nieuwbouw van het Huis der Gemeente Overbetuwe te Elst, inclusief de uitwerking daarvan in besteks-/aanbestedingsdocumenten. De rol van de E/W adviseur start in de voorlopige ontwerpfase op basis van het installatietechnisch programma van eisen en het beschikbaar budget. Energiezuinige concepten, als duurzame energie, W/K opslag in de bodem, groendakconstructies e.d. zullen in economisch en uitvoeringstechnisch licht worden geplaatst door de installatie adviseur. Van de E/W adviseur wordt verwacht tijdens het gehele traject binnen het installatiebudget te blijven, maar ook binnen de duurzaamheideis van Greencalcindex 250. Hiervoor worden naast de stichtingskosten ook de exploitatiekosten van de verschillende installatieconcepten verlangt. De berekeningen en coördinatie van de Greencalc score ligt bij de architect. Consequenties voorkomend uit door specialisten gekozen akoestische, bouwfysische maatregelen dienen ook de door de E/W adviseur in zijn ontwerp en budgetraming te worden meegenomen. Tijdens de realisatiefase zal de installatieadviseur de werktekeningen van de installateurs controleren en het toezicht op de installaties verzorgen.’
2.5. Verder vermeldt de selectieleidraad dat het een nationale niet-openbare aanbesteding betreft die uit twee fasen bestaat, de ‘pre-selectiefase’ en de ‘gunningfase’.
In de selectieleidraad worden voor wat betreft perceel 1 (installatieadviseur) als selectiecriteria genoemd, met per criterium de maximaal daarvoor te behalen score en het wegingspercentage, i) Relevante bureauervaring, ii) Visie op het proces en iii) Relevante ervaring projectleider.
2.6. Zowel WHR als DWA hebben ingeschreven op perceel 1 (installatieadviseur) en zijn vervolgens met nog drie inschrijvers geselecteerd voor de tweede fase van de aanbesteding, te weten de gunningfase.
2.7. In de toepasselijke gunningleidraad staat dat de vijf geselecteerde installatie adviesbureaus (en vijf constructeurs) worden uitgenodigd voor het uitbrengen van een prijsaanbieding en het houden van een presentatie. Voorts staat in de gunningleidraad vermeld:
‘3.1 PRIJSAANBIEDING
(…)
De inschrijvingen worden als volgt beoordeeld:
Prijs
Laagste inschrijving : 10 punten
Inschrijvingen + 0,01% t/m + 5% : 9 punten
Inschrijvingen + 5,01% t/m + 10% : 8 punten
Inschrijvingen + 10,01% t/m + 15% : 7 punten
Inschrijvingen + 15,01% t/m + 20% : 6 punten
Inschrijvingen + 21,01% t/m + 25% : 5 punten
Inschrijvingen + 26,01% t/m +30% : 4 punten
Inschrijvingen + 31,01% t/m +35% : 3 punten
Inschrijvingen + 36,01% t/m +40% : 2 punten
Inschrijvingen + 41,01% t/m overige : 1 punt
De inschrijfprijs weegt voor 70% mee in de totaalbeoordeling.
3.2 PRESENTATIE
Algemeen
Tijdens de presentatie dienen de navolgende onderwerpen aan bod te komen:
- Voorstellen projectleider
- Korte bureaupresentatie (bureauvisie en relevante ervaring met gelijksoortige gebouwen en
dubo) (duurzaam bouwen, vzr)
- Korte toelichting op werkwijze/aanpak van het bureau voor dit project
- Eerste reactie op massastudie atelier PRO met betrekking tot de installaties/dubo voor
perceel 1 (…)
De presentatie dient te worden gehouden door de voorgestelde projectleider/projectadviseur (…)
Beoordeling
De presentaties worden ten opzichte van elkaar beoordeeld en in een rangorde geplaatst.
De beste presentatie scoort 10 punten, de 2de 8 punten, de 3de 6 punten, de 4de 4 punten en de 5de 2 punten.
De presentatie telt voor 30% mee in de totaalbeoordeling.’
Verder vermeldt de gunningsleidraad dat de presentaties beoordeeld worden door een beoordelingscommissie en welke drie mensen daarin zitting hebben. Tenminste één lid van deze commissie is niet werkzaam bij de Gemeente. Ook bevat de gunningleidraad een bezwaartermijn van 15 dagen, waarbinnen kan worden opgekomen tegen het dan genomen gunningsbesluit van de Gemeente, in welk besluit haar gunningsvoornemen zal staan.
