ECLI:NL:RBARN:2010:BO3786

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
202554
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen grootmoeder en minderjarige na overlijden van de vader

In deze zaak verzoekt de grootmoeder de rechtbank om een omgangsregeling met haar kleinzoon, de minderjarige, vast te stellen. De grootmoeder is ontvankelijk in haar verzoek, omdat er voldoende feiten en omstandigheden zijn die wijzen op een nauwe persoonlijke betrekking tussen haar en de minderjarige, ondanks de jonge leeftijd van het kind. De rechtbank overweegt dat de grootmoeder tijdens de eerste maanden van het leven van de minderjarige regelmatig contact heeft gehad en zorgtaken heeft verricht, zoals het geven van de fles en het verschonen van de luier. De moeder van de minderjarige betwist echter de nauwe persoonlijke betrekking en stelt dat zij de meeste zorg voor het kind op zich heeft genomen.

De rechtbank constateert dat er spanningen zijn tussen de moeder en de grootmoeder, vooral over de oorzaak van het overlijden van de vader van de minderjarige. De moeder vreest dat omgang met de grootmoeder de minderjarige zal belasten met deze spanningen. Desondanks oordeelt de rechtbank dat deze spanningen geen reden zijn om het recht op omgang te ontzeggen. De grootmoeder heeft verklaard dat zij niet met de minderjarige over de doodsoorzaak van de vader zal spreken, wat de rechtbank in overweging neemt.