2.8. Bij de nota van inlichtingen van 16 juni 2010 heeft de Gemeente een aantal wijzigingen in de gunningsleidraad kenbaar gemaakt. Zo is aan het presentatieonderwerp
‘Korte toelichting op werkwijze/aanpak van het bureau voor dit project’ toegevoegd ‘(nadere toelichting op offerte, aanpak en werkzaamheden)’. Voorts zijn de wegingpercentages gewijzigd, in die zin dat de inschrijfprijs voor 40% zal meewegen in de totaalbeoordeling en de presentatie voor 60%.
2.9. Onder meer WHR en DWA hebben vervolgens een prijsaanbod gedaan en
een presentatie gehouden. Naar aanleiding daarvan heeft de Gemeente bij brief
gedateerd 9 september 2010, verzonden op 15 september 2010, aan WHR bericht dat
zij 9 punten heeft gescoord op het onderdeel ‘prijs’ en 8 punten voor ‘presentatie’. In de brief staan ook de punten vermeld die de overige inschrijvers op deze onderdelen hebben behaald. Tevens is de daardoor ontstane rangorde van de inschrijvers in de brief opgenomen. Daarin neemt DWA de eerste plaats in en WHR de tweede plaats.
2.10. Bij brief van 24 september 2010 heeft WHR de Gemeente geschreven dat in de voornoemde brief van 9 september 2010, verzonden op 15 september 2010, een verdere onderbouwing ontbreekt van de beoordeling van de presentaties van de inschrijvers. In dat verband verzoekt WHR om de onderbouwing van de beoordelingscommissie, te weten hoe de presentatie is beoordeeld per onderdeel en welke criteria hierbij zijn gehanteerd, bijvoorbeeld door toezending van de beoordelingsformulieren of de notulen van de vergadering waarin de commissie de presentaties heeft beoordeeld.
2.11. In antwoord daarop heeft de Gemeente bij brief van 27 september 2010 aan WHR geschreven:
‘In de selectieleidraad en gunningleidraad van deze selectiefase is vastgelegd op welke onderdelen de presentatie wordt beoordeeld, te weten:
- de projectleider
- bureaupresentatie
- werkwijze/aanpak van het bureau voor dit project
- reactie op massastudie Atelier PRO met betrekking tot installaties/dubo
De prestaties van alle inschrijvers zijn ten opzichte van elkaar beoordeeld, zoals dit ook in de gunningleidraad is bepaald. De presentatie weegt, zoals vastgesteld in de nota van inlichtingen d.d. 16 juni 2010, en dus bij u bekend, voor 60% mee in de totaalscore (inschrijfprijs 40%).
DWA scoorde het beste op de presentatie. Ten opzichte van DWA heeft uw presentatie op het onderdeel “visie/reactie massastudie Atelier PRO met betrekking tot dubo” lager gescoord. In uw presentatie komt de dubo ambitie “Greencalc 250” en mogelijke oplossingsrichtingen binnen de massastudie van Ateliers PRO minder aan bod.
Hierdoor bent u op de 2de plaats geëindigd en heeft u 8 punten ontvangen voor uw presentatie.’
2.12. In afwachting van de uitkomst van dit kort geding heeft de Gemeente nog geen uitvoering gegeven aan haar voornemen om perceel 1 (installatieadviseur) als opdracht te gunnen aan DWA.
3.1. WHR vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van de Gemeente in proceskosten,
de Gemeente te gebieden de aanbesteding ‘Openbare aanbesteding Adviseursselectie (constructeur en installatie adviseur) voor de Nieuwbouw van het Huis der Gemeente Overbetuwe te Elst’, zoals gepubliceerd op 29 april 2010 en gerectificeerd op 20 mei 2010, ter zake van de selectie van een installatieadviseur, te staken en gestaakt te houden en de Gemeente, voor zover zij de opdracht nog wenst te gunnen, te gebieden over te gaan tot gedeeltelijke heraanbesteding met inachtneming van de overwegingen dienaangaande in dit vonnis, althans die maatregelen te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht.