Uiteindelijk besluit de rechtbank dat het in het belang van de minderjarige is om een omgangsregeling vast te stellen, zodat hij de grootmoeder kan leren kennen en in contact kan komen met zijn Marokkaanse cultuur. De rechtbank stelt de omgangsregeling vast, waarbij de grootmoeder de minderjarige elke veertien dagen op zaterdag of zondag kan zien, in onderling overleg met de moeder. De beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat het contact tussen de grootmoeder en de minderjarige snel kan plaatsvinden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Sector Familie en Jeugd
Zaakgegevens: [nummer]
Datum uitspraak: 11 oktober 2010
beschikking omgangsregeling
in de zaak van
[de grootmoeder] (nader te noemen: de grootmoeder),
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. G. Altena te Arnhem,
tegen
[de moeder] (nader te noemen: de moeder),
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. H.C.D. Bos te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Gezien de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 juli 2010;
- een brief, met bijlagen, van 22 juli 2010 van mr. G. Altena;
- een brief van 12 augustus 2010 van mr. G. Altena.
Gehoord ter zitting van 13 september 2010:
- verzoekster, bijgestaan door mr. G. Altena en gehoord met behulp van A. EL Manouzi, tolk Arabisch;
- de moeder, bijgestaan door mr. H.C.D. Bos;
- mevrouw K. Weersink, als zittingsvertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Den Bosch.
De feiten
Staande het huwelijk van de moeder en [de vader] (nader te noemen: de vader) is geboren de minderjarige:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Het huwelijk van de ouders is vanwege het overlijden van de vader op [datum] van rechtswege geëindigd.
De moeder is alleen belast met het gezag over de minderjarige.
Verzoekster is de grootmoeder vaderszijde van de minderjarige.
Het verzoek
De grootmoeder verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen en vast te stellen dat zij omgang heeft met de minderjarige iedere week op zaterdag
of zondag en dit ter keuze van de moeder van 11.00 uur tot 17.00 uur.
Het verweer
De moeder verzoekt primair het verzoek van de grootmoeder af te wijzen. Subsidiair verzoekt de moeder in het geval het verzoek wordt toegewezen, het verzoek met betrekking tot de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de te wijzen beschikking af te wijzen.
De beoordeling
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt voorop dat de minderjarige op grond van artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) recht heeft op omgang met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Ter toetsing van de ontvankelijkheid van de grootmoeder in haar verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling met de minderjarige ligt de vraag voor of de grootmoeder in een nauwe persoonlijke betrekking tot de minderjarige staat. Op grond van vaste jurisprudentie betekent dit dat de grootmoeder naast het zijn van grootmoeder, bijkomende omstandigheden moet stellen waaruit voortvloeit dat er tussen haar en de minderjarige een nauwe persoonlijke betrekking bestaat of een band die kan worden aangemerkt als family life in de zin van artikel 8 van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
De grootmoeder heeft gesteld dat, gelet op de jonge leeftijd van de minderjarige, het begrip verzorging en opvoeding in verband met family life beperkt moet worden uitgelegd. Met een kind van vier maanden oud kunnen, anders dan bij oudere kinderen, weinig activiteiten worden ondernomen. De grootmoeder stelt dat tussen haar en de minderjarige een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Zij voert hiertoe aan dat zij na de bevalling de gehele dag in het ziekenhuis en ook bij het geboortefeest van de minderjarige aanwezig is geweest. De moeder kwam gemiddeld driemaal per week met de minderjarige bij de grootmoeder. De grootmoeder zorgde dan voor de minderjarige en gaf hem de fles. Ook bezocht de vader met de minderjarige de grootmoeder en kwam de grootmoeder bij de minderjarige thuis op bezoek. De grootmoeder heeft tijdens deze bezoeken zorgtaken verricht zoals het verschonen van de luier van de minderjarige en het geven van de fles. Tijdens de herdenkingsdienst van de vader heeft de grootmoeder op de minderjarige gepast.
De moeder heeft ter zitting weliswaar erkend dat er verschillende malen per maand contact is geweest tussen de grootmoeder en de minderjarige, maar betwist dat hierdoor sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen hen. Anders dan de grootmoeder heeft gesteld, heeft er op een minder frequente basis contact tussen de minderjarige en de grootmoeder plaatsgevonden. Tijdens deze contacten was de moeder altijd aanwezig en nam zij het grootste gedeelte van de zorg voor de minderjarige op zich. Tijdens de herdenkingsdienst heeft de grootmoeder samen met een tante op de minderjarige gepast. De grootmoeder heeft de minderjarige weliswaar vastgehouden, aandacht en flesjes gegeven, maar heeft hem nooit verschoond.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting staat vast dat de grootmoeder verschillende malen contact met de minderjarige heeft gehad. De grootmoeder heeft naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat zij tijdens deze contacten ook zorgtaken op zich heeft genomen, zoals het geven van de fles. De moeder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de grootmoeder hiertoe wegens lichamelijke problemen niet in staat zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat - wat er ook zij van de frequentie van de contacten zoals door partijen is gesteld - in deze zaak thans gelet op de jonge leeftijd van de minderjarige voldoende feiten en omstandigheden zijn komen vast te staan op grond waarvan een nauwe persoonlijke betrekking in de zin van artikel 1:377a lid 1 BW tussen de grootmoeder en de minderjarige kan worden aangenomen. De grootmoeder is derhalve ontvankelijk in haar verzoek.
Omgangsregeling
De rechter stelt op verzoek van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat er vanwege een verschil van mening over de oorzaak van het overlijden van de vader spanningen tussen de moeder en de familie van de vader, waaronder de grootmoeder, zijn ontstaan. De moeder vreest dat de minderjarigen met deze spanning zal worden belast indien omgang met de grootmoeder zal plaatsvinden. Daarnaast wil de moeder voorkomen dat de grootmoeder haar visie op het overlijden van de vader aan de minderjarige kenbaar maakt. De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij kan instemmen met omgang tussen de grootmoeder en de minderjarige indien de omgang bij de moeder thuis zal plaatsvinden.
Anders dan de moeder stelt, ziet de rechtbank in de spanningen tussen partijen geen grond voor het ontzeggen van het recht op omgang van de grootmoeder met de minderjarige. Bovendien heeft de grootmoeder ter zitting verklaard dat zij het niet met de minderjarige over de doodsoorzaak van de vader zal hebben. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarige dat een omgangsregeling met de grootmoeder wordt vastgesteld. Hierdoor wordt de minderjarige in staat gesteld de moeder van zijn overleden vader te leren kennen en weer met de Marokkaanse cultuur in aanraking te komen. De rechtbank acht de verzochte omgangsregeling echter niet in het belang van de minderjarige. Gelet op de jonge leeftijd van de minderjarige, het feit dat de minderjarige de grootmoeder niet meer zal herkennen en rekening houdende met de draagkracht van de moeder, zal de rechtbank de nader te noemen omgangsregeling tussen de grootmoeder en de minderjarige vaststellen.
Anders dan de moeder heeft verzocht zal de rechtbank de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarige dat binnen afzienbare tijd weer contact tussen de grootmoeder en de minderjarige zal plaatsvinden.
De beslissing
De rechtbank
1. stelt vast als omgangsregeling tussen de grootmoeder en de minderjarige:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
éénmaal per veertien dagen op zaterdag of zondag gedurende twee uren bij de moeder thuis in onderling overleg tussen partijen overeen te komen;
al dan niet in aanwezigheid van de moeder;
2. bepaalt dat de onder 1 genoemde beslissing uitvoerbaar is bij voorraad;
3. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.G. Peper, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. A.R. Moons als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2010.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.