3.2. WHR legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de aanbesteding onrechtmatig is verlopen. Zij stelt daartoe dat de Gemeente in de gunningsfase in strijd met haar eigen inkoop- en aanbestedingsbeleid heeft gehandeld en daarmee in strijd met de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht. WHR voert daarvoor aan, ten eerste dat de Gemeente de presentatie als zelfstandig gunningscriterium heeft gehanteerd, ten tweede dat de Gemeente niet kenbaar heeft gemaakt aan de hand van welke beoordelingssystematiek de presentaties van de inschrijvers beoordeeld zouden worden en ten derde dat de Gemeente tekort is geschoten in haar verplichting om de gunningsbeslissing te motiveren.
Als spoedeisend belang bij haar vorderingen doet WHR een beroep op de – zij het gebruikelijke maar – korte bezwaartermijn die de Gemeente heeft opengesteld tegen haar gunningvoornemen.
3.3. De Gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.4. DWA vordert – kort weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van WHR en/of de Gemeente in de proceskosten,
Primair toelating als tussenkomende partij en daarbij WHR niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans die vorderingen af te wijzen, en om de Gemeente te verbieden de adviseurswerkzaamheden, als onderdeel van de onderhavige aanbesteding, te gunnen aan een ander dan DWA,
Subsidiair toelating als voegende partij aan de zijde van de Gemeente en daarbij WHR
niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze vorderingen af te wijzen.
3.5. DWA stelt daartoe dat WHR geen rechten kan ontlenen aan het inkoop- en aanbestedingsbeleid van de Gemeente en voor zover zij dat wel kan, dat uit dat beleid van de Gemeente niet voortvloeit dat de algemene aanbestedingsbeginselen van toepassing zijn op de onderhavige aanbesteding. Daarbij stelt DWA dat de aanbestedingsprocedure, met inbegrip van de gunningfase, objectief en transparant is verlopen. Verder voert zij aan dat WHR niet tijdig, dat wil zeggen vóór het indienen van de inschrijvingen, heeft geklaagd tegenover de Gemeente over de thans door haar gestelde gebreken in de aanbestedings-procedure. De advieswerkzaamheden dienen dan ook aan haar gegund te worden, aldus DWA, nu zij de winnaar is van dat onderdeel (perceel1) van de aanbestedingsprocedure.
4. De beoordeling
Het incident tot tussenkomst dan wel voeging
4.1. WHR en de Gemeente hebben geen verweer gevoerd tegen tussenkomst door DWA. Om die reden en omdat DWA een rechtstreeks en in rechte te erkennen belang heeft om als tussenkomende partij in het geding te komen nu zij de inschrijver is aan wie de Gemeente voornemens is de onderhavige opdracht (perceel 1) te gunnen, zal zij als tussenkomende partij worden toegelaten.
4.2. Om het hierna volgende zal DWA in de kosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten – in het incident – zullen daarbij aan de zijde van WHR en de Gemeente worden begroot op nihil.
4.3. Het spoedeisend belang van WHR volgt genoegzaam uit haar stellingen.
4.4. Partijen zijn het erover eens dat de onderhavige aanbesteding van adviseurswerkzaamheden een niet-Europese aanbesteding is waarop Bao noch Bass van toepassing is omdat de geraamde waarde van de opdracht beneden de daarvoor geldende drempelwaarden blijft. Nu de gemeente, hoewel daartoe niet verplicht, besloten heeft de werkzaamheden aan te besteden, diende zij zich daarbij te gedragen overeenkomstig de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de in de precontractuele fase geldende maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Daaruit volgt dat de gemeente gehouden was de potentiële aanbieders gelijk te behandelen. Zie: HR 4 april 2003 NJ 2004, 35. Tot de door de gemeente in acht te nemen beginselen behoort ook die van transparantie in de zin die daaraan in Europeesrechtelijke jurisprudentie is gegeven, waarbij opmerking verdient dat zulke transparantie in wezen een uitvloeisel is van het beginsel dat potentiële inschrijvers gelijk moeten worden behandeld. Hieruit volgt dat de aanbestedingsprocedure ook in een geval als dit een beoordelingssystematiek dient te bevatten die er voor zorgt dat iedere inschrijver een gelijke kans op gunning maakt. De vraag is dus of de onderhavige aanbestedingsprocedure hieraan voldoet. Gelet daarop is in dit kort geding niet relevant wat uit het aanbestedingsbesluit, zoals de Gemeente dat heeft vastgesteld in augustus 2007, kan worden opgemaakt en ook niet of WHR zich op dat besluit kan beroepen.
4.5. In het kader van het vorenstaande wordt overwogen dat een door inschrijvers te houden presentatie, niet geschikt is als zelfstandig gunningscriterium. Voor de inschrijvers is dan immers niet duidelijk waarop zij precies beoordeeld zullen worden, aan de hand van welk criterium en welke beoordelingssystematiek en het maakt vrijwel onmogelijk achteraf vast te stellen of beoordeling zonder willekeur of favoritisme heeft plaatsgevonden.
4.6. Een presentatie mag wel worden gebruikt om de aanbieding nader toegelicht te krijgen en daarmee de objectieve en correcte beoordeling van de aanbiedingen te faciliteren, maar die situatie doet zich hier niet voor. De gunningsleidraad en de nota van inlichtingen bevatten geen duidelijke, precieze en ondubbelzinnige criteria aan de hand waarvan een objectief meetbare beoordeling van de offertes – in het kader van de presentaties – zou plaatsvinden. Immers in de gunningsleidraad en de nota van inlichtingen staat in dat verband slechts vermeld welke onderwerpen tijdens de presentatie aan orde dienen te komen en voorts dat de beste presentatie 10 punten zal scoren, de 2de 8 punten en zo verder. Er vindt dus alleen een onderlinge relatieve weging van de presentaties plaats zonder dat duidelijk is hoe de weging tot stand komt. Dat bergt het gevaar van subjectiviteit in zich. Dat kan niet worden weggenomen door er voor te kiezen, zoals de Gemeente heeft gedaan, om een team van beoordelaars – de beoordelingscommissie – te benoemen. De instelling van de commissie neemt immers niet weg dat de inschrijvers nog steeds niet weten hoe de presentaties op objectief meetbare wijze ten opzichte van elkaar worden beoordeeld.
4.7. Als uitvloeisel van de in acht te nemen objectiviteit en transparantie om gelijke kansen te creëren voor de inschrijvers, rust op de Gemeente voorts een motiveringsplicht, teneinde afgewezen inschrijvers in staat te stellen de naleving van de toepasselijke regels te kunnen verifiëren en zo nodig in rechte te kunnen afdwingen. De Gemeente is ook hierin tekortgeschoten. Zij heeft bij brief van 27 september 2010 vermeld op welke onderdelen de presentatie is beoordeeld, evenwel zonder aan te geven hoe de beoordeling is geschied. Opvallend daarbij is dat de genoemde onderwerpen in de brief wat betreft hun bewoordingen niet geheel overeenstemmen met de onderwerpen in de gunningleidraad, in samenhang met de nota van inlichtingen en voorts dat er in de brief een beoordelingsaspect genoemd wordt dat in de gunningleidraad en de nota van inlichtingen in het geheel niet voorkomt, te weten de duurzaamheideis ‘Greencalc 250’. Het behalen van deze norm, die wel genoemd staat in de selectieleidraad, heeft kennelijk behalve in de selectiefase ook meegewogen in de gunningfase, terwijl die – zoals overwogen – niet genoemd wordt in de gunningleidraad of de nota van inlichtingen.
4.8. Uit al het vorenstaande volgt dan ook dat de onderhavige aanbestedingsprocedure niet in overeenstemming is met fundamentele aanbestedingsrechtelijke beginselen.
4.9. De vervolgvraag is of WHR dat in dit kort geding ten grondslag kan leggen aan haar vorderingen, nu de Gemeente en ook DWA aanvoeren dat WHR niet tijdig heeft geklaagd. De Gemeente doet in dat verband een beroep op (analoge) toepassing van het Grossmann-arrest (HvJ EG, 12 februari 2004), in die zin dat zij de bezwaren tegen de wijze waarop de Gemeente de opdracht heeft aanbesteed, had moeten uiten vóór haar inschrijving.
4.10. Nu het hier een nationale aanbesteding betreft en geen Europese, kan slechts dan een beroep op jurisprudentie van het Hof van Justitie worden gedaan indien de jurisprudentie aanknopingspunten heeft met de nationale rechtsorde. Als nationale rechtsbronnen kan in dit geval in beginsel gedacht kunnen worden aan rechtsverwerking en aan de beperkende en aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid in de precontractuele verhouding van de Gemeente en WHR.
4.11. In dat verband overweegt de voorzieningenrechter dat enkel tijdsverloop geen toereikende grond oplevert voor het aannemen van rechtsverwerking. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend maakt. Dergelijke omstandigheden zijn niet gesteld.
4.12. Ook de aanvullende of beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in de precontractuele verhouding die de Gemeente en WHR in de aanbestedingsprocedure hebben gehad, baat de Gemeente hier niet. Uit de maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan onder omstandigheden voortvloeien dat een inschrijver onvolkomenheden in de aanbestedingsprocedure bij de aanbestedende dienst voor sluiting van de inschrijving aan de orde dient te stellen. Dat moet echter beoordeeld worden aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Niet kan worden aangenomen dat het WHR voldoende duidelijk was dat de onderhavige presentatie aanbestedingsrechtelijk niet door de beugel kon. Namens haar is verklaard dat zij wel begreep wat er van haar in de presentatie werd verwacht en dat zij er het beste van hoopte. Van haar kon niet worden verwacht dat zij iets dat zij niet doorzag aan de orde zou stellen. Het lag veeleer op de weg van de Gemeente als aanbestedende dienst te begrijpen, zonodig na het inwinnen van advies, dat in het kader van de economisch meest voordelige aanbieding, een enkele presentatie, naast de prijs, in de gegeven omstandigheden niet aan fundamentele beginselen van aanbestedingsrecht voldeed. Door toch op deze wijze aan te besteden heeft zij zelf het risico over zich afgeroepen dat pas na de uitslag duidelijk zou worden en aan de orde zou worden gesteld dat deze wijze van aanbesteding onjuist was. De overige in dit kort geding geconstateerde fouten of onduidelijkheden in de aanbesteding houden verband met de motivering van de afwijzing van WHR. Daarover kon WHR sowieso pas klagen nadat het haar bekend was dat zij niet op de eerste plaats was terechtgekomen. Alles afwegende kan niet worden gezegd dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat WHR er zich in dit kort geding niet tegen mag verzetten dat de gunning op basis van deze wijze van aanbesteding plaatsvindt.
4.13. De slotsom is dan ook dat de vordering van WHR zal worden toegewezen, evenwel op wijze als hierna vermeld. Dat gedeeltelijke heraanbesteding niet mogelijk is, zoals DWA stelt, valt hier niet in te zien. De Gemeente heeft immers twee afzonderlijke opdrachten aanbesteed – perceel 1 en perceel 2 – en dit kort geding heeft slechts betrekking op één van de opdrachten (perceel 1). Nu het aan de Gemeente zelf is om, ingeval zij de opdracht nog wenst te gunnen, een nieuwe aanbestedingsprocedure in te richten en de vordering toegewezen zal worden zoals hierna vermeld, wordt DWA ook niet gevolgd in haar stelling dat de vordering te vaag is om toegewezen te kunnen worden.
4.14. Het vorenstaande leidt er tevens toe dat de vordering die DWA als tussengekomen partij tegen de Gemeente heeft ingesteld, afgewezen zal worden.
4.15. De Gemeente zal als de jegens WHR in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van WHR worden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- vast recht 560,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.449,89
4.16. DWA zal als de jegens de Gemeente in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in kosten van gemeente. Die kosten zullen worden begroot op € 408,00 (1/2 van het toepasselijke tarief salaris advocaat) nu de Gemeente in dit kort geding reeds als gedaagde partij van WHR is verschenen en dus niet apart kosten heeft hoeven maken voor haar inhoudelijke verweer tegen de door DWA als tussenkomende partij jegens de Gemeente ingestelde vordering.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. laat DWA toe als tussenkomende partij in het kort geding van WHR tegen de Gemeente,
5.2. veroordeelt DWA in de kosten van het incident, aan de zijde van WHR en de Gemeente begroot op nihil,
5.3. gebiedt de Gemeente de aanbesteding “Openbare aanbesteding Adviseursselectie ”
(constructeur en installatie adviseur) voor de Nieuwbouw van het Huis der Gemeente Overbetuwe te Elst”, zoals gepubliceerd op 29 april 2010 en gerectificeerd op 20 mei 2010, ter zake de selectie van een installatieadviseur, te staken en gestaakt te houden en om, voor zover zij de opdracht nog wenst te gunnen, over te gaan tot heraanbesteding van het gedeelte van de genoemde aanbestedingsprocedure dat ziet op de perceel 1 (installatieadviseur),
5.4. veroordeelt de Gemeente in de proceskosten, aan de zijde van WHR begroot op € 1.449,89,
5.5. veroordeelt DWA in de proceskosten van de Gemeente, begroot op
€ 408,00,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 19 november 2010.